De tragedie achter de pieken en dalen van de vandaag (4 augustus) jarige Luc Leblanc
Zou Raymond Poulidor zijn kleinzoon in diens tienerjaren hebben aangespoord om geregeld te gaan houthakken? De, pak ‘m beet, zestienjarige Mathieu van der Poel, die op aanraden van opa op een frisse zaterdagochtend de bossen rond woonplaats Kapellen intrekt. De voor houthakkers kenmerkende geblokte blouse nonchalant uit zijn spijkerbroek, daaroverheen een bodywarmer, omdat het weelderige roodkoperen bladerdek van de Vlaamse loofbossen de aangename najaarszon belemmert de gevoelstemperatuur te laten oplopen. Rugzak met een thermoskan koffie mee en een gevulde koek, om halverwege de exercitie nieuwe reserves op te doen. Als vanzelfsprekend gewapend met een bijl. En dan maar hakken.
Niets ontziend losgaan op de een reeks dikke boomstammen, die zich niet zomaar gewonnen geven. Het zou niet de eerste keer zijn geweest dat ‘Poupou’ een jonge talentvolle renner deze tip meegaf. De wereldkampioen van 1994 deed er zijn voordeel mee. ‘Grand-père’ Raymond zal zijn kleinzoon er vast ooit wel eens over hebben verteld, zou je denken. Verguld van trots dat een protegé, een goede vriend bovendien, de overwinning van zijn leven behaalde. Het hoogtepunt van een carrière als een grillige Pyreneeënrit. Met hoge pieken. Maar ook diepe dalen. En ‘met anderhalf been’, zoals Luc Leblanc het zelf regelmatig zou formuleren.
‘Ik heb het chassis van een 2CV, maar dan wel met een Ferrari-motor erin’. Nog zo’n uitspraak, die Leblanc tijdens zijn profcarrière meermaals laat optekenen. Het is de oorzaak van zijn wisselvallige prestaties en terug te voeren op een afschuwelijke tragedie in de zomer van 1978. Elf jaar oud is Luc, als moeder Leblanc en haar vier kinderen – behalve Luc zoontjes Eric en Gilles en dochtertje Sylvie – teruglopen naar de gezinsauto. De gelovige familie heeft zojuist het jaarlijkse Sint Jansvuur, het traditionele vreugdevuur ter gelegenheid van Johannes de Doper, bijgewoond in hun woonplaats Nieul. Vader Leblanc, die vermoeid van een lange dag werken thuis is achtergebleven, zal zijn gezin nooit meer compleet terugkrijgen.
Een dronken automobilist verliest de macht over het stuur en schiet de stoep op, precies waar moeder Leblanc en haar kinderen lopen, op weg naar hun auto. Luc en Gilles worden geschept. Het jongere broertje overlijdt diezelfde nacht. Luc overleeft het drama, maar ligt korte tijd in coma, loopt een zware hersenschudding op en breekt zo ongeveer ieder bot in zijn linkerbeen op meerdere plaatsen. Een zware periode van revalideren, waarbij Luc zes maanden niet kan lopen, staat hem te wachten. Ook daarna kampt hij continu met pijn aan zijn linkerbeen, dat door alle operatieve ingrepen drie centimeter korter is dan zijn rechter.
Tijdens het jarenlange revalideren blijkt de fiets een uitstekende manier om aan te sterken. Bovendien neemt streekgenoot en oud-renner Poulidor, een goede bekende van het gezin Leblanc, de jonge Luc onder zijn hoede en spoort de tiener aan dagelijks een trainingsrit van dik honderd kilometer te maken, vaak met een slordige tien kilo aan extra gewicht in een rugzak om het bovenlijf sterker te maken. Houthakken, is een andere tip van ‘Poupou’, die door Luc braaf wordt opgevolgd als een hond die op commando een weggeworpen stok apporteert.
Het is ook Poulidor die Leblanc later aanmoedigt het maximale uit zijn profcarrière te halen. Niet dat dat vanzelfsprekend is. Door zijn ongelijke benen fietst hij met aangepaste schoenen en pedalen, om zo min mogelijk last te hebben van zijn handicap. Pijn heeft hij vaker wel dan niet. Het maakt zijn rijden wisselvallig.
Het wielerjaar 1994 is er opnieuw een met pieken en dalen. In de Vuelta, dan voor het laatst in het voorjaar, eindigt Leblanc echter fraai als zesde en in de Tour als vierde. Hij wint er bovendien de Pyreneeënrit op Hautacam. Het levert de Fransman een beschermde rol op in de WK-ploeg in Agrigento.
In de voorlaatste ronde is Rolf Sørensen de eerste van de favorieten die zich los maakt van een uitgedunde voorste groep. Zowel de Fransen als de Italianen sturen een knecht mee, in de vorm van Laurent Madouas en Massimo Ghirotto. Uitgerekend op het meest ongunstige moment, onderaan de klim naar de aankomstlijn, rijdt Madouas lek. Leblanc ziet het op de lange rechte weg, een paar honderd meter voor hem, gebeuren.
De pech van zijn landgenoot is voor de Fransman het sein op de pedalen te gaan staan. Nog voor het ingaan van de slotronde voegt hij zich bij de twee overgebleven koplopers. Van een goede samenwerking is echter geen sprake. De drie doen alle mogelijke moeite om van elkaar af te komen. Sørensen is de eerste die erin slaagt een kleine voorsprong te nemen, maar zodra de Deen zichtbaar steeds meer moeite krijgt met het oplopende Siciliaanse wegdek, doet Leblanc precies hetgeen hij zich de hele dag al heeft voorgenomen: een tempoversnelling plaatsen.
Ghirotto kan volgen, maar omdat diens landgenoot Claudio Chiappucci in een groepje niet ver achter de leiders rijdt, weigert de kalende Italiaan over te nemen. Leblanc zal moeten doen wat hij als tiener deed op aanraden van Poulidor. Hakken. Blijven geven. Al zijn krachten aanspreken, tot het bittere einde. Net zo lang tot de boom, of in dit geval, de boomlange Italiaan, kapseist.
De ultieme tempoversnelling die de Fransman, net voor het ingaan van de laatste kilometer, uit zijn gedrongen lijf perst, blijkt de Italiaan te machtig. Genoegzaam werpt Luc Leblanc nog een laatste blik over zijn schouder. De wereldtitel kan hem nu niet meer ontgaan. Met dank aan de tips en adviezen die Raymond Poulidor hem in de jaren voordien veelvuldig gaf.