Ik ga precies in het midden staan. Zoals een klein jochie droomt op de middenstip te staan in het stadion van z’n favoriete voetbalclub. Ik ben geen jongetje meer, maar voel wel iets van een jongensdroom. Een speciaal gevoel. Kippenvel. Ook zonder een menigte publiek. Ook zonder voorbijrazende renners.

Hier staan met publiek zit er niet in. Hier staan met renners is onmogelijk. Als het publiek komt kijken, is het koers. De weg is dan voor de renners. Hier staan kan dan niet. Ook om de simpele reden dat op de dag van de koers deze vluchtheuvel verdwenen is.

Ik kijk naar mijn voeten. Ik sta exact in het midden. Het paaltje voor me geeft een beperkt gevoel van veiligheid. Op ieder moment kunnen auto’s langskomen. Toch kijk ik door de camera en focus me op het nemen van de foto.

Waar een middenstip in een voetbalstadion het begin symboliseert, sta ik nu op het eindpunt. Slechts een aan twee kanten uitstekende verweerde eindstreep verhult dat hier Nederlands grootste wielerklassieker finisht.

Een speciale plek? Aan de ene kant een leeg grasveld, aan de andere kant een grasveld met één paard. Onverstoorbaar grazend. Indrukwekkend? Ja, toch. En tegelijkertijd ontnuchterend. Zo zonder publiek en renners. Met het grijze wolkendek zelfs een beetje triest. Komt het kippenvel wel door de impact van deze plek? Of komt het door de gure wind?

Het contrast. Tussen de dag van de race en iedere andere dag van het jaar. Ook het contrast tussen wielrennen en voetbal en zoveel andere sporten. Geen middenstip, geen stadion. Vrij toegankelijk. Ik kan hier staan, zomaar op de plek waar Mathieu van der Poel toverde.

Na de foto’s genomen te hebben, sta ik nog even in het midden. Ik tuur de weg af. Daar komen de renners vandaan. Vanaf de Cauberg of de Mathieu van der Poel Allee.

Nu komt er verkeer vandaan. In het voorbijflitsen brengt een auto me terug in de realiteit.

Ik stap de vluchtheuvel af en loop terug naar mijn geparkeerde auto. Pas nu zie ik de mensen even verderop. Ze zijn buiten bezig. Ze wonen hier.

Weer in de auto check ik of de foto’s gelukt zijn. Ik vergelijk de foto’s en de plek voor me. Doen de foto’s de werkelijkheid eer aan? Een streep in Vilt. Grotendeels verborgen onder een lelijk en praktische splitsing voor het verkeer.

In de auto is het warm. Ik doe mijn jas uit. Ik merk dat ik nog kippenvel heb.

Een doodnormale plek. En toch een speciale plek.

Dik van de Koolwijk