‘Als een wesp weggeschoten uit een katapult, zette hij al die groten, met een volstrekt tegendraadse sprint aan de andere kant van de weg, zonder te zijn gelanceerd, finaal voor schut’.

Met een beetje inlevingsgevoel zou het zomaar een citaat kunnen zijn uit een van de talloze Polygoonjournaal-commentaren van Philip Bloemendal. Met zijn karakteristieke stemgeluid zou de iconische en veelvuldig geparodieerde presentator vrijwel onmiddellijk hebben uitgeweid over ‘duizenden bloemenmeisjes’, die weldra op het onderwerp van de tekst zouden zijn afgekomen. Op de renner die in het warme en winderige Merlin-Plage, aan de Franse westkust, op steenworp afstand van Saint-Hilaire-de-Riez, het voltallige peloton met een machtig eindschot het nakijken had gegeven. Het is echter geen commentaartekst van Philip Bloemendal, maar een zin uit het verslag van Het Vrije Volk, daags na die verrassende ritzege in de Tour de France van 1975. Het is de geboorte van Katapult Theo. Smit van achteren geheten. De 24-jarige Amsterdammer had ze er, tot ieders verbazing en niet in de laatste plaats van zichzelf, allemaal opgelegd. Van Linden, Merckx, Esclassan en al die andere rappe mannen. Stuk voor stuk geklopt door een onbekende Nederlander. Vier dagen later zou Theo ze nogmaals te kijk zetten en wederom naar de ritzege snellen. Een nieuwe Nederlandse topsprinter, die voor veel vaderlands Toursucces zou gaan zorgen, leek geboren. Niets bleek minder waar. Theo Smit zou een eendagsvlieg zijn, die weliswaar op twee dagen won, maar die met een haast nog hogere snelheid dan waarmee hij die beide massasprints in 1975 in zijn voordeel beslechtte, van het hoofdpodium zou verdwijnen.

Keeper

Een klein jaar voordat hij juichend van geluk de aankomstlijn op de Avenue des Mouettes in Merlin-Plage overschreed, was Theo Smit beroepsrenner geworden. Niet dat dat in de jaren daarvoor een uitgemaakte zaak was. Integendeel. Waar zijn collega’s in het profpeloton van 1975 een half decennium eerder ervaring en kracht opdeden in koersen voor junioren, ging Smit liever de hort op. Als zoon van een boerendagloner, zeg maar een zzp-er avant la lettre, die zich lieten inhuren voor allerhande klussen op het boerenland, hield tiener Theo zich vooral bezig met bier drinken, shaggies roken en rondscheuren op opgevoerde brommers. Geld verdiende hij door als timmerman te werken en om aan lichaamsbeweging te komen voetbalde Smit. Nou ja, hij was, ondanks zijn niet bovengemiddelde lichaamslengte, keeper. Om precies te zijn bij NAS (Na Arbeid Sport; echt waar….) uit Halfweg.

Geen sterke aanloop dus naar een bloeiende carrière als profrenner. Pas als gevoelens van nutteloosheid de overhand beginnen te krijgen over die van het plezier in zijn luie levensstijl, besluit de jonge Smit in 1969 op 18-jarige leeftijd een amateurlicentie aan te vragen. Enkele jaren eerder was Theo via zijn vader met wielrennen in aanraking gekomen, doordat topamateur Gerard Wesseling bij het gezin Smit om de hoek woonde. Op zijn tiende had Theo zelfs een verwoede poging gedaan een heuse fanclub voor zijn bijna-buurman op te richten. Dankzij een combinatie van goede contacten en niet onbehoorlijke prestaties in het amateurpeloton, komt Smit in de eerste helft van de jaren ’70 terecht bij de Frisol-ploeg van Piet Libregts. Dankzij de financiële injectie van de hoofdsponsor, een handelaar in olieproducten, is er zowel een amateur- als een profteam van Frisol actief en zo kan Smit in 1975 intern promoveren naar het keurkorps der beroepsrenners. Niet dat hij die promotie duidelijk in zijn portemonnee merkt. Het nettosalaris van de neoprof is niet meer dan 750 gulden in de maand. Een bedrag dat hij als amateur ook wel bij elkaar trapte – zwart – in de vorm van premies en ander prijzengeld.

