Een goed renner moet twee prestaties op het actief hebben vooraleer hij een groot renner wordt. Beide zijn even moeilijk en voor de meeste renners, ook de goede, nauwelijks te verwezenlijken. Een groot renner heeft een Koers – geen koersje maar een stevige, uit de kluit gewassen wedstrijd – gewonnen in elk van beide gevallen. Ten eerste heeft hij een Koers gewonnen waarin hij ontegensprekelijk de beste was. Ten tweede heeft hij een Koers gewonnen waarin hij ontegensprekelijk niet de beste was.
Nee, probeer eens een Koers te winnen waarin je de ontegensprekelijk de beste bent. Renners die het al eens overkomt, ontegensprekelijk de beste zijn in een Koers, zijn niet enkel dun gezaaid, ze weten ook wat een miserie dat al bij al is. Iedereen springt op je wiel om daar te gaan linkeballen. Zit er eens niemand in je wiel, gaat plots alleman in de combine om je terug te halen. Wanneer je het hoofd een zucht van een tel laat hangen, ten laatste in de sprint op zo’n vijfentwintig meter van de meet, komt zo’n gokmajoor met zijn laatste tonusje spierspanning uit je zog en gaat met de zege aan de haal. Eigenlijk is er maar één manier om een Koers te winnen waarin je ontegensprekelijk de beste bent, en dat is door niet zomaar ontegensprekelijk de beste te zijn maar bovendien zo ver uit te torenen boven renners die ontegensprekelijk niet de beste zijn dat er geen kruit tegen gewassen is.
Nee, probeer eens een Koers te winnen waarin je ontegensprekelijk niet de beste bent. Renners die het al eens overkomt, ontegensprekelijk niet de beste zijn in een Koers, zijn pelotonvulsel en ze weten wat een miserie dat al bij al is. Voortdurend demarreren de haantjes, zijn ze er als de kippen bij om de Koers hard te maken en moet jij diep in je buidel tasten om terug te komen en te blijven hangen waar je moet hangen, tussen je kader en toch in het juiste wiel. Wanneer je laatste tonusje spierspanning in een wanhoopsdaad wordt gestoken, neemt de renner die ontegensprekelijk de beste is over en laat je met opengespatte benen, hart en longen achter. Eigenlijk is er maar één manier om een Koers te winnen waarin je ontegensprekelijk niet de beste bent, en dat is door niet zomaar ontegensprekelijk de slimste te zijn maar zo slim dat de renner die ontegensprekelijk de beste is aan jou zijn kruit niet verspilt.
In het peloton zijn al bij al weinig grote renners. Wie voldoet immers aan de twee criteria? Purito al ooit slim een koers zien winnen? De Schleckjes dan? Dat zijn ettertjes die hard met een fiets kunnen rijden – voltooid verleden tijd – maar geen grote renners. Chris Froome is geen groot renner, evenmin als Valverde.
Wie wel een groot renner is: Niki Terpstra. Met Dwars door Vlaanderen won Niki Terpstra een Koers waarin hij ontegensprekelijk de beste was, met Parijs-Roubaix won hij een Koers waarin hij ontegensprekelijk niet de beste was. Quod est demonstrandum. Voor zo een groot renner zeggen wij maar één ding: petje af!
- De grootste niet-winnaar uit het peloton - 13/09/2016
- Duizenden kilometers op kop - 29/06/2016
- Een biljartvlakke rit - 28/06/2016
Goeie definitie! Mijn definitie van een groot renner was altijd: heeft minstens één van de vijf topklassiekers gewonnen. Michael Boogerd was dus geen groot renner; Servais Knaven wel. En Niki Terpstra dus ook. Maar jouw definitie vind ik ook mooi.
Leuke definitie maar wat is de definitie van een grote koers? Dwars door Vlaanderen een grote stevige uit de kluiten gewassen koers, mwah twijfelachtig. En Valverde heb ik ook wel slim zien winnen.
Tegen een Vlaming zeggen dat Dwars door Vlaanderen geen grote koers is, dat is toch een beetje als tegen een Nederlander zeggen dat Terpstra zijn overwinning in Roubaix aan Boonen heeft te danken – une vérité qui blesse, zoals ze bij ons zeggen ;-)
Het petje mag niet af, grote renners dragen een petje met het klepje omhoog! Niki weet hoe het hoort.