DE LEREN ZOOL
Op de achterkant van de foto zit een blauw gestencild papiertje geplakt: “Om De Leren Zool. In Rijen in Brabant is zondag de wielerwedstrijd om de Leren Zool verreden. We zien hier de start van deze wedstrijd voor profs en onafhankelijken met als deelnemers o.a. Daan de Groot, Ab Geldermans en Jo de Roo”. Een persfoto uit de oude doos. Juni 1961. Ooit op de kop getikt op een wielerbeurs. Maar meer dan de oorspronkelijk tekst op het papiertje trof mij de in hakerig handschrift bijgekriebelde zin: “ op de voorgrond met kalend hoofd Piet van As uit Roosendaal”. Waarschijnlijk erbij gepend door de fotoredacteur van een plaatselijk West-Brabants nieuwsblad. Piet van As lokale sportheld uit Roosendaal en omstreken in de vijftiger en zestiger jaren. Zo heeft ieder zijn idool. Piet was onafhankelijke en dook later als amateur weer op in de Brabantse criteriums. Net als Jef Coone, trouwens, onze protagonist van dit verhaal. Jef heel prominent in beeld op de eerste rij met zijn zwart-witte Radium petje, links van een roedeltje Rotterdammers in Verbi tenue.
Jef was al wat op zijn retour, maar het jaar voordien had ie hier in Rijen toch nog een verdienstelijke 4e plek uit het vuur weten te slepen. Toen nog met een proflicentie op zak, nu vertrokken als indé, zoals ze kortheidshalve in België genoemd werden. Coureurs die zowel bij de profs als de amateurs mochten meerijden, mits er geen profkoers op de kalender stond. Bij amateurwedstrijden dikwijls te herkennen aan de eenvoudigweg met leukoplast afgeplakte reclames op broek en trui voor Radium of Vredestein banden.
Maar gauw even terug naar de foto. 1961, nog ruim voor de grote revolutie. Het leven was nog overzichtelijk. Jeugdherbergvaders straalden nog gezag uit. Bommoeders bestonden nog niet, althans zeker niet als soortnaam. Na een week hard werken of leren (studeren heette toen nog leren) ging je op zaterdagavond naar de dancing. ’s Zondags naar de koers, bijvoorbeeld. Koersen in Brabant en Zeeland met heerlijke namen als “De Kapervlaggen” in Heinkenszand, “De Patrijzenjacht” in Colijnsplaat. Of wat te denken van “De Leerschool der Drie Zustersteden” in de Vlaanders. En zeker niet te missen “De Leren Zool”.
Wat een fantastisch, herkenbaar tafereel op die 11e juni 1961. Het was kennelijk nog fris. Mannen in gabardine jas langs de kant. De verloofde met hoogblond opgetoupeerd haar, de zogeheten suikerspin, op de eerste rij. Het Fiatje met imperiaal voor de koersfietsen geparkeerd tussen de DAF garage en de C Jamin winkel. Een Shell pomp half aan het oog onttrokken door drie rijen volk. De hoofdstraat van het dorp zoals die er hoort uit te zien: klinkers in visgraatmotief met een apart fietspad. Twee opleggers van het plaatselijk transportbedrijf met wat kunst -en vliegwerk omgetoverd tot juryverhoog en winderig VIP-podium. Uit de luidsprekers onvermijdelijk rockmuziek, met poëzie-album teksten, van Buddy Holly of Ricky Nelson. Brave old world. Een prent die perfect in Annegreet van Bergen’s boek “Gouden Jaren” zou hebben gepast.
Zou het daar in Rijen geweest zijn, waarover Steffie, de vrouw van Jef en de moeder van Patrick (de andere hoofdpersoon van deze story) het had? “Voor onze Jef was het fietsen alles. We trouwden op zaterdag en op zondagmorgen, amper de eerste huwelijksnacht geconsumeerd, gingen we al opgepropt in de auto van Jan Plantaz, naar een wedstrijd ergens in de buurt van Breda. Nou gij wìr.
Ik vond het eigenlijk verschrikkelijk, maar ja de liefde hè. Een keertje zo mee, was toen wel genoeg voor mij in die begintijd. Later toen we een eigen auto hadden ging ik wel altijd mee; ik cijferde me gewoon weg. Van die wedstrijd in Rijen heb ik niet veel gezien”
Niet verwonderlijk natuurlijk dat laatste. Was ook een beetje taaie opdracht om the day after de hele middag op een leren zool te moeten kauwen.