Luwte

Ondanks dat Theo Smit, dankzij de aanwezigheid van talentvoller ingeschatte ploeggenoten als Hennie Kuiper, Cees Priem, Fedor den Hertog en oud-wereldkampioen Harm Ottenbros, lekker in de luwte aan zijn profcarrière kan beginnen, start de eerstejaars wel meteen in alle drie de grote rondes. In die van Spanje, dan nog de eerste van de trilogie Vuelta-Giro-Tour op de wielerkalender, toont Theo Smit meteen over bijzonder rappe benen te beschikken. Na twee bescheiden top 10-klasseringen in eerdere etappes, slaat de renner van Frisol in de 217 kilometer lange achtste rit naar La Pobla de Farnals toe. Tenminste, in die veronderstelling leeft hij voor enkele minuten, na als eerste de aankomstlijn te zijn gepasseerd. De in het kielzog van de Nederlander gefinishte Italiaanse spurtbom Marino Basso maakt echter op driftige wijze misbaar. Als de wereldkampioen van 1972 eindelijk bij zinnen is en zijn onvrede aan de jury duidelijk kan maken, is die onverbiddelijk. Niet dat er beeldmateriaal is om te kunnen bestuderen of Smit inderdaad in volle sprint aan het shirt van Basso heeft getrokken, zoals de ziedende Italiaan beweert. Het is het woord van de één tegen dat van de ander. De bewering van een voormalig drager van de regenboogtrui en tevens veelvuldig ritwinnaar in alle grote rondes versus die van een onbekende Nederlandse nieuwkomer.

Smit heeft geen schijn van kans in de verbale strijd tegen zijn Italiaanse opponent. De jury kiest de kant van Basso, kent hem de dagzege toe – zijn derde al in de Vuelta van 1975 – en zet de boosdoener terug naar de anonieme laatste plaats van het peloton. Helemaal zeker van hun besluit zijn de Spaanse juryleden niet, onomstotelijk bewijs voor Smits wandaden ontbreekt immers, vandaar dat hij ondanks zijn declassering wel de premie krijgt uitgekeerd die bij een etappezege hoort. Het is niet veel meer dan een heel kleine pleister op de wonde en kan de teleurstelling bij Theo Smit natuurlijk geenszins wegnemen. Weg eerste grote internationale profzege. Weg doorbraak als topsprinter. In de volgende massaspurt, een dag later, komt Smit er niet aan te pas. Terwijl Basso voor de vierde maal in vijf dagen zegeviert, eindigt hij als zevende. Nog voordat de eerste serieuze bergetappe opdoemt – klimmen is niet aan de Nederlander besteed – verlaat de debutant de Vuelta. Getroffen door buikloop komen Smit en ploeggenoot Henk Prinsen in de tiende etappe vier minuten te laat binnen, waardoor hun Spaanse avontuur ten einde komt. Een paar weken later stuurt Frisol Theo Smit naar de Giro. Een optreden dat van nog kortere duur zal zijn. Na een zesde en zevende plek in de eerste vlakke ritten, wordt Smit na de vierde etappe uit koers gehaald. De Italiaanse jury betrapt hem op heterdaad als hij tijdens een beklimming aan de ploegleidersauto hangt.

