39×23 is een reeksje over de bekende Pyreneeëncols. Gewoon, om de winter door te komen. Van de hand van een Belgische zwemmer die ze sinds maart 2011 in zijn achtertuin heeft liggen, die Pyreneeën, en ze stuk voor stuk beklommen heeft, als fietsgids, in het gezelschap van betere en mindere renners, met terreinkennis als belangrijkste wapen.
Is het wel gerechtvaardigd om een stukje in deze reeks te wijden aan een beklimming die slechts eenmaal in de Tour zat? Dat is het. Want het is op Piau-Engaly (1850 meter) dat Hij ten eersten male viel. Negen seconden verlies op Zulle en Virenque. (Op Joux-Plane in 2000 viel Hij ten tweeden male, en wel iets harder. De Tour van 2010 was een langgerekte derde val. Vandaag hangt Hij aan Zijn kruis – pun not intended. Wie haalt hem er af?)
Bultenaar van Aragon
We gaan terug naar 20 juli 1999. In het geel rijdt de Amerikaanse ex-kankerpatiënt over zes Pyreneeëncols naar Piau-Engaly. Die heeft hij verkend, uiteraard heeft hij die verkend. Het is de eerste maal dat deze beklimming aan de Spaanse grens een aankomst vormt in de Tour. In het verleden, en in de toekomst, volgt na Val Louron een slotklim naar Pla d’Adet of een doorsteek naar Aspin. Na de afdaling rechts. Nu gaan we naar links, richting Tunnel de Bielsa.
Lance Armstrong ligt onder vuur in de Franse pers. De rustdag bracht een persconferentie waarin hij dopinginsinuaties met de grond gelijk maakt. De ritten die volgen zijn zwaar, maar Armstrong heeft bijna acht minuten in het klassement, mede geholpen door de glibberige Passage du Gois. Acht minuten, op mindere klimmers. En zo zwaar is die slotklim naar Piau-Engaly niet. Lopertje. Een lange aanloop aan een procent of drie-vier, daarna geleidelijk richting zeven procent op de laatste zes kilometers, gevormd door ruime lussen met afgeplatte haarspelden.
Hij kent het hier. In mei reed Armstrong omhoog, in zinderende regen, niet eenmaal, niet tweemaal, maar zeven maal zeventigmaal. De prachtige vergezichten over de rotsen zijn nieuw voor hem, maar niet de klim. Die kent hij als zijn broekzak. Onderweg naar hier heeft hij Zülle en Virenque tot het uiterste en Olano tot wanhoop gedreven. Twee minuten voor hem rijdt de ontsnapte Escartin, de bultenaar van Aragon. Hier kan hij Sestrière herschrijven in een Pyreneeënjurk, op deze klim waar je niet kan stilvallen. Aanval!
De palm van Zijn hand
Op de ruime baan snijdt Armstrong de haarspelden aan als een bolide. Hij gaat ze verpletteren, een voor een. De stormram, de pletwals, de boss: hij gaat het wegdek naar Piau-Engaly plattrappen. Of toch … In het wiel van de eerder ontsnapte Laurent Dufaux wacht de gele trui. Renners komen terug. Virenque, Zülle, Casero. Als laatste sluit Kurt Van De Wouwer aan, later door niet geheel onbevooroordeelde waarnemers aangeduid als de morele winnaar van de Tour van 1999.
De windstilte duurt niet lang. De ritzege is weg maar de aanvalslust niet vervlogen. Virenque gaat, Armstrong zit onmiddellijk op het wiel. Zülle, tijdens de rit voortdurend in de touwen, schuift mee. Bocht na bocht komt het skistation in zicht. We volgen Escartin, die op de brede baan ruimte heeft om zijn overwinning te vieren. Er is volk, maar drummen doet het niet op Piau-Engaly. Wanneer het beeld de achtervolgers zoekt, rijdt Armstrong alleen. Achter Zülle en Virenque.
Negen seconden is de uiteindelijke schade. Een habbekrats. Maar toch zal het voldoende zijn om Hem ervan te overtuigen dat het niet genoeg is. Alle opofferingen, de risico’s, de slimmigheid. Niet genoeg. Het is op Piau-Engaly, aan de vooravond van zijn eerste Touroverwinning, dat Hij met dikke bloeddruppels schrijft in de palm van Zijn hand: Wat je ook doet, die klootzakken doen meer.
Geld op tafel
In de nazomer van 2012 fiets ik voor het eerst Piau-Engaly omhoog. Dit is het soort klim waarover onder wielertoeristen nauwelijks wordt gesproken. Wat niet regelmatig in de Tour zit, heeft weinig bestaansreden, zo lijkt het soms. Terwijl de Tourmalet haar dagelijkse honderden renners verwerkt, terwijl tientallen Aspin beklimmen en het verkeer raast over de Peyresourde, wacht mij een verlaten landschap. Haarspelden neem ik binnenkant, er is toch geen verkeer om rekening mee te houden.
Boven in het skistation rijdt één jeep rond. Voor de rest ziet het er uit zoals skistations er in de zomer nu eenmaal uitzien: meer vervallen dan je tijdens een skitripje zou vermoeden. Je vindt er niets, zelfs geen automaat met een gekoeld blikje frisdrank. Ik neem mijn obligate finishfoto, hoewel het even zoeken is naar de plaats waar de eindstreep in 1999 gelegen moet hebben. Elke verwijzing naar de koers, op rotsformaties of het wegdek, is reeds lang uitgewist.
Het is een kwestie van investeren, uiteraard. Er moet geld op tafel komen. Daarom is er wel een ritaankomst in Peyragudes en geen in Piau-Engaly, hoewel de tweede klim voor renners en fans meer geschikt is. En voor u, wielertoerist. Voor u is Piau-Engaly een aanrader, een klim om te beminnen.
Wanneer de jeep de rotonde neemt en afslaat richting dal, volg ik op de voet. Hij snijdt de haarspelden aan als een rallypiloot, ik volg in zijn zog. Zo suizen we naar beneden, misschien wel de laatste mensen die vandaag voet zetten in Piau-Engaly.
- De grootste niet-winnaar uit het peloton - 13/09/2016
- Duizenden kilometers op kop - 29/06/2016
- Een biljartvlakke rit - 28/06/2016
Geef een reactie