In de verhalenbundel Niets is wat het lijkt uit Mart Smeets zijn groeiende ongemak over het feit dat datgene wat we zien in de sport slechts een fractie is van wat er zich werkelijk afspeelt. Een interessant thema, zeker interessant genoeg voor een boek. Daarom is het jammer dat het thema nogal vluchtig wordt behandeld. Toch heeft Smeets gewoon weer een boek geschreven dat lekker wegleest.
Wie een verhalenbundel van Smeets koopt, weet wat hij krijgt: een verzameling van (sport)verhalen, vaak gebaseerd op smakelijke eigen anekdotes. De meeste verhalen in Niets is wat het lijkt zijn meer dan onderhoudend, helemaal als Smeets komt met van die kleine, maar zo interessante weetjes over individuele sportmensen. Zoals over het verdachte gedrag van Denis Mentsjov tijdens de viering van zijn overwinning in de Giro in 2009 of de mening van Cédric Vasseur over de meest gehate wielrenner aller tijden, Thomas Voeckler.
Mart Smeets is nog altijd een verdraaid handig sportschrijver. Vooral als het gaat om het in enkele zinnen typeren van een sportman of -vrouw. Hij geeft dan blijk van een opmerkzaamheid en inlevingsvermogen waarvan je het bestaan niet altijd vermoedt als je hem iemand hoort interviewen. Gaat een verhaal over een van Smeets’ echte liefdes (basketbal of honkbal, Amerikaans in elk geval), dan is hij in zijn beste vorm. Zelfs wie niets met Amerika en/of zijn van uiterlijk vertoon vergeven sporten heeft, weet hij dan te raken. Zoals met het verhaal over de New York Nets, de basketbalclub die al Smeets’ favoriet was nog ver voordat de Russische oliedollars er hun intrede deden, laat staan die van beroeps-ex-crimineel Jay Z.
Of het verhaal over Jeremy Lin, misschien wel het mooiste voorbeeld van een door media en commercie gecreëerde hype. Lin is een prima basketballer die na lange tijd op de reservebank bijna per ongeluk een paar uitstekende wedstrijden speelt en vervolgens een rol krijgt in zijn eigen krankzinnige film, zorgvuldig geregisseerd door de media en werkgever New York Knicks. Het is een rol waarvan Lin uiteindelijk zelf gaat geloven dat het de zijne is. Maar het blijkt te hoog gegrepen, Lin is nu terug op aarde en inmiddels weet hij dat hij een bruikbare, bovengemiddelde speler is, maar geen dragende. Niets is wat het lijkt dus.
Het is meteen een mooie illustratie van het groteske van de sport anno nu waarop Smeets ons wil wijzen. Niets is wat het lijkt, daar komt het op neer. We zien vandaag een sporter een wedstrijd winnen en weten niet of hij over tien jaar nog steeds als de winnaar te boek staat. En wat zien we in een wielerwedstrijd? Is de winnaar de sterkste of slechts degene die het diepst in de buidel wenst te tasten? Of heeft hij de beste dokter?
Daar zijn we dus bij Smeets’ hoofdthema: niets is wat het lijkt. Een goed gekozen thema, want het is zonder twijfel zo dat, met name door de steeds prominentere rol van het geld, er heel wat wordt bekonkeld en bedonderd. Nog niet eerder had het opportunisme zo’n goede voedingsbodem in de sport. Smeets maakt zijn punt in een aantal van de opgevoerde verhalen, bij andere is het even zoeken naar wat het dan is dat niet is wat het lijkt, bij weer andere zoek je tevergeefs.
De fragmentarische opzet van het boek, namelijk met losse verhalen, heeft als gevolg dat het thema nooit volledig wordt beetgepakt. Dat is een keuze, maar het risico daarvan is dat, vooral ook omdat sommige van de verhalen eigenlijk niets met het thema te maken hebben, je soms de indruk krijgt dat het thema pas werd gekozen ná het schrijven van de verhalen.
Wie van de vorige boeken van Mart houdt, zal ook van de aankoop van dit boek geen spijt krijgen. Verwacht geen filosofische hoogstandjes of nieuwe inzichten, daarvoor is het te vluchtig en is het thema te weinig uitgewerkt. Maar wie verwacht dat? Bij Mart Smeets weet je wat je koopt, het is wat het lijkt.
(Voorzet van de recensent voor een discussie aan de toog
Is het eigenlijk wel erg dat niets is wat het lijkt? Als je weet dat iets niet is wat het lijkt, dan is alles dus wat het niet lijkt. Dat kan heel veel zijn en daarmee is het nog net zo spannend als toen alles nog was wat het leek. En daarbij, was vroeger alles wat het leek?)
Het boek “Niets is wat het lijkt” is oa. te bestellen bij bol.com
Th. Voecler vind ik, net als velen heel irritant, maar of hij de meeste gehate wielrenner aller tijden is betwijfel ik. Menno, ik haat niet zo snel mensen, maar als ik een naam zou moeten noemen, dan is dat ene Ricco…
De meest gehate wielrenner aller tijden…Lance wellicht? Misschien niet in Europa – waar we eigenlijk toch allemaal wel wisten dat Lance niet schoon was – maar met name in Amerika, waar het grote publiek dat geen bal van wielrennen afweet opeens werd wakker geschud door een zeker interview bij Oprah. Mart Smeets schijnt hem trouwens ook lang het voordeel van de twijfel gegeven te hebben.
Mart past ervoor om Lance nu publiekelijk af te vallen, maar na de eerste krantenberichten over doping van Lance bleef hij in eerste instantie volhouden dat Lance de grootste wielrenner aller tijden was. Bij het becommentarieren zat Mart er regelmatig naast wat de naam van renners betreft. Mart heeft ook nooit vraagtekens gezet bij sommige sportprestaties. Bv. de wederopstanding van Floyd Landis. Ja nadien!! Ik herinner me die dag nog steeds erg goed
Ik kan me de dag dat Landis een wederopstanding deed waar Jezus een puntje aan kon zuigen ook nog in detail herinneren. Volgens mij was het bovengenoemde Smeets die niet kon ophouden het woord LEGENDARISCH te schreeuwen. M.b.t. de meest gehate wielrenner aller tijden, hou ik het ook op de heer R. Ricco. Als die een dezer dagen dood van z’n fiets dondert (en dat gaat echt niet lang meer duren) dans ik de horlepiep ter ere van de voorzienigheid die ons van deze nagel aan de doodskist van het wielrennen heeft verlost.
jeetje wat een nivo weer zeg!!!