Tourdebuut

Zijn kortstondige deelnames aan beide grote rondes, gecombineerd met enkele top 10-klasseringen in massasprints, maken dat Piet Libregts besluit om Smit ook op te stellen in de Tour. De ploegleider heeft vertrouwen in zijn pupil en laat de meer ervaren Piet van Katwijk en Henk Poppe, een jaar eerder nog verrassend ritwinnaar na een massasprint, thuis ten faveure van de jonge neoprof. Libregts en Frisol-directeur Nico de Vries hebben de lat voor de start van de 62ste Tour, in het Belgische Charleroi, bepaald niet laag gelegd. Een top 10-eindklassering voor Hennie Kuiper, een ritzege en een plaats in de top 5 van het ploegenklassement, dat zijn de doelstellingen die Theo Smit en zijn negen ploeggenoten in Parijs zouden moeten kunnen afvinken. Het eerste en het laatste doel zullen niet worden behaald. Kuiper tikt uitgerekend als elfde aan in zijn eerste Tour en in de collectieve eindstand zal Frisol achtste worden. Als een schoolmeester het werk van de enige Nederlandse ploeg in de ronde van 1975 zou nakijken, kan die achter de middelste doelstelling, een rit winnen, al op de tweede dag een krul zetten. In de ochtendetappe naar Molenbeek is Cees Priem de sterkste van een elite-kopgroep en troeft medevluchters als Eddy Merckx, Joop Zoetemelk en Francesco Moser genadeloos af. Het haalt direct de druk van de ketel bij de, in een hagelwit shirt met daarop enkele horizontale groene banen rijdende, Frisol-brigade van Libregts. Een stimulans die ook Theo Smit goed kan gebruiken.

Voor hem lagen er in Molenbeek op voorhand geen kansen. Alleen de gedachte aan een oplopende weg doet bij de Noord-Hollander al het klamme angstzweet uitbreken. Het zien van een oprit of molshoop is voldoende om de motivatie bij de uitgesproken niet-klimmer tot onder het nulpunt te doen dalen. De Muur van Geraardsbergen, waar de kopgroep met de latere winnaar Cees Priem ontsnapt op 25 kilometer van de aankomst, maakt dat Theo Smit zijn krachten liever spaart voor de pure massasprints. De eerste daarvan volgt twee dagen later in Amiens, maar als het peloton haar eindschot voorbereidt is hij niet bij machte mee te spurten. Het lichaam van de Frisol-renner is te veel bezig met herstellen van de smak die hij eerder die dag gemaakt heeft. Met een onhandige beweging had Smit na amper 36 kilometer koers plotsklaps de kabel van zijn achterrem losgetrokken. In de consternatie die volgde kon hij een kuil in de weg niet ontwijken, laat staan zonder remkabel vaart minderen, en tuimelde pardoes over de kop het Noord-Franse asfalt op. Joaquim Agostinho en Luis Balagué kieperden over de onfortuinlijke Nederlander heen. Het trio kon al snel weer aansluiten bij het peloton, maar een wond aan de rechterelleboog en aan de linkerenkel belemmerden het Smit zich te mengen in de strijd om de dagzege. Die werd een prooi voor de Belg Ronny De Witte.

Stijgende lijn

Ondanks zijn sterke afkeer van oplopende wegen, zetten de prestaties van Theo Smit de twee volgende dagen wel degelijk een stijgende lijn in. De derde Touretappe naar Versailles eindigt hij als twaalfde, om een dag later achter Jacques Esclassan, Rik Van Linden, Robert Mintkiewicz en Giacomo Bazzan naar de vijfde stek te snellen. Bovendien had Smit onderweg een tussensprint weten te winnen. De Nederlander begint langzaamaan te geloven dat er iets moois in het vat zit en spreekt het vertrouwen in eigen kunnen ook uit. Telegraaf-journalist Charles Taylor publiceert op dinsdag 1 juli 1975, de dag van de Touretappe naar Merlin-Plage dat Theo Smit het gevoel heeft dat zijn eerste dagsucces nabij is. ‘De vorm is er. Nu nog wachten op een beetje geluk’’, zegt de man die nog geen twaalf uur na het verschijnen van de ochtendkrant zijn uitspraken waar zal maken. Om er zelfverzekerd aan toe te voegen dat hij alle aanwezige topsprinters in de Tour al wel eens ergens heeft geklopt.

