39×23 is een reeksje over de bekende Pyreneeëncols. Gewoon, om de winter door te komen. Van de hand van een Belgische zwemmer die ze sinds maart 2011 in zijn achtertuin heeft liggen, die Pyreneeën, en ze stuk voor stuk beklommen heeft, als fietsgids, in het gezelschap van betere en mindere renners, met terreinkennis als belangrijkste wapen.
“Joop! Jopie!” roepen de Nederlanders wanneer je de naam Pla d’Adet (1680 meter) oprakelt. Zoetemelk won in 1975 op het steile onding. (Ik had hier willen schrijven: Zoetemelk werd een keertje niet tweede. Maar dat zou de Eeuwige Tweede oneer doen. Zoetemelk won in zijn carrière zes aankomsten bergop. Daarmee is hij een van de succesvolste slotklimmers uit de Tourgeschiedenis, maar een overwinning minder succesvol dan Eeuwige Bolletjestrui Lucien Van Impe, nog zo’n oud-winnaar op Pla d’Adet.)
Pla d’Adet is een logische keuze voor een slotklim in een Tourrit. Hij ligt in de vallei tussen Peyresourde en Aspin, de weg naar het skioord is breed en verzorgd, boven is voldoende ruimte voor het Tourcircus. Ook niet geheel onbelangrijk is dat Pla d’Adet een korte maar nijdige kuitenkraker is. Dat kan je eenvoudig vaststellen door vanuit de vallei met de ogen de weg naar boven te volgen. Steil, zeker in de eerste helft van de klim, met regelmatige uithalen boven 10 procent.
Steile en onregelmatige klimmen zoals Pla d’Adet zijn het geliefkoosde terrein van de pure klimmer, de jongens van de tempowisseling en de demarrage. Geen voer voor gelijkmatige krachtpatserij. Geen vrijplaats voor breedgeschouderde temporijders. Dat zegt tenminste de theorie. En dan weet u wat hier zal komen: een verhaal over klimmende niet-klimmers. Meer zelfs, twee voor de prijs van één!
Poolse verzetsleider
Aan Zenon Jaskula, het glasetende Poolse grotemolenpaard, is hier reeds een artikel gewijd. In de Tour van 1993 legde deze verzetsleider in een sprint op Pla d’Adet bolletjestrui Tony Rominger en gele trui Miguel Indurain tussen zijn boterham. Ik bekijk de beelden ergens halverwege oktober. Enkele dagen voordien heb ik zelf een leven of vier gelaten op de flanken van Pla d’Adet. De CLAS-ploeg van Rominger ontwikkelt een duivels tempo in het dal. Net voorbij de eerste, hondssteile kilometer, valt de Zwitser aan.
De kilometers die volgen zijn verschrikkelijk. Rominger en Indurain schieten voorbij het bronnetje waar ik water heb genomen, deels uit dorst en deels uit wanhoop. Tijdens de volgende kilometers, die minder steil zijn, komt Jaskula terug. Met zijn drieën rijden ze naar de meet. Drie lelijke klimmers eigenlijk, drie mannen die toch een behoorlijk grote molen stampten. Zoals iedereen in de periode voor Armstrong-II, daar moeten we eerlijk in zijn.
En ik begrijp het wel, die eindsprint van Jaskula. Ik ken dat gevoel. Ik ben een niet-klimmer die zich behelpt, en in het laatste stuk col, wanneer de steilste stroken achter de rug zijn, kan ik ook wel eens een fikse tempoversnelling plaatsen. Zo eentje die je doet geloven dat je het helemaal niet slecht doet met je bijna tachtig kilo, dat bergop rijden. Maar al die kilometers daarvoor? Hoe heeft Jaskula in godsnaam al die kilometers daarvoor kunnen overleven? Doping, ongetwijfeld. Maar dat verklaart in die tijden alles en niets.
Meneertje Geenketting
Een straffer verhaal dan dat van Jaskula, is de ritzege van George Hincapie in 2005. De voormalige toekomstige winnaar van Parijs-Roubaix moet daar waar adelaars thuishoren de grootste zege uit zijn carrière gaan zoeken. Het is een hallucinant gegeven. Stel je voor dat het koffieplantertje José Rujano in datzelfde jaar Parijs-Roubaix wint. Enkel met dit soort onwaarschijnlijkheden valt de zege van Mister No Chain te vergelijken.
Er zijn natuurlijk koersomstandigheden, die zijn er altijd. Ze willen dat een kopgroep van The Boss de gelegenheid krijgt om zeventien minuten vooruit te gaan rijden. In die kopgroep zit de op dat moment beste vriend en trouwe ploegmaat van Lance Armstrong mee te peddelen. Koppig geen meter op kop richting meet. Zweetdief. Tenminste, in de koersen waar we Hincapie gebruikelijk op de voorposten zien, noemen we dat soort renner een zweetdief. Hoeveel zweet valt er echter te stelen in een Pyreneeënrit van tweehonderd kilometer over zes cols?
Op het programma overigens ook de Portet d’Aspet, waar zijn vroegere Motorola-ploegmaat Casartelli het leven liet. De Italiaan kreeg in 1995 de voorkeur van de ploeg op George Hincapie om de Tour te rijden. Hoe houdt een kasseistamper zich staande wanneer tijdens zware beklimmingen mannen van het kaliber van Kroon, Dekker en Bertogliatti eraf worden gekletst? En dan blijft hij nog zitten met onder andere Boogerd, Sevilla en Oscar Pereiro, de man die een jaar later na uitsluiting van Floyd Landis zelfs de Tour zal winnen.
Vreselijk lelijk
Pla d’Adet is volgens de statistieken 10,3 kilometer lang met een gemiddelde stijging van maar liefst 8,3 %. Daarmee behoort hij tot de steilste van de grote Pyreneeëncols. Aan de voet zit Hincapie, samen met ten minste drie betere klimmers. Pereiro reageert op Sevilla, Boogerd volgt. Hincapie plakt aan het wiel van Boogerd. Op de steile kilometers wordt Sevilla achtergelaten. Hincapie overleeft. Wat? Hincapie overleeft!?
Op het moment dat de weg een beetje uitvlakt, naar een procent of zes-zeven, neemt George even over. Voor het eerst. Boogerd moet er af. Dus moeten ze met twee voort. Oscar Pereiro Sio en George Hincapie, de rasaanvaller en de trouwe knecht. Kilometers lang in elkaars wiel. Tot in de laatste kilometer de Amerikaan de begeestering krijgt die niet-klimmers zoals hij en ik er wel eens krijgen. Schakelen, aanzetten. Winnen.
Ze lijken veel op elkaar, de overwinningen van Hincapie en Jaskula. Zeker dat laatste stuk. Een steil stuk overigens, het laatste stuk naar de meet. Niet te onderschatten. Ze schakelen zo groot en stampen zo hard op die pedalen. Het ziet er zo vreselijk lelijk uit. En het doet Pla d’Adet oneer aan. Niet zozeer omdat dit een prachtig mooie klim is, want dat is ie niet, maar omdat hij zo zwaar is. En omdat stoempers als Jaskula en Hincapie in de koers waar wij van houden net zoveel recht hebben op Pla d’Adet als de Rujano’s van het peloton op de gemarmerde kassei in Roubaix: geen enkel.
- De grootste niet-winnaar uit het peloton - 13/09/2016
- Duizenden kilometers op kop - 29/06/2016
- Een biljartvlakke rit - 28/06/2016
Geef een reactie