Twintig meter, meer is het niet. Twintig meter moet Karsten Kroon dichtrijden om op 32 kilometer van de streep met de twee sterkste renners in koers op kop te komen in de Ronde van Vlaanderen. Het is 2006. Kroon heeft zich net losgerukt vanonder het Rabojuk. Bij Team CSC van Bjarne Riis krijgt hij meer ruimte om voor eigen kansen te gaan in de grote wedstrijden. Vandaag heeft hij goede benen.
Tom Boonen is de te kloppen man. Op de Molenberg en op de Koppenberg legt de titelverdediger de gesel over het peloton. Aan de voet van de Valkenberg, op 35 kilometer van de meet, zijn er nog vijftien man over in de voorste gelederen. Leif Hoste valt aan. Hij wordt even gehinderd door een onbesuisde toeschouwer, maar trekt vervolgens genadeloos door. Boonen pikt aan en de twee slaan een gaatje. Daarachter het is ieder voor zich. Dit is de beslissende aanval. Om de beurt springen er renners achteraan. Cancellara, Klier, Van Petegem.
Het leidende tweetal wordt kleiner en kleiner. Hoe frustrerend is het voor een renner om er net niet bij te komen? De tantaluskwelling van het onbereikbare wiel. De verzuurde benen verlangen naar verlichting, naar een wiel, de gelegenheid om even op adem te komen. Hoste trekt keihard door, nog steeds met Boonen in het wiel. We zijn inmiddels boven.
Boonen neemt de tijd om achter de brede rug van Hoste te herstellen. Kroon reageert als laatste op de aanval, maar in tegenstelling tot de anderen slaagt hij er snel in de achterstand te verkleinen. Het gat is honderd meter, tachtig meter, vijftig meter, twintig meter… Op dat moment kijkt Boonen om. Hij monstert de slachting en constateert tevreden dat iedereen kapot is, iedereen behalve Kroon. Het zuur komt uit zijn oren, hij is voor 98 procent naar de klote, maar hij is er bijna bij. Nog twee procent voor twintig meter.
“Wielrennen imiteert het leven zoals het zou zijn zonder de corrumperende invloed van de beschaving. Als je een vijand op de grond ziet liggen, wat is dan je meest natuurlijke reactie? Hem op de been helpen. Bij wielrennen schop je hem dood”, schreef Tim Krabbé in De Renner.
Als Boonen Kroon ziet, aarzelt hij geen moment. Hij neemt de kop over en gooit de gashendel volledig open. Hoste moet alle zeilen bijzetten om zijn wiel te houden en Kroon? De twintig meter worden dertig meter, worden vijftig meter, honderd meter…
We zullen nooit weten wat er gebeurt was in een parallelle werkelijkheid. Een werkelijkheid waarin Boonen tien seconden later had omgekeken en had moeten constateren dat hij niet alleen met Hoste maar ook met Kroon naar de streep moest in Meerbeke. Waarschijnlijk had hij ook in dat geval gewonnen, maar het had anders kunnen lopen. In onze werkelijkheid klopt Boonen Hoste eenvoudig in de sprint-à-deux. Kroon wordt achtste op bijna twee minuten, maar hij mag het feit dat Boonen niet met hem naar de streep wilde beschouwen als een compliment. In 2006 hoort Kroon voor het eerst echt bij de grote jongens. Jammer dat hij door een welhaast oneindige pechreeks nooit meer zo dicht bij een zege in een grote klassieker is gekomen.
- Best een mooie naam eigenlijk - 23/02/2023
- De Muur huilt - 04/04/2015
- Win kaartjes voor de Zesdaagse van Amsterdam - 17/10/2013
Prachtig verhaal, al ben ik het niet eens met je laatste zin: in de Amstel Gold Race waar Ivanov won was Kroon er nóg dichterbij. Iedereen, inclusief de NOS-commentatoren van dienst, dachten dat Kroon in de laatste meters over Ivanov heen zou komen. Maar het lukte niet. Ik hoop dat Kroon dit jaar wél die ‘hele vette’ binnenhengelt. Hij verdient het.
Daar heb je een punt. Toen was hij er inderdaad misschien nog wel dichterbij. Was ik in het vuur van mijn verhaal even vergeten. Afijn, nou ja, laten we hopen dat hij dit jaar iets heel moois wint. Hij verdient het inderdaad.
Haha, ik dacht dat je je eruit ging redden met de opmerking dat je de Amstel Gold Race niet tot de grote klassiekers rekende. Had ik mee kunnen leven ;-)
Dat had meer een opmerkling van mij kunnen zijn…
Heb ik overwogen. Maar daarmee zou ik Kroon te kort doen als hij de AGR dit jaar wint ;-)