Een half etmaal later is hij inderdaad de snelste van allemaal. Gaandeweg de etappe heeft Smit, net als een dag eerder, al de eerste tussensprint om wat premiegeld gewonnen, maar bij de tweede had hij zich uitgekiend schuil gehouden in de buik van het peloton. Om krachten te sparen, maar vooral ook om niet te veel de aandacht op zich te vestigen in aanloop naar de belangrijkste sprint van de dag. Die aan de aankomst. Als het complete peloton als een stel doldrieste stieren richting Merlin-Plage stuift, houdt zodoende geen van de sprintkanonnen serieus rekening met Theo Smit. Rik Van Linden en Jacques Esclassan zijn op voorhand de favorieten en uit het feit dat Ward Janssens en Karel Rottiers in de slotkilometer tempo maken, kan iedereen afleiden dat ook Eddy Merckx zich weer eens in een sprint om de dagzege wil mengen. De vijfvoudig Tourwinnaar en regerend wereldkampioen aast op een zesde eindzege in Parijs en sprint daarom niet altijd mee – iets dat Smit een dag eerder aan den lijve had ondervonden; zijn vijfde plaats in de etappe naar Le Mans kwam mede doordat hij het wiel van Merckx koos om zijn sprint in te zetten, maar ‘De Kannibaal’ besloot niet mee te spurten. Nu de Tour echter een kleine week op weg is, Merckx nog geen ritzege heeft geboekt en in het algemeen klassement tweede staat achter de verrassende Italiaanse Tourdebutant Francesco Moser, waagt de Belg maar weer eens een poging zich in het sprintgeweld te storten. Met groene truidrager Van Linden en Esclassan in zijn wiel wordt Merckx door zijn twee ploeggenoten de finale ingestuurd om hun voorbereidende werk af te ronden. De helpers hebben hun kopman echter net iets te vroeg aan zijn lot overgelaten, waardoor Van Linden nog tijd genoeg heeft om de wereldkampioen voorbij te denderen.

Katapult

Op iets meer dan tweehonderd meter van de finish duikt een renner, als een slechtvalk op zijn prooi, vanuit tiende positie op het achterwiel van Rik van Linden. Geheel op eigen kracht. Geen ploeggenoten die hem in het juiste wiel afzetten, geen treintje van andere renners die hem naar de juiste positie gidsen. Niets van dat alles. Een fractie van een seconde laat hij zich meevoeren in de slipstream van de leider in het puntenklassement om vervolgens een nieuwe tempoversnelling te plaatsen en direct naar rechts te sturen. Naar de overkant van de weg. Alsof er een onzichtbare vluchtheuvel opdoemt en hij de enige is die het obstakel aan de rechterkant passeert, terwijl alle anderen de linkerkant verkiezen. Staand op de pedalen, met zijn lichaam voorover leunend over zijn stuur, vergroot hij met iedere pedaalomwenteling zijn voorsprong op de zichtbaar moegestreden Merckx. Die wordt ondertussen gepasseerd door Van Linden. De groene truidrager heeft echter geen passend antwoord op de krachtsexplosie, die hij enkele seconden eerder rechts van hem heeft waargenomen. Alsof hij uit een katapult is weggeschoten dendert Theo Smit op de finish af, met in zijn kielzog niet meer dan een denkbeeldige stofwolk. Pas een handvol meters voor de finish recht hij zich op om de beide handen ten hemel te heffen en de wereld een goed uitzicht te bieden op het witgroene wielershirt, waarop Frisol staat te lezen. Achter hem glijden Van Linden, Merckx, Esclassan en de andere verslagenen verbouwereerd over de finish. Met ‘Katapult Theo’ heeft aan de kust van Merlin-Plage niemand rekening gehouden. Ook televisiecommentator Jean Nelissen niet. Die focust de hele sprint lang op het duel Merckx-Van Linden, om pas als Smit over de meet rijdt in zijn microfoon te stamelen dat er wel degelijk een Nederlandse ritzege wordt geboekt aan de warme en winderige badplaats in de Vendée.