AMATEUR BIJ “WILLEMIENA”
“Aan Jef zag je niks. Hij vertrok geen spier. Ook al moest hij nog zo afzien. Doodstil zat ie op de fiets” Aan het woord Kees Koot, oud-prof (in ‘48 en ’49) en schildersbaas.
Ooit zowat het geweten van de Eindhovense wielersport. Kees won rond 1960 de voetbalpool. Fìrtig duuzend gulde! In de Woenselsestraat werd achter de hand gefluisterd dat ie nooit meer hoefde te werken. Maar Kees, vast in en op de leer, kwastte gewoon door. Hij permitteerde zich wel een seizoenskaart voor het leven bij -of all places- Borussia Mönchengladbach. Dat dan weer wel. Maar dat geheel terzijde.
TALENT
Talent had Jef zeker. En stijl evenzeer. Goeroe Kees Koot maak je natuurlijk niks wijs.
In 1950 begonnen op de gewone fiets. Gewoon met de jongere renners meedoen op het trainingsrondje rond zwembad “De IJzeren Man” Als beloning voor het ambachtsschooldiploma elektricien kwam er een renfiets. En Jef werd nieuweling bij de R&TC Wilhelmina. Met gelijk acht overwinningen. Genoeg voor een snelle overstap naar de amateurs. Meteen al primus in Waalwijk. Het jaar daarop liet hij zien het zwaardere werk aan te kunnen. Ereplaatsen in klassiekers als De Omloop der Kempen, de ronde van Noordwest Nederland en die van Belgisch Limburg kon hij op zijn conto bijschrijven. Voor de KNWU reden genoeg om Jef in ’54 te selecteren voor de Vredeskoers, de alternatieve Tour de France voor het Oostblok. Gedwongen in een knechtenrol wist hij toch een 50e plaats in de eindrangschikking uit het vuur te slepen. Ambitieus en gegroeid qua inhoud vertrok hij ook vol goede moed naar Frankrijk voor de loodzware etappekoers “Route de France”. Helaas bleek dat een brug te ver voor zijn jonge twintigjarige lichaam.
Jef weerde zich ook geducht in de criteriums. Zo legde hij bijvoorbeeld solo het hele pak erop in de Tilburgse ronde van De Hasselt. Verreden ten bate van de Stichting Kleuterheil voor 25- tot 30.000 (!) toeschouwers. Een prestatie van jewelste en de overwinningsfoto is er dan ook eentje om in te lijsten. “Het klaterende applaus van de duizenden was dan ook op zijn plaats” als een wat magere slotregel in de krant. Het kriebelde danig na drie succesvolle jaren als amateur. En begin ’55 viel de eerste proflicentie op de mat in de Tongelrese Hofstraat. Het begin bij de grote mannen was moeizaam. Korte uitslagen vielen niet op te tekenen, voor de in feite maar part-time professional. Daaroverheen kwam nog eens de militaire dienstplicht als een geduchte stoorzender.
Langzaamaan keerden de vorm en het vertrouwen terug met als resultante een fraaie 12e plek in de Ronde van Nederland van ’58.
HET DEBACLE SARDINIË
Het jaar daarop zou een culminatie punt moeten vormen. Jef werd opgenomen in een Hollandse gelegenheidsploeg onder de vlag van het Italiaanse fietsenmerk Legnano. Gearrangeerd door de heer van Oest, een Amsterdamse importeur (Wevo-Supersport) van Italiaanse fietsspullen. De ploegsamenstelling was ook overwegend Mokums met Ko Zieleman, Jan Hijzelendoorn, Hein “Tarzan” van Breenen en als captain oud-prof Henk Lakeman. Met Ben Teunisse en Jef als provinciaaltjes. Op de winterse groepsfoto oogt Henk Lakeman, met zijn 37 jaar, als een ouwe opa.
Dezelfde Henk, die, in zijn tijd als renner, op de sintelbaan van het PSV-stadion in de pauze nog wel eens ‘n opera-aria ten gehore wist te brengen. Maar ook dat even terzijde.
De ploeg werd ingeschreven voor de Ronde van Sardinië. Een deelname tevens bedoeld als een soort toelatingsexamen voor de Giro van ’59. Zes etappes met in totaal 939 kilometers voor de wielen. De profielplaatjes van de ritten logen er ook niet om; veel bergop. Op de affiche kleppers als de gebroeders Bobet, Van Looy, Nencini, Defilippis, Moser, Baldini, Favero en Bahamontes. Om maar eens wat kanonnen van de inschrijvingslijst te plukken. Te verrijden in de laatste week van februari. Ook niet het tijdstip waarop Hollandse bleekscheten al het onderste uit de kan kunnen halen. Zeker niet in die dagen toen de winterstop nog heel letterlijk werd genomen. Een rampzalig scenario diende zich aan.
