Hij parkeerde zijn auto achter de stoffige Suzuki Swift van dochter Carmen. Haar kleine autootje was duidelijk niet groot genoeg om plaats te bieden aan zoonlief Manolito’s racefiets en dus was het op koersdagen aan opa om als chef vervoer te fungeren.

Hij toeterde één keer om te laten weten dat hij er was en stapte uit om de kofferbak alvast open te maken.

‘Wat ben je laat!’ Carmen kwam wijzend op haar horloge de achtertuin uitlopen.

Hij keek op het zijne en zag dat het pas kwart voor acht was, ruim vier uur voor het startschot van Manolito’s wielerwedstrijd in de categorie tot twaalf jaar.

Carmen was vaak nog zenuwachtiger voor de koers van haar zoontje dan het mannetje zelf.

‘¡Hola!’

De jongen zelf kwam zijn opa nu namelijk onbekommerd en vrolijk tegemoet, vloog hem om zijn middel. Op zijn 11-jarige bovenlip dienden zich de eerste nieuwsgierige, vlassige haartjes aan in een verder nog kinderlijk, onschuldig koppie.

‘Heb je je bidons al gevuld?’ riep Carmen vanuit de keuken. De jongen sjokte naar binnen.

Opa leunde tegen zijn auto, zijn gezicht ontspannen warmend aan de Spaanse ochtendzon. Het was een heerlijke dag voor de koers.

***

In de verte zagen ze grote groepen jonge rennertjes, alleen of in het gezelschap van een bezorgde papa of mama, door elkaar bewegen, een deel op weg naar de start om zich in te schrijven, het andere juist weer op zoek naar ruimte om de benen nog wat op te warmen. Sommigen rennertjes werden met frisse tegenzin voortgeduwd door de zachte, dwingende hand van een vader of moeder, anderen konden met moeite hun duivels beteugelen en fietsten nu al ijverig in de rondte .

Opa zocht een plekje buiten dat gekrioel om de auto langs de weg stil te zetten, en Carmen en Manolito uit te laten stappen. Vroeger ging hij nog wel mee naar de drukke start, maar hij was de tubes die tegen zijn kuiten beukten of de koerssturen die zich als een stormram in zijn heup boorden helemaal zat geworden.

En dus trapte hij op de rem zodra hij de drukte in de verte zag opdoemen, hielp de jongen snel zijn fiets uit de achterbak te tillen, draaide voor hem de wielen weer vast op hun plaats en zette vervolgens de auto in zijn achteruit om ergens verderop een rustiger straatje te vinden om te parkeren.

Maar eerst, na van beiden een kus op de wang te hebben ontvangen, keek hij zijn dochter en kleinzoon na, die al snel opgingen in het peloton zenuwachtige wielrennertjes en hun begeleiders.

***

‘Wat mag het zijn, señor López?’

‘Een cortado…’

De bebaarde barista met een knotje bovenop zijn hoofd draaide zich om naar de glimmende koffiemachine achter zich.

‘… en doe er maar zo eentje bij,’ zei opa, wijzend naar één van de zoetigheden in de vitrine.

‘Maakt Manolo kans vandaag?’ Altijd als zijn kleinzoon een koers reed in de stad, streek opa neer op dit in een van de zijstraatjes verstopte terrasje om uit het zicht van zijn dochter een sigaartje te roken voor de koers.

‘Absolutamente. Anders zou hij niet meedoen,’ antwoordde hij zelfverzekerder dan hij zich voelde.

Met het nodige gerinkel werden de koffie en het lekkers op de bar gezet.

‘Gracias!’

Onderweg naar buiten pakte opa van het tafeltje bij de deur de sportkrant mee.

Hij had amper het gebakje achter de kiezen en de voetbalverslagen doorgespit, toen hij zijn dochter met lange passen het straatje in zag stappen, met aan een arm haar zoontje en de ander diens fiets achter zich aan meeslepend.

‘Het zal niet voor vandaag zijn. We gaan!’

Hij goot het restje koffie achterover, gooide de krant terug op het tafeltje en beende achter zijn familieleden aan.

‘¿Qué pasa?’

‘Zijn naam stond er ook tussen,’ zei ze bits.

‘…’

‘Op het startformulier. De Onverslaanbare…?!’

Hij keek haar nog altijd niet begrijpend aan.

‘Valverde. Alejandro Valverde doet mee.’

 

Vrij naar de anekdote die Michel Wuyts graag pleegt te vertellen aan José de Cauwer als het koersverloop dat enigszins toelaat, over een jonge Valverde die jarenlang ongeslagen bleef en daarmee ouders ertoe bracht hun kind al voor de koers mee terug naar huis te nemen.

Sander Grasman