Theo Smit is niet de enige die zijn ritzege voorvoeld had. Terwijl de kersverse winnaar pal na de finish assistent-ploegleider Edgar De Maere toeschreeuwt vooral water te brengen in plaats van een washandje met eau de cologne, bedoeld om Smit enigszins op te frissen en de rondemissen de gelegenheid te geven een iets aangenamer ruikende renner te zoenen, staat Piet Libregts de toegestroomde journalisten te woord. De ploegleider van Frisol belooft onmiddellijk de winstpremies voor zijn renners te verhogen en zegt via de pers een horloge toe aan Theo Smit. Die vergeet in zijn euforie en onervarenheid bijna naar het podium te gaan en moet door Tourdirecteur Félix Lévitan persoonlijk richting het ereschavot gedirigeerd worden om overladen te kunnen worden met bloemen, kussen, applaus en sponsorprullaria.

Kunststukje

In de volgende etappes duidt niets erop dat Theo Smit in staat zal zijn het kunststukje in Merlin-Plage nog eens op te voeren. In de zevende naar Angoulême en de achtste naar Bordeaux heeft de Nederlander de grootste moeite het tempo van het peloton te volgen. De roes van zijn etappewinst, de hectiek van de Tour en de lange etappeafstanden worden voor even iets te veel voor de renner van Frisol. In de sprints die respectievelijk Francesco Moser en Barry Hoban dagsucces opleveren, kan Smit zich niet mengen. Sterker, hij bevindt zich op dat moment al niet eens meer in het peloton, maar komt in gezelschap van enkele ploeggenoten op achterstand binnen. Met terugwerkende kracht kun je zeggen dat het een slimme zet is geweest om even pas op de plaats te maken en een paar etappes te gebruiken om, voor zover mogelijk, wat bij te tanken, terwijl de andere topsprinters opnieuw het uiterste van hun fysiek moeten aanspreken. Bovendien zal de verrassing des te groter zijn als Smit het complete peloton een tweede keer te kijk zet.

Want dat doet de 24-jarige neoprof. Op zaterdagochtend 5 juli in de slechts 131 kilometer lange negende rit van Langon naar Fleurance. Of beter, etappe 9A, want die middag staat er nog een tijdrit op het programma, die als 9B in het Tourschema staat. Twee ritten lang heeft Theo Smit zijn krachten gespaard om die in de voorlopig laatste kans voor de sprinters nog eens te kunnen aanspreken. Net als vier dagen eerder kiest hij in de finale zijn eigen weg. Het enige dat helpers José De Cauwer en Donald Allan hoeven te doen is hun kopman in de laatste van de drie plaatselijke omlopen ergens halverwege het peloton op te pikken en naar de voorste gelederen te begeleiden. In de slotkilometer kiest de katapult zijn eigen weg. Zoals hij altijd gedaan heeft. Niet voor niets was Smit in zijn tienerjaren bij voetbalclub NAS doelman. De meest individualistische rol binnen een elftal. Precies zoals hij het graag heeft. Gewoon lekker zijn eigen ding doen, zonder andermans bemoeienissen.

Superman

Zo reed Smit zijn eindsprint in Merlin-Plage en zo doet hij dat vier dagen later in Fleurance opnieuw. De laatste bocht duikt hij als vierde in, pal achter Merckx, Van Linden en de Italiaan Giacinto Santambrogio. Terwijl achter hem het onheilspellende geluid van een valpartij klinkt – Jacques Esclassan probeert in een niet bestaand gat tussen Van Linden en de dranghekken te duiken, raakt het hek, valt, breekt zijn sleutelbeen en moet de Tour noodgedwongen verlaten – knalt ‘Katapult Theo’ zichzelf naar voren. Opnieuw met zijn atypische manier van sprinten. Smit kiest, net als in de etappe naar Merlin-Plage, zijn eigen route. Al bij het passeren van het driehonderdmeter bord zet hij aan en duikt wederom meteen naar de overkant van de weg, dwars door de wind. Niets of niemand kan hem stoppen. Als er in Fleurance een betonnen muur had gestaan in de slotmeters van de etappe was de Nederlander er dwars doorheen gedenderd, het obstakel in tientallen brokstukken achterlatend als ware hij Superman zelve.