Van scratch af ging het al fout. Onderlinge mot tussen de Amsterdammers en directeur-sportif Henk. Bonje over de 1500 gulden vergoeding voor maaltijden en verteer. Hein van Breenen, de lefgozer uit de Nieuwmarktbuurt, zou de heren van de organisatie wel even op hun vestje spugen. Mooi dat de H.H. Organisatoren helemaal geen boodschap hadden aan die boertjes van buuten. Die met hun VW-busje vanuit het ingesneeuwde Holland naar Rome waren afgezakt. Daar zat Jef dan met zijn Brabantse flegma tussen die amokmakers. Ben Teunisse haakte de eerste dag al af. Uiteindelijk deden alleen Hein van Breenen en Jef de koers uit. In ieder geval konden ze de Giro wel op hun buik schrijven. Signore Balsamo, il dirretore van Legnano, zei schoon genoeg te hebben van die ondankbare branieschoppers. Een avontuur dat in de kiem al gedoemd was te mislukken.
Jef ploeterde nog drie jaar door. Met hier en daar nog wel een leuke uitslag in de vaderlandse criteriums. Aan het echte grote werk kwam hij niet meer toe. Als getrouwd man moest er brood op de plank komen. Eind 1962 leverde hij zijn onafhankelijken-licentie in. Maar zoals wijlen speaker Cor Wijdenes zo vaak clichématig placht te zeggen in zijn commentaren:“het bloed kruipt waar het niet gaan kan”. Vier jaar later zat Jef weer als amateur terug in het peloton. Als wegkapitein voor de ploeg van Bulldozerbedrijf Piet van Herk. De tegenhanger van de in Oost-Brabant allesoverheersend equipe van wegenbouwer Schapers-De Bont.
Als de jaren beginnen te tellen rond hij uiteindelijk, veel later, af als veteraan. Dan is er al weer een nieuwe uitdaging , namelijk het mentorschap van zoon Patrick, die 1975 als achtjarige in Best zijn eerste koersje rijdt.
STEFFIE
Steffie Coone, een charmante verschijning van inmiddels 81, woont tegenwoordig in een appartement op de Engelsbergen. Gewijde grond voor de oudere Eindhovense wielerliefhebber. Het strijdtoneel van de voormalige fameuze Avondvierdaagse.
Niets herinnert binnen aan Jef. “Vanaf het moment dat wij Patrick moesten laten gaan zijn we geleidelijk aan uit elkaar gegroeid. Van elkaar vervreemd. Jef werd een ander mens. Nog introverter dan hij al was. Hij vrat zijn ellende op. Hij liet het niet toe. En sloot mij in zekere zin ook uit om mijn verdriet te kunnen verwerken. In zijn boosheid moest zelfs een foto van Patrick bij de tv weg. Ons gezin lag aan diggelen. Ook voor onze dochter Mirjam was het rampzalig”.
Een paar dingetjes in de huiskamer zijn wel een dierbare herinnering gebleven. Twee keramische borden aan de muur. Eentje van de KNWU als huldeblijk voor de bronzen medaille op het Wereld Kampioenschap Ploegentijdrit Junioren in Stuttgart. En een herinneringsbord van een Franse etappekoers. Op een tafeltje een kleine foto van Patrick met zijn “meiden”: moeder Stef, zus Mirjam en vriendin Sylvia. Genomen niet lang voor zijn overlijden.
Zoals gezegd, geen tastbaar aandenken aan Jef. “Jef is in mijn huidige leven wat op de achtergrond geraakt” zal Stef later zeggen.
ONZE PATRICK
Het was allemaal zo veelbelovend gegaan, Patrick die al vanaf zijn jongste jeugd mee naar de koers werd genomen. Het kon niet uitblijven dat hij met het wielersop zou worden overgoten. Ook Mirjam kreeg het met de paplepel ingegoten. Maar haar optreden op de fiets was van korte duur en leek meer uit nood geboren. Of zoals Stef zei: “We konden haar toch slecht in de weekenden alleen thuis laten. Wà’n verstand”.
Een fotootje van de eerste wedstrijd in Best spreekt boekdelen. Patrick, met zijn acht jaar, vol overgave in de bocht en vader Jef met gebalde vuist in de aanmoedigingsmodus. Daarmee is de lange mars door de categorieën begonnen.
