Hoe het verhaal van de vandaag (13 augustus) jarige Pascal Lino leest als een jongensboek
Een romanschrijver die met een manuscript gebaseerd op de tienerjaren van Pascal Lino, bij een uitgever aankomt, krijgt naar alle waarschijnlijkheid binnen enkele dagen een afwijzing voor de kiezen. ‘Veel te veel clichés’, zal het voornaamste argument luiden om het pak papier niet in een boek om te zetten. Eerlijk is eerlijk, de uitgever heeft nog gelijk ook. Het verhaal van een dertienjarig jochie uit Saint-Armel in Bretagne, dat uitgroeit tot gele truidrager en zelfs de Franse hoop in bange wielerdagen zal worden genoemd, is, als je het opschrijft, net zo voorspelbaar als de Brad Pitt-film F1 The Movie.
De eerste hoofdstukken gaan over de jonge Pascal, die met zijn schoolvriendjes op straat voetbalt, maar door zijn gebrek aan balvaardigheid al snel te horen krijgt alleen nog maar mee te mogen doen als hij bereid is voortaan uitsluitend het doel te bewaken. De harde schoten – soms twijfelt Pascal of zijn klasgenoten de bal niet bewust zodanig richten dat die hem raakt, in plaats van in de doelmond te verdwijnen – tegenhouden en vervolgens de bal zo snel mogelijk inleveren bij een jongen met meer voetbaltalent. Stiekem droomt hij van succes in een andere sport.
Sinds Pascal bij toeval een echte ‘Raymond Poulidor’, het merk waar de voormalige Franse vedette zijn naam aan heeft verbonden, had zien staan in de etalage van de plaatselijke fietsenzaak, was de jonge Breton van een carrière als renner gaan dromen. Er is één probleem. Veel geld hebben de Lino’s niet en de fiets moet toch al snel een slordige 150 Francs kosten. De jonge Pascal besluit zijn voetbalvrienden, voor zover hij ze zo kan noemen, steeds vaker in de steek te laten. Zijn gele shirt – geobsedeerd als hij is geraakt door de leiderstrui in de Tour hult de tiener, als hij tijdens de potjes straatvoetbal het doel bewaakt, zich immer in het knalgeel – zien ze steeds minder. In plaats daarvan besteedt Pascal zijn tijd aan het plukken van frambozen en sperziebonen bij plaatselijke boeren. Die 150 Francs moet hij zo snel mogelijk bij elkaar krijgen, om de poort naar een horizon waaraan een verleidelijke toekomst lonkt, te openen.
Vanzelfsprekend slaagt Lino er in die zo vurig gewenste racefiets te kopen. Terwijl hij er gaandeweg achter komt dat een studie of een loopbaan als fabrieksarbeider niets zijn voor hem, begint hij op zijn ‘Raymond Poulidor’ de eerste prijsjes in Franse nieuwelingen- en juniorenkoersen bij elkaar te rijden. Lino schopt het zelfs tot de Olympische selectie voor de Spelen van Seoul in 1988 en direct na afloop mag hij zijn handtekening zetten onder een profcontract bij de RMO-ploeg. Het is, na het bemachtigen van de fiets uit de etalage van de plaatselijke rijwielhandelaar, de tweede droom die Lino kan afvinken. Hij beschikt over het voorrecht te mogen zeggen dat hij zijn geld verdient met hetgeen hij het allerliefste doet. Koersen. Nu die derde droom nog. De gele. Ook die zal uitkomen.
Dinsdag 7 juli 1992 is de datum die, zoals een verliefd stel met een scherp zakmesje hun namen in een boomstam kerft, in het geheugen van Lino gegrift staat. Het Tourpeloton rijdt een 210 kilometer lange, vlakke etappe tussen Pau en Bordeaux. De twee dagen voordien hebben de renners de Pyreneeën al voor hun kiezen gehad. Omdat de organisatie had gekozen voor een Grand Départ in het Spaanse San Sebastián, hadden de parcoursbouwers geen andere keuze dan direct op de tweede en derde dag van de ronde al enkele zware cols voor te schotelen. Wil je vanuit Noord-Spanje naar Frankrijk, dan moet je immers wel door het hooggebergte op de grens tussen beide landen. Terwijl de klassementsfavorieten zo vroeg in de Tour hun kruit droog hielden, was een jonge ploeggenoot van Lino, Richard Virenque, mee geglipt met een groep aanvallers. Het had de Fransman niet de gehoopte dagzege opgeleverd, maar wel het geel.
Vandaar dat Lino een dag later, op weg naar Bordeaux, aansluit bij een stel vluchters. De vierdejaars prof heeft de bergen goed verteerd en is dankzij zijn 24ste plaats in de proloog opgerukt naar de negende stek in het algemeen klassement. Die uitgangspositie maakt hem de ideale ploeggenoot van Virenque om diens gele belangen te behartigen op weg naar de wijnstad. Als ploegleider Bruno Roussel, kort voor het binnenrijden van Bordeaux, komt melden dat Lino en zijn negen medevluchters een dikke zeven minuten voor het peloton uit rijden en het geel de renner van RMO niet kan ontgaan, dwalen diens gedachten een kort moment af naar vroeger. Naar het straatvoetbal, naar de etalage van de Bretonse rijwielzaak en naar de ‘Raymond Poulidor’, die daar zo pontificaal geposteerd stond dat het welhaast voorbestemd leek.
Terwijl Rob Harmeling verrassend met de etappeoverwinning aan de haal gaat, wordt Lino op het podium in Bordeaux voor het eerst in het échte geel gestoken. Tien dagen lang zal hij het kleinood vast weten te houden. De verse truien doet hij na de huldigingsceremonie steevast cadeau aan zijn ploeggenoten en leden van de staf van RMO. Even koestert de Fransman de illusie een ‘Walkowiak-je’ te kunnen doen door, net als de naamgever van dat begrip in 1956 zelf deed, zijn in de ontsnapping opgebouwde voorsprong met stug aanklampen in de bergen tot aan Parijs vast te houden, maar dat blijkt voor Lino niet weggelegd.
In de loodzware Alpenetappe naar Sestrière verandert leiden binnen enkele kilometers in lijden. De gele truidrager verliest een slordige tien minuten op ritwinnaar Claudio Chiappucci en de nieuwe klassementsleider, Miguel Induráin. Desondanks zakt Lino niet helemaal door het ijs. Hij blijft nog een week lang volop strijd leveren en als de ronde Parijs bereikt staat er een vijfde plek in de eindafrekening achter zijn naam. Het derde deel van zijn droom, het geel mogen aantrekken in de Tour, heeft Pascal Lino dan al lang en breed waargemaakt. Het klassieke jongensboek, boordevol clichés, heeft zichzelf geschreven.