Terwijl de andere sprinters hun teleurstelling verbijten, worden na de finish twee karaktereigenschappen van Theo Smit zichtbaar. Ten eerste is hij minder solistisch dan zijn manier van koersen doet vermoeden. De bloemen voor de winnaar en het tweede horloge dat Piet Libregts cadeau doet, schenkt hij aan zijn Australische helper Donald Allan. Als dank voor diens knechtenwerk. En het sprintkanon begint geld te ruiken. In de Tour van 1975 is het gebruikelijk dat iedere ritwinnaar op de foto gaat met een fles mineraalwater van sponsor Perrier, maar als Smit de voor dat ritueel ingehuurde Franse fotograaf ziet, weigert hij. ‘Eerst geld zien’, luidt zijn eis. Assistent-ploegleider De Maere weet de Noord-Hollander bijtijds te overtuigen dat de fotoverplichting nu eenmaal bij het Tourcircus hoort en dat het beter is directeur Félix Lévitan niet voor het hoofd te stoten. Mokkend stemt Smit met het kiekje in.

Wet van Murphy

Het is het laatste beeld dat de Tour de France van 1975 van Theo Smit ziet. Twee dagen later kan hij naar huis. In menig interview na zijn ritzege in Fleurance kondigt de renner van Frisol al aan, letterlijk en figuurlijk, op te zien tegen de naderende Pyreneeën-reuzen. De uitgesproken niet-klimmer wil echter niet op voorhand opgeven en zegt gedecideerd de strijd met de cols op zijn minst aan te zullen gaan. Om er een somber ‘maar ik weet niet hoe’ aan toe te voegen. Na de bergetappes liggen er immers nieuwe sprintkansen in het verschiet en de Tour zal in 1975 voor het eerst worden afgesloten op de Champs-Élysées in hartje Parijs. Een gegarandeerde kans voor de sprinters, hebben de kenners al bij de presentatie van het parcours voorspeld. Theo Smit zal op dat moment echter al weer een kleine twee weken thuis zijn. Nog voordat er in de tiende etappe naar Pau, met onderweg de Soulor en de Esquillot, een meter is geklommen, klapt de sprinter in het eerste koers-uur onhandig tegen het asfalt. ‘Zonder erg’, zouden ze in België zeggen. Smit kan zijn weg vervolgen, maar zijn moraal om bergop tot het uiterste te gaan om op tijd binnen te komen, knakt als een tulp in een storm.

De tweehonderd kilometer van Auch naar Pau worden een lijdensweg. De Wet van Murphy gaat op alle mogelijke manieren op en geen enkele vorm van tegenslag blijft de Nederlander dan ook bespaard. Lekke band. Nergens andere renners in de buurt. Geen enkele toeschouwer die bergop even een duwtje in de rug geeft. En tot overmaat van ramp heeft de chauffeur van de bezemwagen, die pal achter de stug doormodderende Nederlander rijdt en bergop zelfs moet remmen om niet met de voorbumper Smits achterwiel te raken, geen bidons aan boord. De dorstige Theo Smit heeft geen andere keus dan een paar keer af te stappen om water uit het publiek aan te nemen. Uiteindelijk rolt hij bijna een uur na ritwinnaar Felice Gimondi over een intussen nagenoeg verlaten finish in Pau. De tijdslimiet is dan al meer dan twintig minuten verstreken. Alleen een handjevol, vanzelfsprekend Nederlandse, journalisten vindt het de moeite waard de moegestreden renner op te wachten. Het Tourdebuut van Theo Smit zit erop. Twee ritzeges en een vracht aan ervaring rijker kan hij terug naar Noord-Holland.