Uiteraard bij Wilhelmina waar Jef en Stef jarenlang bestuursfuncties bekleedden. Van de jeugdrangen naar de nieuwelingen en vervolgens de junioren. Steeds ging het crescendo. Zijn geërfde talent wist hij door volstrekte toewijding uit te bouwen. Nog getuigen veel mappen van zijn ernst om als renner te slagen. Alles keurig gedocumenteerd over een ris van jaren. Trainingsactiviteit per dag minutieus bijgehouden en vastgelegd. Krantenknipsels met wedstrijdverslagen, inclusief de uitslagen, in overvloed.
Een geweldige drive die hij als klein ventje al etaleerde op een vakantie in Frankrijk. Op het programma stond een col die Jef en een kompaan zouden beklimmen. Patrick mocht tot halverwege en zou later opgepikt worden. Maar wie verschijnt er toch helemaal boven op zijn mini-fietske. “Jawel onze Patrick, jankend en wel. Zo zat ie toen al in elkaar”. Vanaf het moment dat hij op de fiets zat, reed hij al uitslagen. Zowel bij de jeugd als bij de nieuwelingen. Eenmaal bij de junioren gaat hij helemaal los en rijft belangrijke koersen binnen.
De Dorpen Omloop, de Pepperrace en de Omloop van Het Zuiden. Verder ereplaatsen in bijvoorbeeld de Hel van het Mergelland en Noordwest Overijssel.
Maar het absolute klapstuk is de bronzen medaille op de ploegentijdrit van het WK 1985 in Stuttgart. Michel Zanoli, Jan-Hendrik Dekker, Gerrit de Vries en Patrick, samen finishen ze als 3e achter de Italianen ( met o.a. Mario Cipollini) en de Sovjet-Russen. Een exploot, letterlijk van wereldformaat. Getuigend van uitzonderlijke klasse. Gerrit de Vries werd een gelouterde prof. Michel Zanoli had ook de klasse daartoe, maar zijn getormenteerde geest was helaas niet opgewassen tegen het leven. Jan-Hendrik koos een ander parcours en werd oprichter en CEO van de Velthuis-klinieken. Nu een man dubbeldik in bonis.
RAMPSPOED
Hoeveel zou er voor Patrick nog in het sportieve vat hebben gezeten? De volgende jaren krijgt hij als amateur een plaats bij Jo van Aarle-Ecco. Een equipe met louter kleppers. Een team met een internationaal programma over heel Europa. Met optredens in open koersen samen met de profs, zoals het Circuit Cycliste Sarthe en de Ronde van de Vaucluse. Dé springplank voor een carrière als beroepsrenner. In 1988 groeide hij uit tot een van de meest regelmatige renners in de Nederlandse klassiekers. Zijn ploegleider Frits Schür zou zich hard maken voor een contract bij een gerenommeerde profploeg. Maar het ging faliekant mis.
Bij een maximaaltest in februari ‘89 sloeg plotseling zijn hart op hol. En hoe, 290 slagen per minuut! Bij een vervolgonderzoek in het Eindhovense Catharina ziekenhuis donderde zijn wereld helemaal in elkaar. Zonder inleiding en zonder omhaal van woorden werd hem boudweg meegedeeld dat hij moest stoppen met topsport vanwege hartritmestoornissen. Een dreunende mokerslag voor iemand die nog zoveel te bewijzen had. Die zelfs twee dagen tevoren nog gewonnen had in Gent-Staden, een Vlaamse stad tot stad koers. Met gemak, zonder een centje pijn. Stef moederlijk: “ diejen dokter zei lompweg: je moet onmiddellijk ophouden met fietsen. Dat was het dan. Verder niks. Dae zegde toch nie zù tege un menneke van 22 joar. Ik véin dae nie normaal”.
Toch maar een second opinion gezocht bij het AZM in Maastricht. Aanleiding genoeg na weer een “aanval” waarbij zijn hartslag zonder noemenswaardige aanleiding opliep tot tegen de 300. Te voet onderweg naar huis moest ie naar adem happen en om de 100 meter rusten, zo benauwd. Bijna vier weken bleef hij in Maastricht onder controle. Bij een kunstmatig opgewekte extreme belasting raakte hij in een diepe coma. Met elektrische schokken werd hij na verloop van tijd weer tot bewustzijn gebracht.
“Hij vertelde me later: och moeder, ’t is dat ik jullie heb, want anders hadden ze me gerust mogen laten gaan, zo mooi…..”.
