Foto Teamfoto Histor-Sigma
Verjaardagskalender 23 maart: Etienne De Wilde (1958)
Iemand die gewend is zijn of haar trainingsrondjes altijd te rijden met een rugzak vol stenen of gewichten, zal, op momenten dat er daadwerkelijk iets gepresteerd moet worden en het extra gewicht vanzelfsprekend als een loden last is afgeworpen, automatisch harder gaan. Het ontbreken van de extra kilo’s is niet alleen fysiek een verlichting, maar ook mentaal. Tel dat op bij de, onder verzwaarde omstandigheden geleverde, trainingsarbeid en het kan haast niet anders of de aanpak moet een positief resultaat opleveren. Misschien is het wel de verklaring waarom Etienne De Wilde de meeste van zijn overwinningen op de weg boekt in de eerste weken van een nieuw wielerseizoen.
Kijk het palmares van de Oost-Vlaming er maar op na. Zeker in zijn beste periode op de weg, eind jaren ’80 en begin jaren ’90. De Wilde wint etappes in Parijs-Nice, de Ster van Bessèges en de Ronde van de Middellandse Zee, maar slaat ook toe in onder meer de Omloop Het Volk en de Grote Prijs Wieler Revue. Het zijn stuk voor stuk koersen die tussen half februari en half maart op de wedstrijdkalender staan en waarin de Belg bloemen afhaalt alsof hij op de Flora Holland-veiling in Aalsmeer is.
De verklaring voor het succes lijkt voor de hand te liggen. Waar de meesten van zijn collega’s rustig kilometers beginnen te maken met het oog op de grote koersen die zullen komen, heeft De Wilde in de wintermaanden een volledig Zesdaagse-seizoen afgewerkt. Op door walmen van frituur, bier, sigarettenrook en de dieseldampen van derny-motoren omhangen wielerbanen, rijdt De Wilde zich in vorm voor de wegkoersen in het voorjaar. Logisch dat, wanneer die onprettige luchten plaats maken voor behaaglijke lentegeuren, een onvermijdelijk voordeel ontstaat. Bevrijd en met longen vol verse zuurstof slaat De Wilde zijn slag.
Wanneer Etienne De Wilde in 1980 de overstap maakt naar het profpeloton is zijn Zesdaagse-carrière in het winterseizoen nog niet aan de orde. Gaandeweg zijn liefst eenentwintig jaar lange loopbaan ondergaat de blonde Belg echter een transformatie. Zoals een houten kastje dat dagelijks zonlicht vangt heel langzaam, en haast ongemerkt voor het blote oog, van kleur verschiet, zo transformeert De Wilde geleidelijk aan van weg- naar baanrenner. In niet minder dan 197 Zesdaagsen zal hij aan de start verschijnen. Ruim een zesde deel daarvan sluit hij winnend af. Achtendertig keer, om precies te zijn, zegeviert hij. Niet alleen in Gent of Antwerpen, maar ook in diverse andere Europese steden. De meeste wint De Wilde met zijn vaste maatje Andreas Kappes.
Het tweetal maakt op de weg veelvuldig deel uit van dezelfde ploeg en is bovendien goed bevriend. Niet zelden helpen de twee elkaar aan een zege. Zo cijfert de Duitser, die in 2018 noodlottig zal komen te overlijden aan een allergische reactie veroorzaakt door een insectenbeet, zich in de Grote Prijs Wieler Revue van 1991 weg voor zijn Belgische kompaan, die door het voortreffelijke voorbereidende werk van Kappes de ouverture van het Noord-Europese wielerseizoen op zijn naam schrijft. Drie dagen later zijn de rollen omgedraaid en helpt De Wilde zijn Duitse vriend aan de winst in de Omloop Het Volk.
Dertien Zesdaagses winnen ze samen, Kappes en De Wilde. Maar ook gekoppeld aan Olaf Ludwig, Erik Zabel, Eric Vanderaerden of zelfs Charly Mottet, wint de Belg met gemak. Gaandeweg wordt het wegseizoen steeds meer bijzaak en ligt de hoofdmoot op de baan. Die twee Touretappes in 1989 en 1991 zijn leuk, net als de Belgische driekleur in 1988, maar De Wilde weet dondersgoed dat een wereldtitel of een Olympische plak er op asfalt niet voor hem in zitten. Op de baan daarentegen kan hij zich met de allerbesten meten. Het is zo logisch als wat dat De Wilde zijn focus verlegd. Met succes. Eerst mag hij zich een regenboogtrui laten omhangen als wereldkampioen puntenkoers, het is dan 1993, en vijf jaar later slaat hij toe op de koppelkoers.
Niet met maatje Kappes. Koppels moeten op een mondiaal toernooi immers over dezelfde nationaliteit beschikken. Het zou anders een hoop gedoe opleveren bij het hijsen van de vlag en het afspelen van de volksliederen, om nog maar te zwijgen over de medailleklassementen per land. In Matthew Gilmore – die naam klinkt Engels, maar het is een in Gent geboren Australiër, die vanaf 1998 voor België uitkomt – heeft De Wilde de perfecte partner aan zijn zijde. Datzelfde jaar pakken ze samen de wereldtitel koppelkoers.
In 2000 schieten ze op de Olympische Spelen in Sydney nipt te kort voor de gouden plak. Achter Brett Aitken en Scott McGrory, twee oorspronkelijke landgenoten van Gilmore, eisen de Belgen het zilver op. Etienne De Wilde is dan al 42 jaar. Trots laat hij zijn medaille omhangen en haalt eens diep adem. De lucht in het Dunc Gray Velodrome in de Australische stad is aanmerkelijk frisser dan wat hij al die jaren in het Zesdaagse-circuit was gewend. Geen geur van bier of patat, laat staan sigarettenrook. Het voelt alsof er een rugtas minder hoeft te worden mee getorst.