Terugkeer

Ondanks zijn jonge leeftijd ten tijde van zijn debuut in 1975 en een profcarrière die nadien nog bijna vijftien jaar zal duren, keert Theo Smit niet vaker dan één keer terug in de Tour. Nog niet in 1976. Tot zijn teleurstelling blijkt de interesse van grote ploegen in de tweevoudig etappewinnaar mee te vallen. Of beter, tegen. Als er al aanbiedingen komen stellen die niet veel voor en dus blijft Smit het jaar na zijn Toursuccessen Frisol trouw. De ploeg is door het overstappen van Hennie Kuiper, José De Cauwer en Piet van Katwijk naar het TI-Raleigh van Peter Post echter danig verzwakt en besluit af te zien van Tourdeelname. In het voorjaar neemt Smit in de Vuelta wel revanche voor zijn diskwalificatie na het akkefietje met Marino Basso een jaar eerder, door twee massasprints te winnen. Die zeges zijn voor ploegleider Piet Libregts niet voldoende om Frisol naar Frankrijk af te vaardigen. Hij is bang dat zijn renners er maar weinig te zoeken hebben en voert bovendien het tamelijk merkwaardige argument aan dat Frisol en TI-Raleigh elkaar in de Vuelta in de weg hebben gereden en dat er in zijn optiek in de Tour daarom geen plaats is voor twee Nederlandse teams.

Theo Smit moet een jaar wachten voordat hij een nieuwe poging kan wagen Toursucces te boeken. In 1977 is Frisol wel weer van de partij. Piet Libregts en Nico de Vries, de directeur van de oliehandel, hebben hun ploeg weer op volle sterkte gebracht door niet alleen Jan Raas, maar ook de Spaanse Tourwinnaar van 1973, Luis Ocaña, aan te trekken. Die bevindt zich weliswaar in de herfst van zijn profloopbaan, maar wil in het witgroene shirt van Frisol nog een laatste poging wagen een topklassering in Frankrijk te behalen of een bergetappe te winnen. Geen van beide ambities zal de Spanjaard waarmaken. In Parijs staat hij op een roemloze 25ste plaats in het eindklassement. Frisol-succes is er echter wel degelijk. Driemaal slaat de brigade van Piet Libregts toe in de strijd om de dagzege. Jan Raas, Fedor den Hertog en Paul Wellens zijn de prijspakkers namens de oliesponsor. Smit weet niet tot een etappewinst te komen. ‘Katapult Theo’ mengt zich meermaals in het sprintgeweld, maar niet met het resultaat van twee jaar eerder. Het is voor de renner zelf geen verrassing dat hij niet langer over de explosiviteit beschikt waarmee hij zichzelf voorheen, als ware hij een blok steen uit een katapult, kon afschieten om Merckx, Van Linden, Esclassan en al die anderen verbouwereerd achter te laten. Sinds begin 1976 kampt hij met knieklachten.

Knieklachten

Bij zware inspanningen is de buitenmeniscus van Smits rechterknie langzamerhand steeds meer pijn gaan doen. Aanvankelijk was er nog mee te fietsen geweest, maar in de tweede helft van 1976 had het euvel een steeds grotere invloed op de prestaties van Theo Smit. Een hele stoet artsen, therapeuten en ook Ajax-fysiotherapeut Salo Muller bestudeert en behandelt de pijnlijke knie, maar zonder resultaat. Pas als een Belgische professor voorstelt de buitenmeniscus operatief te verwijderen begint er licht aan het einde van de tunnel te schijnen. We zitten dan inmiddels dik in het voorjaar van 1977. Half mei kan de onfortuinlijke renner eindelijk weer in wedstrijdverband op de fiets stappen, om in de ronden van Luxemburg en Zwitserland razendsnel ritme op te doen en op tijd fit te zijn voor de Tour. In die wetenschap is het razend knap dat Smit in Frankrijk zes top 10-klasseringen bij elkaar weet te spurten. Misschien nog wel knapper is het dat de Noord-Hollander om aan zijn sprints toe te komen, eerst een zware Pyreneeënrit over de Aspin, de Tourmalet en de Aubisque weet te overleven.

