Waarom de vandaag (4 september) jarige Stephan Joho een echte pechvogel was
Bedenkers van bijnamen lopen door de bank genomen niet over van creativiteit of spitsvondigheid. Iemand met een bovengemiddelde lichaamslengte gaat al snel als ‘die lange’ door het leven en een persoon met een rossige haarkleur wordt vanaf de kleuterschool ‘rooie’ of ‘vuurtoren’ genoemd. In de sportwereld wordt vaak uit het dierenrijk geput om, gekoppeld aan een bepaald uiterlijk kenmerk of een karakteristieke eigenschap, een vergelijk te maken waarop een bijnaam gebaseerd wordt.
Het heeft er in de loop der jaren voor gezorgd dat menig peloton een heel arsenaal aan fauna kent, waar Artis of Diergaarde Blijdorp jaloers op is. Das (Bernard Hinault), olifant (Marco Pantani), buffel (Guido Bontempi), gorilla (André Greipel), leeuw (Johan Museeuw), haai (Vincenzo Nibali), beer (Fabian Cancellara), valk (Paolo Savoldelli), condor (Robert Gesink); noem een dier en er valt wel een renner te bedenken die er diens bijnaam aan te danken heeft. De lijst lijkt eindeloos.
In andere sporten zijn de vergelijkingen met het dierenrijk minder talrijk, al zijn ze er wel. Eenmalig voetbalinternational Willy Lippens werd, dankzij zijn wat waggelende manier van lopen in het veld, ‘de eend’ genoemd en de vroegere toptennisser René Lacoste, zevenvoudig Grand Slam-winnaar, werd de bijnaam ‘de krokodil’ toebedeeld. Naar verluidt omdat een van zijn coaches zijn pupil ooit eens wilde motiveren door hem bij een overwinning een krokodillenleren tas in het vooruitzicht te stellen – Lacoste verloor die pot – maar ook omdat een Amerikaanse journalist schreef dat de Fransman met de vasthoudendheid van een krokodil op de baan stond. Het zou Lacoste ertoe verleiden het kledingmerk, dat hij na zijn tennisloopbaan uit de grond stampte, een groene krokodil als logo mee te geven. Hij zou er wereldberoemd en stinkend rijk mee worden.
Terugblikkend op de carrière van Stephan Joho kan niet anders dan geconcludeerd worden dat de renner uit Bremgarten, in het Zwitserse kanton Aargau, ook het beste kan worden vergeleken met een dier. Een vogel, wel te verstaan. Voor zover bekend droeg Joho de bijnaam niet tijdens de zeven seizoenen dat hij deel uitmaakte van het mondiale peloton, maar de veelvuldig onfortuinlijke renner had – dat het niet heel creatief of spitsvondig is, hadden we al aangekondigd – met gemak en zonder enorm te overdrijven, heel goed de bijnaam ‘de pechvogel van Bremgarten’ kunnen dragen.
In aanloop naar de Olympische Spelen van 1984 in Los Angeles koestert Joho de heimelijke ambitie mee te kunnen strijden voor een medaille. Niet op de weg, nee, het domein van de dan nog maar 20-jarige Zwitserse krachtpatser is de baan. Een aangeboren combinatie van explosiviteit en duurvermogen maakt dat Joho op meerdere onderdelen een geduchte kandidaat is voor eremetaal. De puntenkoers en de vier kilometer achtervolging, zowel individueel als in teamverband, zijn de disciplines waarop hij een gooi naar goud mag doen.
De Olympische droom van de pechvogel wordt echter al in een vroegtijdig stadium in de kiem gesmoord. Joho is in Los Angeles nauwelijks vooruit te branden. Het lijkt of de urenlange vlucht om vanuit Europa de Atlantische Oceaan over te steken en aan de Amerikaanse ‘west coast’ te belanden alle kracht uit het gewoonlijk zo sterke lijf van de Zwitser heeft gezogen. In de puntenkoers komt Joho met de hakken over de sloot door de voorronde, maar in de finale kan hij het tempo van zijn 23 medefinalisten al snel niet volgen en stapt af. Op de individuele achtervolging komt de gedesillusioneerde Zwitser niet door de kwalificatie, waardoor de bondscoach besluit hem tot overmaat van ramp buiten de definitieve vierkoppige selectie voor de ploegenachtervolging te houden.
