Afgelopen week zag ik op Twitter een column van Frank Heinen, ‘Waarom het wielrennen moet blijven zoals het nu is’. Een goede kop is het halve werk in columnistenland, en deze slaagt met vlag en wimpel. Heinen is een kneitergoede columnist, één van de weinigen in het sportjournaille die interessant én amusant is.
Taaltechnisch stelt de column mij allerminst teleur. Ik ben als hobbyschrijvertje jaloers op zowel de beelden die Heinen in mijn kop nestelt als op het metrum van zijn zinnen. Want uiteindelijk is leesgenot voor mij toch vooral dat. Maar qua inhoud ben ik het voor de verandering grotendeels met hem oneens. Nogmaals Frank, het ga je goed en blijf vooral schrijven, maar ik wil graag uit de doeken doen waarom je deze keer poep schrijft.
Allereerst, ik heb zelden een kop gezien die zo slecht de lading dekt. Wie de titel leest, verwacht een pleidooi voor een status quo in de wielrennerij; een manifest tégen verandering, niet vóór. Deze lezer is dan ook verbouwereerd als hij alinea’s leest als: ‘Maar begin maar meteen met het iets verkleinen van de pelotons en het verkorten van de parkoersen. Niemand heeft baat bij etappes van meer dan 200 kilometer. Lange wedstrijden leiden tot controle, tot angst en tot een bijna bovenmenselijke saaiheid.’ En: ‘In dat kader: waarom zou je in sprintritten slechts de laatste drie kilometer tijdverliesvrij maken voor klassementsrenners? Wat is er tegen tien kilometer?’
Heinen heeft in bovenstaande citaten vóór verandering volkomen gelijk. Nog meer spot on is hij als hij van leer trekt tegen de verdere machtsverschillen in het peloton. Ik citeer: ‘Wordt de ProTour daadwerkelijk een soort Champions League, dan zullen er vijf of zes topploegen ontstaan, acht misschien. (…)Ploegen die de wedstrijden van hun gading volkomen zullen controleren, zoals Sky dat doet in de Tour. Juist een eerlijker verdeling van geld en aandacht, een democratischer opzet, zal ervoor zorgen dat de top breder en minder allesoverheersend wordt. En dus: spannender.’
Heinen werpt zich op als pleitbezorger vóór een vernieuwde sport. Hij stelt in bovenstaande passages twee fundamentele problemen van de wielrennerij aan de kaak:
- De parcoursontwerpers van de Tour, de grootste koers op aarde en het uithangbord van deze sport, laten zich primair leiden door de commerciële citymarketing van Franse provinciesteden, en niet door sportieve motieven.
- Een groter deel van het sponsorbudget komt in handen van een kleiner aantal ploegen. De ploegen van de twee grootste uitdagers van Froome afgelopen Tour (Ag2R en Cannondale), hebben gezamenlijk een budget dat iets meer dan de helft is van Sky.
Tot zo ver de passages waarin Heinen er vurig van overtuigd is dat de sport moet veranderen (I couldn’t agree more). Hij slaat de plank voor het eerst goed mis als zijn onwil om de sport aan te passen aan de wensen van de consument blijkt. Je zou de maatregelen die Heinen voorstelt, het pleiten voor kortere ritten, langere tijdverliesvrije zones en een minder allesoverheersende top kunnen beschouwen als precies dát, het luisteren naar de consument. Niets is minder waar. Volgens Heinen is ‘het allerstomste wat het wielrennen kan doen is het zich aanpassen aan wat de consument mogelijk wil. De consument is een onbetrouwbare zak, een wispelturig figuur die iedere vijf minuten is uitgekeken op wat hij net nog te gek vond, een barbaar die voortdurend geprikkeld moet worden. “Geef me wat ik wil, anders ga ik wel naar de concurrent” zegt de consument.’
Luisteren naar de klant is lastig, als elke klant een veelkoppig monster is met ieder zijn eigen wil. En ik begrijp ook dat Heinen zich graag bedient van de overdrijving als stijlfiguur, en dat is zijn goed en literaire recht. Maar het is vreemd dat iemand zich tegen consumentenwensen keert, maar zijn eigen wensen als wielerconsument hoogst serieus neemt. Da’s een tikkeltje aanmatigend. Goed dat Heinen geen supermarkt leidt. Hij zou artikelen aanbieden waar geen consument ooit om heeft gevraagd. Giftige pindakaas, lege bierflessen, beschimmelde tomaten.
De inconsistenties in het stuk worden nog pijnlijker als Heinen zijn vergelijking met de Champions League doorzet. Terecht noemt hij de commercialisering van deze voetbalcompetitie een doorn in het oog voor de sport. Ook bij mij is de antipathie jegens dit miljoenenbal zodanig gegroeid dat het me weinig doet dat mijn club voor het eerst sinds 15 seizoenen weer toe mag treden tot het elitekorps.
Heinen presenteert de Champions League als een schrikbeeld voor de wielersport. Een ‘dát nóóit’-referentie om de sport te behoeden voor extreme voorspelbaarheid die de Champions League al geruime tijd teistert. Maar in hoeverre verschillen de twee werelden nou werkelijk van elkaar? De economische schaal is wellicht anders, maar het mechanisme is hetzelfde. Er gaat meer macht en geld gaat naar de partijen die reeds machtig en rijk zijn. Gekscherend werd op de Facebookpagina van de jongens van wielerflits Neymar uitgedost in een Sky-shirt, maar stiekem raakten ze een heel valide punt aan: als je de commercie de vrije loop laat, schaadt dat de competitie, ongeacht in welke sport dat het geval is.
