Foto Eric Houdas
Verjaardagskalender 25 juni: Thierry Marie (1963)
‘Tu es fou!’, klinkt het uit een van de volgauto’s, die achter de zojuist ontsnapte Thierry Marie heeft plaatsgenomen. Enkele minuten eerder heeft de Fransman slim gebruik gemaakt van de consternatie in het peloton na de eerste tussensprint in de zesde Touretappe van 1991. Djamolidin Abdoezjaparov had zijn honger naar punten voor de groene trui én bonificatieseconden in de strijd om het geel voor even gestild en Johan Museeuw en Olaf Ludwig geklopt. Terwijl de sprinters na het passeren van de witte lijn hun benen stil hadden gehouden en zich weer lieten inlopen, had Marie de chaos, die de hergroepering als vanzelf met zich meebracht, aangegrepen om weg te rijden.
Hij had er niet eens voor hoeven demarreren. Een kortstondige tempoversnelling was voldoende om een gat te slaan. Natuurlijk had Marie de hoop dat een mannetje of drie, vier, vijf misschien, bij hem zou aansluiten, maar helaas. Op ruim 230 kilometer van de aankomst in Le Havre heeft niemand de ambitie in een ontsnapping mee te gaan. ‘Gekkenwerk!’, gonst het door het peloton. Achter het stuur van een van de gastenauto’s denkt Bernard Hinault er precies hetzelfde over. Impulsief trapt de vijfvoudig Tourwinnaar het gaspedaal iets dieper in en stuurt zijn auto naast de fiets van Marie. ‘Tu es fou!’, schalt het over de weg, die de gemeentes Estrée-Wamin en Rebreuviette met elkaar verbindt.
Eigenlijk is Marie juist negentien kilometer te laat aan zijn solo begonnen. Tenminste, om in de recordboeken te kunnen komen. In 1947, direct na het vertrek van de veertiende rit tussen Carcassonne en Luchon, was Albert Bourlon gedemarreerd. Ook die had, net als Marie, geen gezelschap gekregen en besloot eveneens dapper zijn vluchtpoging door te zetten. Met zijn solo had Bourlon niet alleen de dagzege op zijn naam gezet, maar ook een record. Geen enkele andere Tourrenner reed ooit meer dan 253 eenzame kilometers voor het peloton uit, om die monsterontsnapping uiteindelijk met een etappeoverwinning te bekronen.
Niemand die vierenveertig jaar later ook maar een cent geeft voor de kansen van Marie op de lange rechte kustwegen naar Le Havre. Zeker niet onder de brandende zon, die het asfalt op sommige plaatsen doet veranderen in een stinkende, stroperige brij en die de lichaamstemperatuur van een ieder die zich bovengemiddeld inspant laat oplopen in het tempo van een snelkookpan.
Marie heeft het geel in de Tour van 1991 al even gedragen. Op de openingsdag had de renner van Castorama, erkend proloogspecialist, voor de derde maal in zijn carrière toegeslagen en, net als in 1986 en 1990, het hors-d’oeuvre van de Tour op zijn naam gezet. Doordat het peloton een elftal vluchters, onder wie favorieten Greg Lemond en Erik Breukink, had laten wegrijden in de ochtendetappe de volgende dag, was hij het geel al voor de lunch weer kwijt, maar dankzij een goede ploegentijdrit diezelfde middag is Marie op schootsafstand van de klassementsleiding blijven staan. De Fransman koestert ambitie.
Aangespoord door zijn vrouw Isabelle heeft de Normandiër in menig interview kenbaar gemaakt ook wel eens op een andere manier te willen winnen dan door middel van zijn specialiteit. Niet dat Marie nooit een Tourrit-in-lijn had gewonnen – in 1988 had hij met een ultieme uitval onder het rode vod van de laatste kilometer Jean-Paul van Poppel beroofd van nog maar eens een ritzege – maar nu heeft hij een heel ander huzarenstukje in zijn hoofd. Toeslaan in zijn thuisstreek, Normandië. Dat is het volgende doel van Marie, alvorens de rest van zijn Tour, zoals altijd, in het teken zal staan van knechten voor kopman Fignon.
Marie windt er vooraf geen doekjes om. Het gewaarschuwde peloton slaat de aankondiging echter achteloos in de wind. Dezelfde wind die op de vlakke wegen richting de kust precies in Marie’s vermoeid rakende gezicht blaast. Een lichte verkoeling biedt het, dat wel. Tegelijk is de wind een extra tegenstander tijdens het vasthouden van zijn voorsprong. Op 24 kilometer van Le Havre bedraagt de marge van de vluchter nog altijd zes minuten.
Iets meer dan een half uur dient hij zijn inspanning nog vol te houden, ondertussen vurig hopend dat het peloton niet te snel nadert. En dat de hongerklop wegblijft. De Fransman voelt aan zijn lichaam dat hij meer had moeten eten. Als twee autoritaire directeuren hadden de factoren ‘inspanning’ en ‘warmte’ de eetlust van Marie de hele etappe lang onderdrukt en daar dreigt de eenzame solist nu, in het zicht van de haven, of beter: Le Havre, de prijs voor te betalen.
Ook het vriendelijke verzoek van een cameraman van de Franse televisie, een aantal kilometers eerder, had niet bijgedragen aan het behoud van zijn concentratie. Of de koploper geen liedje kon zingen tijdens zijn eenzame tocht? Marie kon het verzoek wel enigszins begrijpen. Als muziekliefhebber en niet onverdienstelijk amateur-trompettist was hij immers degene die er op de laatste Tourdag een goede gewoonte van had gemaakt een trompet uit de ploegleidersauto van Cyrille Guimard tevoorschijn te toveren en al fietsend naar Parijs een moppie te toeteren, om zo het traditionele proostmoment van de winnaars van de diverse klassementen muzikaal op te luisteren. Zou Marie op de fiets niet een stukje ‘J’irai Revoir Ma Normandie’ willen zingen?, had de cameraman gevraagd. Ach, waarom ook niet?!
Even later schalt de stem van de solist de huiskamers van miljoenen Tourkijkers in, als Marie het anderhalve eeuw oude liedje uit volle borst inzet. Een dergelijke actie wordt schlemielig op het moment dat de monsterontsnapping geen goede afloop kent, maar dat is in Le Havre niet het geval. Van zijn maximale voorsprong van eenentwintig minuten blijft nog geen tien procent over, maar Marie houdt stand. Onder aanvoering van Gianni Bugno voert een aantal klassementsfavorieten het tempo fors op, waardoor de marge van de Fransman sneller terugloopt dan hem lief is, maar uiteindelijk blijft er voldoende over om na 234 eenzame kilometers lang ‘gekkenwerk’ verrichten niet alleen de dagzege te grijpen, maar ook het geel.
