Wielercultuur

Hoe de vandaag (14 augustus) jarige Jean Dumont het wielerjargon verrijkte

‘Merckxomatose’. Om er maar meteen een uitspraak van dominee Gremdaat, een van de op dat moment nog niet eens bestaande alter ego’s van cabaretier Paul Haenen, achteraan te gooien: ‘kent u die uitdrukking?!’ Het peloton dat in de tweede helft van de jaren ’60 van de vorige eeuw haar weg vindt op de Europese wegen, heeft er de mond van vol. Als er zoiets als een wielerwoordenboek zou bestaan, staat er achter ‘merckxomatose’ de volgende betekenis te lezen: ‘ziekte waaraan een ieder lijdt, die moeite heeft de dominantie van Eddy Merckx te verteren.’ Wie de bedenker is van de term, is lastig te achterhalen. Net als succes heeft ook een ludieke vondst over het algemeen vele vaders, maar voor zover het in vergeelde krantenartikelen van meer dan een halve eeuw geleden is terug te vinden, zou het woord wel eens toegeschreven kunnen worden aan Jean Dumont.

De bescheiden Fransman, die zijn volledige achtjarige profcarrière in dienst rijdt van de Peugeot-ploeg en er knechtenwerk verricht voor kopmannen als Roger Pingeon, Walter Godefroot en Bernard Thévenet, wordt in elk geval door journalist Peter Heerkens van dagblad De Nieuwe Limburger geciteerd wanneer het begrip ‘merckxomatose’ in een van zijn artikelen over de Tour de France van 1969 ter sprake komt.

De term is hoogstwaarschijnlijk een woordspeling op ‘myxomatose’, een dodelijk virus onder konijnen, dat ook in de Franse taal zo heet en mogelijk alleen al door de aanwezigheid van de letter ‘x’ een dankbare inspiratiebron was om te verbasteren tot iets waar het mondiale peloton de eerstvolgende jaren met de regelmaat van de klok aan zal lijden. Het enige vaccin dat ‘merckxomatose’ kan bestrijden is loeihard fietsen, maar zelfs al doen vele renners dat veelvuldig en uit alle macht, dan nog weet ‘Kannibaal’ Merckx haast vaker wel dan niet genadeloos toe te slaan.

Voor menigeen die zich over het algemeen ophoudt in de kantlijnen van het peloton en daarmee van de uitslagen, is de entree van Merckx in het profpeloton in 1965 bepaald geen heuglijk feit. De Belgische veelvraat beknot niet alleen de erelijsten van vele vedetten, maar juist ook van degenen die weten dat ze het moeten hebben van die ene dag in hun carrière waarop ze plotseling en eenmalig over wonderbenen lijken te beschikken, of waarop het peloton een collectieve snipperdag besluit te nemen. Het ‘tijdperk Merckx’ maakt korte metten met zulke momenten.

Dumont mag dan ook van geluk spreken dat de latere vijfvoudig Tourwinnaar pas in 1969 zijn debuut maakt in de Franse ronde. Spoiler alert: Merckx zal die niet alleen weten te winnen, maar ook liefst zes ritten op zijn naam schrijven en in zijn honger naar succes bovendien ook zowel het punten- als het bergklassement mee grissen. De nummer twee in de eindrangschikking, Dumonts kopman Pingeon, kijkt in Parijs tegen een achterstand van bijna achttien minuten aan. Het is een verdict dat de Franse knecht menigmaal verleidt het woord ‘merckxomatose’ in de mond te nemen.

Gelukkig voor Dumont heeft hij een jaar eerder zijn naam al bijgeschreven op de lijst van etappewinnaars in het belangrijkste wielerevenement ter wereld. In de nog Merckx-loze ronde van 1968 – de Belg wordt nog te jong geacht voor de Tour en mag zijn kwaliteiten eerst maar eens tonen in de Giro, die hij uiteraard zal winnen – slaat de Franse knecht toe. Het is de laatste editie die met landenploegen wordt verreden en Dumont is ingedeeld in het derde team van Frankrijk, France C. Dat betekent dat hij zich niet noodzakelijkerwijs hoeft in te spannen voor de Peugeot-kopmannen, die hij in de rest van het seizoen van dienst moet zijn. France C, geleid door oud-renner Louis Caput, is een vrijbuitersploeg zonder grote namen. Laat staan dat er een renner is die klassementsambities koestert.

Het geeft Dumont de mogelijkheid zijn eigen kans te gaan. Met succes. In rit 5B, een 154 kilometer lange middagetappe tussen Bagnoles-de-l’Orne en Dinard zet de Fransman een dikke rode streep door de ambities van de topsprinters van die tijd. Dumont is bepaald geen slecht tijdrijder. Niet dat hij grootheden in die discipline, zoals Jacques Anquetil, naar de vergetelheid kan verdringen, maar het is niet voor niets dat hij jaarlijks een uitnodiging ontvangt voor de prestigieuze chronorace Grand Prix des Nations en de Italiaanse koppeltijdrit Trofeo Baracchi. Als Dumont het peloton op enkele kilometers van de aankomstlijn kan verrassen met een uitval, zou hij na een korte ‘tijdrit’ de klopjacht, die zijn belagers ongetwijfeld in gang zullen zetten, kunnen overleven.

Kort voor het binnenrijden van Dinard waagt Dumont zijn kans. Met nog vijf kilometer voor de wielen dendert hij weg en begint aan zijn korte solo. Ondanks verwoede pogingen komt het peloton geen centimeter dichter bij de stug zijn pedalen rond malende vluchter. Jean Dumont grijpt zijn buit met beide handen stevig aan en plaatst zijn naam in het eregilde der renners die ooit een Touretappe hebben gewonnen. Precies op tijd. Een jaar later heerst er al volop ‘merckxomatose’ in het peloton en zijn de winstkansen vele malen kleiner.

Bekijk ook van Vincent de Lijser

Hoe de vandaag (14 augustus) jarige Jean Dumont het wielerjargon verrijkte

Wielercultuur

Hoe het verhaal van de vandaag (13 augustus) jarige Pascal Lino leest als een jongensboek

Wielercultuur