Tot zijn geluk staat die etappe al op de derde Tourdag op het menu en sparen de favorieten hun krachten voor hetgeen nog gaat komen. Het tempo ligt niet hoog en dat voorkomt dat Theo Smit de tijdslimiet overschrijdt. Al geeft hij na afloop ruiterlijk toe op de Aspin wel degelijk aan opgeven te hebben gedacht. Sterker, Smit was halverwege de beklimming zelfs al van de fiets gestapt, maar werd er door Piet Libregts hoogstpersoonlijk weer op gehesen. Op de Tourmalet herhaalde die situatie zich, waarna Libregts de rest van de etappe met zijn auto pal achter zijn sprinter was blijven rijden, om hem het opgeven te beletten en waar nodig door het openstaande autoraampje een peptalk toe te brullen. Zijn kansen in de sprintetappes, daar moest Smit aan blijven denken op die verrekte berg zodra de neiging tot opgeven het doorzettingsvermogen dreigde te overschreeuwen. Vooral de zevende etappe naar Angers, met een mooie brede aankomst op de Place de la Rochefoucauld, hadden Smit en Libregts vooraf aangekruist. Daar zou de renner van Frisol zich als vanouds naar de finishlijn kunnen katapulteren en een derde etappezege in de Tour boeken. Die gedachte moet hij van zijn ploegleider de hele Tourmalet lang zien vast te houden. Het werkt. De aanpak van Libregts slaagt. Theo Smit overleeft de door hem zo gevreesde Pyreneeën en blijft in koers.

Uitgehongerd

Als er één sprint is in de Tour van 1977 die Smit had kunnen winnen is het inderdaad die in Angers. Twee fietslengtes komt hij tekort. In een hectische finale wordt de Noord-Hollander in de laatste bocht opzij gezet door een ploeggenoot van Esclassan. Hij raakt kortstondig uit balans, moet even overeind komen en kan net te laat reageren als Patrick Sercu zijn eindschot inzet. ‘Katapult Theo’ beschikt door zijn rechterknie niet meer over de krachten van twee jaar eerder en kan het denkbeeldige elastiek, dat nodig is om zichzelf af te schieten, niet meer zo ver oprekken als toen. Nu hij ook nog eens een fractie van een seconde te laat in actie kan komen om in het wiel van Sercu te duiken, rijdt hij een verloren race. ‘Misschien kan ik hem een volgende keer kloppen…’, laat een teleurgestelde Smit achteraf optekenen. Dat zal niet gebeuren. De Nederlander wordt nadien nog vierde en achtste in twee vlakke etappes, die uitgerekend allebei door Sercu gewonnen worden. Het zijn de laatste wapenfeiten in de Tourcarrière van Theo Smit. In de veertiende etappe van 1977, naar Thonon-les-Bains, verlaat hij de ronde. Niet de bergen vellen de sprinter, maar, opnieuw, buikloop. Met holle ogen en volledig uitgehongerd, omdat zijn lichaam iedere hap of slok meteen terugkaatst, stapt Smit bij een bevoorradingspost af. De hele dag heeft hij achter het peloton gereden, maar pas als op de Côte des Rousses een 15-jarige jochie op een pesterige manier naast de verzwakte Nederlander komt fietsen en dat twee kilometer volhoudt, knakt de moraal van de Frisol-renner definitief. Hij besluit pas op de plaats te maken en staakt de strijd.

Ondanks dat Theo Smit nog ruim een decennium prof zal zijn, blijft het bij die twee Touroptredens. Bijna nog sneller dan zijn opmars verdwijnt Katapult Theo weer naar de achterhoede van het peloton. Als Frisol eind 1977 de stekker uit de ploeg trekt, rijdt hij nog een jaar in Franse dienst bij Lejeune-BP om vervolgens een niveau lager terecht te komen. Hij wordt een soort premierijder, al klinkt dat oneerbiediger dan het is. Smit ontwikkelt zich tot criteriumspecialist en weet bovendien een lucratieve deal in Japan te versieren, waar hij nog jarenlang de in dat land razend populaire keirin-wedstrijden zal rijden. Er zijn maar weinig Nederlanders die het Japanse woord voor ‘katapult’ kennen, maar Theo Smit wel.

Vincent de Lijser