Ik hoor je denken, ja maar de strijd om de groene trui was toch zo spannend, en de etappezege van Bauke Mollema was toch subliem? Ontegenzeggelijk waar, maar het komt op mij over als iemand die beweert dat de Champions League toch wel leuk is omdat de voorrondes nog een paar Nederlandse ploegen bevatten. Natuurlijk, sommige kruimels zijn wel lekker, maar de volledige taart is op een gegeven moment niet meer te bikken.
De heerschappij van Sky was zelfs voor iemand die de US Postal-ellende bewust heeft meegemaakt ongekend. Ook al waren de tijdsverschillen gedurende de gehele Tour klein, het was slechts, om Co Adriaanse te parafraseren, scorebordspanning. Geen moment had je ook maar het begin van het extatische gevoel dat je krijgt van een koers die volledig losbrandt. Het was voortdurend een gecontroleerde setting, bijna een routineklus voor de wattageridders van Sky.
Als je ze, kijkend naar hun fietsmeters, naar boven zag klauteren bekroop je het gevoel dat dit meer met boekhouden te maken had dan met sport. Als dienstbare lakeien leverden ze de door hun superieuren opgedragen wattages, hard genoeg om iedereen pijn te doen, behoudend genoeg om nog met vier man over te zijn op de laatste klim. Een georganiseerde gruwel, die zo tegen indruist tegen mijn ideaalbeeld van een koers, één van pure chaos, van kopmannen die elkaar van tientallen kilometers bestoken met gedurfde aanvallen.
Over de groeiende ongelijkheid in de voetballerij schreef ik drie jaar geleden onderstaande passage. Oordeel zelf of de quote inwisselbaar is voor de wielersport: ‘de voetballerij heeft meer nodig dan iemand die enkel groeiende ongelijkheid signaleert. Het heeft meer nodig dan ‘Against Modern Football’-roepers die nostalgie verwarren met vooruitgang. Het heeft bewindslieden nodig die inzien dat groeiende ongelijkheid de nagel aan de doodskist is van de sport. Bestuurders die bereid zijn een groter deel van de koek die naar Goliath gaat aan David te geven, die begrijpen dat nivellering nodig is om de aantrekkingskracht te bewaren. Want in een sport waar ongelijkheid welig tiert, sterft de competitie.’
Ik vind van wel.
Laten we als wielersport de lessen die de Tour en de Champions League ons leren gebruiken om de wielersport wél te veranderen en laat de UCI ernaar handelen:
- Als je commercie de vrije loop laat, schaadt dat de competitiviteit In de sport. De UCI zou de sponsorgelden aan een maximum moeten onderwerpen. Ik ben me ervan bewust dat dat in de wielrennerij een gedurfde stap zou zijn. Grote, kapitaalkrachtige sponsors staan nou niet bepaald in de rij staan om hun vingers te branden aan een imagotechnisch risicovolle sport als wielrennen, maar om ons te behoeden voor de verdere denivellering van de sport lijkt me dit paardenmiddel het enige werkende medicijn.
- Als sport een oligopolie wordt, waarin slechts een handjevol clubs/ploegen kunnen winnen, verliest de sport aan amusementswaarde voor de kijker. Sport gedijt bij nivellering, bij relatief gelijke krachten die het tegen elkaar opnemen. UCI, verklein de ploegen naar acht of zes renners per ploeg in de Tour om de koerscontrole van de rijke teams in te perken.
- Zorg dat sportieve component de boventoon blijft voeren in de parcoursen. Waarom weer negen ritten in 2018 door het saaie en weinig geaccidenteerde Noorden en Westen van Frankrijk? We weten dat de kijkcijfers op dat soort dagen drastisch dalen, dat je zelfs mij als verstokte wielerliefhebber maar een paar minuten kan boeien. We weten dat het de kijker niet boeit, maar toch zijn ze er ieder jaar weer. Zolang het verdienmodel van ASO te veel afhankelijk is van inkomsten vanuit start- en finishplaatsen blijf je dit probleem houden. Zorg dat de sportieve component altijd voorop staat, want uiteindelijk levert dat de sport op de langere termijn meer op.
- Beloon die clubs/ploegen die in staat zijn om spelers/renners op te leiden. Nu loont het totaal niet om je als sponsor langere tijd aan de wielersport te binden. Waarom zou je je als ploeg bezighouden met talentontwikkeling als je daar geen faire beloning voor krijgt? Daardoor heersen bij elkaar gekochte clubs/teams als Real Madrid en Sky. UCI: bescherm de clubs/ploegen die wél de investering durven te doen in jong talent.
Heinen lijkt vanuit een nostalgisch oogpunt de klachten van de consument te willen afdoen als wispelturig gezever. Maar wie kijkt naar de kijkcijfers van de Tour de laatste twee jaar ziet dat als je de klantwensen maar lang genoeg negeert, de klant jou op een gegeven ogenblik ook gaat negeren. Dan wordt wielrennen in het algemeen, en de Tour in het bijzonder, niet meer dan een relikwie uit vervlogen tijden. Een evenement waar opa mooie verhalen over kan vertellen op verjaardagen, maar dat geen sterveling meer interesseert.
Foto: Joris Knapen