Wielercultuur

Toen de vandaag (23 augustus) jarige Johan Bruyneel won voor zijn vader

Voordat er Johan Bruyneel – Het Orakel was, die in menig podcast zijn immer uitgesproken mening over het hedendaagse wielrennen met de wereld deelt, was er natuurlijk Johan Bruyneel – De Ploegleider. Het bepaald niet onomstreden ‘brein’, of misschien is ‘kwade genius’ een betere omschrijving, achter de zeven opeenvolgende Tourzeges van Lance Armstrong, die inmiddels al lang weer uit de officiële uitslagen zijn geschrapt en die het tweetal een levenslange schorsing hebben opgeleverd. Maar voor die tijd was er uiteraard ook Johan Bruyneel – De Renner.

Een bovengemiddeld goede coureur, die zijn carrière begon bij het bescheiden en al lang vergeten Belgische ploegje SEFB, om vervolgens snel over te stappen naar het grotere Lotto en uit te komen bij internationale topteams ONCE en Rabobank. Een van de meest opmerkelijke stukjes wielertrivia die Bruyneel gedurende zijn loopbaan bij elkaar fietste, speelde zich af in de Tour de France. En dan in dit geval niet in die van 1996, toen de Belg in de afdaling van de Cormet de Roselend pardoes van het asfalt zeilde, meters naar beneden duikelde om vervolgens doodleuk en gelukkig nagenoeg ongehavend door de bosschages omhoog te klauteren en zijn weg te vervolgen.

Drie jaar eerder liet Bruyneel zich gelden door een opmerkelijk record op te eisen. Dat van de snelst verreden Tourrit ooit. Vanzelfsprekend gaat het dan over een reguliere etappe, een zogeheten rit-in-lijn, en worden etappes contre-la-montre, zoals de Fransen de races tegen het uurwerk zo mooi noemen, niet meegeteld. Een gemiddelde snelheid van 49,42 kilometer per uur heeft de renner van ONCE achter zijn naam staan, als hij de zesde Touretappe van 1993, tussen Évreux en Amiens, met een voorsprong van dertien seconden op het peloton winnend afrondt.

De aanloop naar de Tour van 1993 is voor Bruyneel bepaald geen gemakkelijke. Niet alleen heeft de Belg net een echtscheiding achter de rug, een kleine twee maanden voor de Tourstart in Le Puy-du-Fou is zijn vader, jarenlang de mentor en vertrouwenspersoon van zijn zoon, plotseling overleden aan een hartaanval tijdens een recreatief fietstochtje. Het zorgt ervoor dat Bruyneel eigenlijk maar één doel heeft als hij aan zijn derde Ronde van Frankrijk begint. Natuurlijk, in de bergetappes zal hij de klassementskopmannen van ONCE, Alex Zülle en Erik Breukink, zo lang en zo veel mogelijk proberen bij te staan, maar in etappes waarin zij zichzelf wel kunnen bedruipen wil Bruyneel proberen zijn vader diens welverdiende eerbetoon te schenken.

Al in de eerste Tourweek ziet de Belg zijn kans schoon. De 151 kilometer lange vlakke etappe door de Noord-Franse streek Picardië is een uitgelezen mogelijkheid een poging te wagen. De gehele dag heeft het peloton de wind in de rug, waardoor het tempo buitengewoon hoog ligt. Bovendien is direct uit het vertrek een kopgroepje weggereden, waartoe onder anderen François Simon, Steve Bauer en Jacky Durand behoren.

Het zorgt ervoor dat de sprintersploegen de vaart erin houden en het zestal vluchters binnen schootsafstand blijft. Op zeventien kilometer van Amiens besluit Bruyneel zijn aanvalsplan ten uitvoer te brengen. De kopgroep is iets eerder ingelopen en niet lang daarna is de Belg mee gesprongen met een nieuwe vluchtpoging. Wat volgt is een twintig minuten durende krachtsexplosie, die de gemiddelde snelheid waarmee de 151 kilometer lange etappe wordt afgeraffeld, nog wat verder de hoogte in stuwt.

Bruyneel was altijd al een verdienstelijk tijdrijder, sinds hij begin 1992 is overgestapt naar het Spaanse ONCE is hij nog wat sterker geworden in de, volgens velen, meest pure discipline van de wielersport. Onder auspiciën van ploegleider Manolo Saiz, die de strijd tegen het uurwerk, zowel in teamverband als solo, hoog in het vaandel heeft staan, kan Bruyneel zijn kwaliteiten verder aanscherpen.

Drie voormalige medevluchters uit het groepje, waaruit Bruyneel even eerder is ontsnapt, Johan Museeuw, Massimo Ghirotto en Andrea Peron, bieden als waren ze drie dappere Galliërs die het tegen Julius Caesar moeten opnemen, nog even knap weerstand, maar hoe zeer ze ook hun best doen, ze slagen er niet in Bruyneel bij te halen. Integendeel. De Belg bouwt in rap tempo meer dan een halve minuut voorsprong op. Terwijl het trio achtervolgers door het peloton wordt opgeslokt, houdt Bruyneel kranig stand. Stug doortrappend tot na het passeren van de finishlijn brengt hij zijn overleden vader een meer dan waardig eerbetoon.

Met betraande ogen ondergaat hij enkele minuten later de cérémonie protocollaire. Dat zijn voorsprong van dertien seconden te klein was om, behalve de dagzege, ook het geel te grijpen, deert Bruyneel niet. Het kleinood zou toch alleen maar onnodig veel druk met zich meebrengen. De Belg voelt zich meer thuis in de rol van vrijbuiter en luxeknecht dan dat hij een kopman wil zijn. Wat dat betreft is de ONCE-ploeg, met naast Zülle en Breukink ook Laurent Jalabert in de gelederen, de ideale ploeg om veelvuldig in de luwte te kunnen koersen.

Al zal, als ruim twee weken na Bruyneels ritzege in Parijs de balans wordt opgemaakt, de zevende plek van de Belg in de eindrangschikking de hoogste klassering van een ONCE-renner blijken. De kopmannen van de Spaanse ploeg zakken in de Tour van 1993 collectief door het ijs. Bruyneel niet. Die breekt met zijn knappe solo en een gemiddelde van dik 49 kilometer per uur het vijf jaar oude snelheidsrecord van Adrie van der Poel.

De Nederlander won in 1988 de zestiende Touretappe met een moyenne van 48,93. Ware het niet dat hij destijds niet solo aankwam, maar een sprint won, en dat het ochtendritje door de lengte van slechts 38 kilometer toen amper driekwartier duurde. Zes jaar lang mag Johan Bruyneel genieten van zijn record. In 1999, als de Belg in de rol van ploegleider van Lance Armstrong op weg is naar diens eerste Tourzege, verwijst Mario Cipollini zijn prestatie naar de geschiedenisboeken.

Bekijk ook van Vincent de Lijser

Vuelta 1995: het grootse gebaar van Laurent Jalabert op de Sierra Nevada

Vuelta

Toen de vandaag (23 augustus) jarige Johan Bruyneel won voor zijn vader

Wielercultuur