De cardiologen van het AZM spreken eveneens een veto uit voor topsport. En daarbovenop een grote doos met medicijnen. Het zwarte gat doemt op. Het allesoverheersende van het rennen is zomaar weg. Op niveau presteren taboe. Adieu aan het vrije leventje van een topcoureur. Een nieuwe hobby en andere vrienden zoeken, het moet. En een baan, die hij snel vindt met zijn MTS diploma op zak. De buffer voor het geval het niet zou lukken als renner, komt nu wel van pas. Alhoewel niet van harte. Een cursus sportmassage en scouting van jong talent voor zijn oude ploeg houden hem toch nog met één been in de sport.
Ontspannen toeren en minder intensieve trainingen zijn hem niet ontzegd. Zo tijgt hij op de 18e januari 1992 naar Achel om daar te starten in een MTB-toertocht. Het is alweer drie jaar na die harde diagnose. Al die tijd was er geen vuiltje aan de lucht geweest.
“Ons Mirjam en ik waren die dag shoppen in Utrecht. Op een gegeven moment vond ik er -tegen mijn aard- geen zak meer aan. Iets, diep in het binnenste van mijn wezen, zei dat ik naar huis moest. Komen we daar aan, zit het huis vol. Sylvia zijn vriendin en haar familie zijn er ook. Foute boel dus . En hoe. We zijn direct naar het ziekenhuis in België gereden. Verbaasd waren ze over onze late komst. Maar mobieltjes bestonden nog niet en ze hadden thuis -terecht- op ons gewacht. Goed om je aan elkaar te kunnen vasthouden bij zo’n afschuwelijke confrontatie. We hebben nog een autopsie laten doen. Met de constatering van een afwijking op de hartspier schoten we niks op. Dat wisten we, maar het fatale had niemand voorzien”.
Patrick was gevonden door twee andere deelnemers die zijn heftige doodsstrijd van nabij meemaakten. “Hij heeft gevochten om bij ons te blijven”, dat is de stellige overtuiging van Stef.
JEF, #2
Een kind verliezen is meer dan één zwarte bladzijde in je leven. Nee, het is een heel dik boek vol.
“We ontvluchtten daarna altijd de feestdagen. Vaste prik was Benidorm met de Kerstdagen. Op een gegeven moment zegt Jef daar in het hotel: Ik ga niet met de trap naar boven. Ga maar vast, ik wacht even op de lift. Toen had er bij mij al een lichtje moeten gaan branden”.
Jef leek met de jaren qua gemoedstoestand wat op te krabbelen. Pakte ook weer regelmatig de fiets.
“Jef was bezig een stoepje te leggen, achter bij de vijver. Het zonneke schijnt lekker en hij aarzelt, stopt en peinst even. Ik zag het al, oei, oei, die wil gaan fietsen. Jawel, hij laat de boel de boel en vertrekt. Een paar uur later de politie aan de deur, net als tien jaar tevoren. Weg gullie, heb ik gegild”
Jef is net als Patrick in het harnas gestorven. Op de grens van Riethoven, in alweer de Kempen.
“Hij hî niks geleeje, zunne voet zaat nog in de toeclip. Onze Patrick hî geknokt tottie nie mìr kòs.
Ik was eerder kwaad dan verdrietig toen Jef ging. Als lid van de vrijwillige brandweer van de TU/e mocht hij zich elk jaar laten keuren. Deed ie niet want hij voelde zich, naar eigen zeggen, goed. Een bewust ingecalculeerd risico of toch de verdringing. In ieder geval tegen beter weten in, als je al moeite hebt met trappen lopen. Jef’s tegenwoordigheid is voor mij redelijk vervaagd, een proces dat al sinds onze Patrick was ingezet. Patrick blijft heel dicht bij me. Ik ben nog vaak terug geweest naar die plek in de bossen van Hamont waar ie ons is ontvallen. Ge zuukt troost veur oew leed, hè”
Stef heeft zich losgemaakt van het vroegere knellende keurslijf dat de wielersport in meerdere mate voor haar betekende. I want to break free van Queen knalt uit de speakers van de Fysio-fitness studio waar ze drie keer per week aantreedt. “ Dat nummer wil ik ook gedraaid hebben op mijn begrafenis. Ooit”. Stef Coone-Gillis, eenentachtig jaren jong. Alive and kicking.
- Peter en de treurktukker - 07/03/2023
- Een koffietje doen - 26/01/2021
- Gianni Savio: amore & vita - 03/11/2020
goed geschreven verhaal. erg mooi om te lezen. Dankjewel Theo.