Mijn passie voor wielrennen begon bij Hinault. Natuurlijk fietste ik op mijn rode fietsje met omgekeerd stuur rondjes door de straat als Zoetemelk, Kuiper of Winnen, maar als zevenjarig jongetje zit je nog geen uren voor de tv te kijken naar de touretappes en dus waren zij voor mij namen die je vol bewondering uitsprak. Bovendien mocht ik van mijn moeder geen uren voor de tv hangen: ‘het is mooi weer, ga maar lekker buiten spelen,’ was haar dagelijkse opmerking terwijl ze mij en mijn broer vakkundig de straat op dirigeerde. Pas toen ik een jaartje of tien was ging ik dus voor het eerst echt ging zitten om de koers te kijken.
Zo zag ik Peter Winnen winnen op de Nederlandse berg, de opkomst van de Zonnekoning Fignon, de ruzie tussen hamburgerkoning Lemond en Hinault, Breukink, Rooks en Theunisse. Wielrennen was toen nog duidelijk, de toprenners uit het peloton zag je in bijna alle wedstrijden terug, helmen waren nog niet verplicht en een gesponsorde zonnebril werd alleen gedragen door Lemond. Hinault die soms ook een gouden RayBan zonnebril droeg deed dat, zoals het een Fransman betaamt, om de dames te imponeren. Een renner herkennen in het peloton was eenvoudig net als het verzinnen van een geschikte bijnaam.
Het was in een van deze eerste tours die ik volledig volgde, dat mijn bewondering voor Hinault begon. In het geblokte, Mondriaan La Vie Claire-shirt of misschien nog wel dat van Renault wenkte hij de ploegleiderswagen. De afdaling was net begonnen, de motorcamera filmt de kilometerteller die ruim 80km/u aangeeft. Uit de ploegleiderswagen krijgt Hinault een sleuteltje aangegeven en op de smalle weg langs de berg kijk ik met open mond toe hoe de meester zelf op topsnelheid de hoogte van zijn zadel verstelt.
Er bestaat geen twijfel meer, ‘das’ duidelijk een scheerkwast.
- Abandon - 02/07/2018
- Trainen met Steven Kruijswijk - 25/05/2016
- Boekrecensie: De 100 opmerkelijkste Nederlanders in 100x Tour - 17/07/2013