Yosemite Sam in het pak van Captain America
Regelmatig zie je hem deze weken pal voorin het peloton. Bikkelend, buffelend, briesend. Een paradijsvogel in een wereld van strakgeknipte en -geschoren koppies. Een outsider, of zelfs een outlaw. Bijna als een vleesgeworden versie van Yosemite Sam in het pak van Captain America jaagt hij de wind angst aan. Onaangepast op een mooie manier, met een ongekend geloof in eigen kunnen. Want hij is dit jaar het toonbeeld van kleur in de Tour de France. We hebben het, je had het misschien al door, over Quinn Simmons.
Op de website van zijn ploeg wordt hem gevraagd wat het grootste obstakel is dat hij moest overkomen. Het antwoord is veelzeggend: “Amerikaan zijn, ver van huis een andere manier van leven aanleren. De Europese manier, die nodig is om op het hoogste niveau te fietsen.“ Wij zijn vaak geneigd te denken dat de culturen aan beide zijden van de Atlantische Oceaan veel raakvlakken hebben, maar onderschat vooral niet de verschillen. De Amerikaan – voor zover je daar al van kan spreken, met alle verschillen in het immense land – houdt er nogal wat andere denkbeelden op na. Over cultuur, maatschappij, maar zeker ook over individuele vrijheid en de entertainmentfactor van sport.
Simmons is een vrij uitgesproken Republikein, aanhanger van Trump en de zijnen ook. Een fittie met een journalist daarover via X bracht hem eerder al eens in de problemen, toen hij nog piepjong was. Na een schorsing werd hij door zijn team weer in genade aangenomen. En niet voor niets, want de oud-wereldkampioen bij de junioren kan je er uitstekend bij hebben in je ploeg. Hard werken is hem niet vreemd, met zijn lange manen wapperend in de wind. Gezien de ferme snor zou je bijna denken dat de zanger van Eagles of Death Metal per abuis in de Ronde van Frankrijk terecht is gekomen. Politieke meningsverschillen zouden geen haat moeten veroorzaken, sprak hij destijds. Sindsdien heeft hij zich ook niet vaak meer publiekelijk uitgesproken over politiek. Maar laten we wel wezen, van hoeveel Europese renners weten we de politieke kleur? En doet dat er in de koers echt toe?
Ook daar gaat het uiteindelijk over elkaar ontmoeten, respecteren, het met elkaar zien te rooien. Kilometer na kilometer, klim na klim. En dat is precies wat de Amerikaan doet, met het arbeidsethos van een trekpaard. Altijd aanvallend, strijdend, liefst voorop, vol in beeld. Net als Sepp Kuss is Simmons een kind van het stadje Durango in Colorado, een plek in de Rocky Mountains met een sterke outdoorcultuur. Wat ze gemeen hebben is het relaxte, zich niet snel gek laten maken en de liefde voor de natuur en buitensporten. In karakter en verschijning zijn ze echter totaal verschillend. Waar Simmons de scherpe randen opzoekt is Kuss veel meer bescheiden en ingetogen.
Recent maakte Simmons nog een statement in Wielerrevue over de entertainmentfactor van het wielrennen. Met een Amerikaanse sportbril op mist het fietsen immers de nodige actiemomenten, de factor vermaak. Vergelijk het met basketbal, honkbal, American football of ijshockey en je snapt zijn punt: in al deze in Amerika grote sporten is er veel actie en showmanship. Simmons is van de school van Sagan, de eveneens uitgesproken renner die hem mede overtuigde voor deze sport te kiezen. Hij denkt dat het wielrennen karakters nodig heeft waar kinderen tegenop kijken. Idolen, supersterren.
En op de vraag of de cowboy van het peloton daarom zijn snor laat staan en zijn haar laat groeien: “Nee, ik vind dat gewoon leuk, haha. Je ziet wel vaker Amerikaanse renners die hier naartoe komen en zich gaan gedragen alsof ze een Europeaan zijn. We moeten de sport respecteren, maar we hoeven de Europeanen niet te kopiëren.” En precies dat is het. We hoeven het zeker niet altijd met elkaar eens te zijn, maar is het in tijden van eigen bubbels niet verfrissend om vooral soms verschillen wat meer te omarmen?