Het is een fikse aderlating voor Joho, maar ook voor zijn landgenoten. Die hadden gehoopt dat hun collega een niet geringe bijdrage zou kunnen leveren aan hun jacht op een Olympische plak. Zonder kopman komt de onthoofde ploeg niet verder dan een onbevredigende zevende plaats. Hevig teleurgesteld druipt de Zwitserse delegatie met de staart tussen de benen af en verlaat de Spelen via de achterdeur. Enkele dagen eerder was de oorzaak van Joho’s tegenvallende optreden vastgesteld. Een ontstoken kies bezorgde de renner niet alleen pijn en slapeloze nachten, maar zorgde ook dat zijn lijf de voor een topprestatie benodigde energie naar zijn zere mond dirigeerde.
Van een nieuw Olympisch optreden zal het niet komen. De Spelen zijn tot 1996 immers uitsluitend voorbehouden aan amateurs en twee jaar na zijn optreden in Los Angeles tekent Joho een profcontract bij de KAS-ploeg rond Sean Kelly. De Ier ziet wel wat in de jonge Zwitser, die gelukkig niet alleen maar pech kent en zich, dankzij het verslaan van landgenoot Urs Freuler in de Zesdaagse van Zürich, in de kijker van meerdere wegploegen weet te rijden. In dienst van KAS mag Joho in 1987 naar de Tour, maar nog voordat het peloton, dat start in West-Berlijn, de Franse landsgrenzen bereikt staat de pechduivel de renner uit Bremgarten al weer op te wachten.
In de derde etappe, van Karlsruhe naar Stuttgart, komt Joho in een vroegtijdig stadium ten val. Zijn weg zal hij nog wel vervolgen, maar solo en in gehavende toestand strijden tegen een voortrazend peloton is een oneerlijke en op voorhand verloren zaak. Joho overschrijdt de tijdslimiet en kan nog voordat het peloton vanuit West-Duitsland Frankrijk binnen rijdt linksaf slaan en naar zijn huis in het Zwitserse Aargau afreizen. Een maand later, als Joho in zijn eigen streek revanche wil nemen voor zijn ongelukkige Tourdebuut – de kortstondige deelname zal achteraf zijn enige optreden in de Franse ronde zijn – krijgt hij in de GP Kanton Aargau opnieuw met pech te kampen. Als Joho in de finale samen met onder anderen Adrie van der Poel en Frans Maassen een kopgroep vormt, breekt het frame van de fiets van de lokale favoriet. Zijn zegekansen verdwijnen opnieuw als sneeuw voor de zon.
Net als in Parijs-Roubaix acht maanden later. Al zit het pech-element er in de ‘Hel van het Noorden’ vooral in dat Joho’s landgenoot Thomas Wegmüller en de latere winnaar Dirk Demol op Carrefour de l’Arbre simpelweg te sterk voor hem zijn. Bij Joho is het beste er in de finale wel af en hij wordt vierde, zijn beste prestatie in een klassieker. Voor een ‘pechvogel’ rijdt de Zwitser in zijn zevenjarige profbestaan desondanks een aardig palmares bijeen. Twee ritzeges in de Giro en evenzoveel in de ronden van respectievelijk Zwitserland en Romandië zijn de voornaamste hoogtepunten.
Toch koestert Joho gemengde gevoelens als hij eind 1992 zijn racefiets inruilt voor een maatschappelijke carrière in de sales en de financiële wereld. Als prof verdiende hij weliswaar goed, maar doordat hij jarenlang in Italië reed, bij Ariostea, ging elk jaar ruim een derde van zijn salaris en bonussen naar de Italiaanse belastingdienst. Een fikse domper voor de Zwitser, in wiens thuisland het belastingstelsel veel gunstiger is dan in de laars van Europa. Het is het onfortuinlijke lot van iemand die te boek staat als ‘pechvogel’.