Foto W. Punt for Anefo

Wielercultuur

De Tour-herrijzenis van de vandaag (27 oktober) jarige Cees Priem

De Tour van 1975 is nog geen paar kilometer op weg of Cees Priem ligt al op het asfalt. Zou de proloog van de Franse ronde, weliswaar op Belgisch grondgebied, een stripverhaal zijn geweest, dan zouden er wolkjes met woorden als ‘klabam’, ‘boem’ en ‘beng’ staan afgebeeld in het vakje waarin de valpartij van de Nederlander wordt getoond. Om er in de volgende tekening een close-up van een van pijn vertrokken rennersgezicht aan toe te voegen, vergezeld van enkele donderwolken, bliksemschichten en, om het netjes te houden en geschikt voor alle leeftijden, kreten als ‘miljaar’ en ‘grutjes’. In werkelijkheid zijn de teksten die Priem bezigt, wanneer hij hard en onfortuinlijk tegen het asfalt in Charleroi stuitert, een stuk minder vriendelijk of amusant.

Een kort moment verkeert de renner uit de Frisol-ploeg in de veronderstelling dat zijn Tour na slechts enkele minuten al weer voorbij is. Het rechterbeen heeft duidelijk zichtbaar het leeuwendeel van de klap opgevangen. Meerdere schaafwonden laten onverholen de impact van de val zien en op sommige plaatsen is het vel verdwenen. Ondanks de pijn klimt Priem instinctief weer op de fiets om zijn weg te vervolgen. Eerst de finish maar eens bereiken, dan zal hij daarna wel zien hoe groot de schade is en of zijn Tour een vervolg kan krijgen.

De Nederlander zal die snel te vergeten junidag als voorlaatste in de prolooguitslag staan. Ruim anderhalve minuut geeft hij toe op debutant Francesco Moser, die in zijn eerste Touroptreden meteen de snelste is en het iets meer dan zes kilometer lange lusje door Wallonië in nog geen negen minuten afraffelt. Ondanks dat Priems verwondingen goed te behandelen zijn en hij van de artsen groen licht krijgt zijn Tour voort te zetten, gaat hij een erbarmelijke nacht tegemoet.

Niet zozeer pijn, maar vooral een tintelende jeuk die zijn schaafwonden, inmiddels bedekt onder een dikke laag verband, hem bezorgen, houdt Priem nagenoeg de gehele nacht wakker. Meerdere keren laat hij verzorger Marius Weststrate komen om de wonden nog maar eens te ontsmetten, in de hoop dat de jeuk minder wordt en hij nog wat slaap kan pakken. Niet dus. Uiteindelijk krijgt de Nederlander een paar slaappillen toegediend om ten minste nog iets van nachtrust te krijgen. Met kleine oogjes en nog altijd geteisterd door pijn en een onuitstaanbare jeuk, staat Priem de volgende dag aan het vertrek.

Niet dat de Zeeuw ook maar een greintje vertrouwen heeft in zijn eigen kunnen. Het gehavende rechterbeen is, door het opvangen van de valpartij nog geen etmaal eerder, zo stijf als een plank. Bovendien is de moraal van Priem geknakt, alsof het een fragiel takje is dat van een boom is afgebroken. Onbedoeld gaan de gedachtes van de Frisol-renner een jaar terug in de tijd. In 1974 schoof hij ook al onderuit in de Tour. De gevolgen van die val, in de vierde etappe, hadden een dikke rode streep gezet door een groot deel van Priems verdere seizoen. Het plan om een jaar later naar de Franse ronde af te reizen om sportieve revanche te nemen kan nu direct op de eerste, de beste dag al de prullenmand in.

Het zijn sombere hersenspinsels die zich, kort voor het vertrek van het eerste deel van etappe 1, een weg banen door de bovenkamer van de Zeeuw. Een paar uur later zullen ze volledig onterecht blijken. De slechts 94 kilometer lange ochtendetappe – diezelfde middag zal het peloton nog een rit van een iets grotere afstand naar Roubaix voor de kiezen krijgen – tussen Charleroi en Molenbeek is kort genoeg om Priem niet op voorhand dusdanig veel angst aan te jagen dat hij het hoofd laat hangen en van voldoende lengte om onderweg de mengeling van pijn, jeuk en vermoeidheid uit het getergde lijf te trappen.

De renner van Frisol begint zich onderweg steeds beter te voelen en als op de venijnige Alsemberg, op 25 kilometer van Molenbeek, een elitegroepje zich afscheidt van de rest, zit Priem er tot zijn eigen verbazing bij. Zijn metgezellen zijn bepaald niet de eersten, de besten. Merckx is uiteraard van de partij, evenals Zoetemelk, Van Impe, Pollentier, De Witte, Rottiers, Knetemann en gele truidrager Moser. Een kopgroep waar je ‘U’ tegen zegt en dat terwijl de Tour pas net een dag bezig is.

Gesterkt door het feit dat hij de sterkste renners, ondanks alle ellende van de vorige dag, kan bijbenen en in de wetenschap dat hij in een sprint zeker niet traag is, gaat Priem de laatste kilometer in. Er is in de straten van Molenbeek maar een plek waar hij zich dient te positioneren. Het achterwiel van Merckx. Alsof hij een denkbeeldige ketting bij zich heeft, klinkt de Nederlander zich tijdig vast in wat in die periode zo ongeveer de meest begeerde plek is om aan een sprint te beginnen.

Nog voor het zover kan komen, maakt de Belgische Kannibaal echter een kostbare fout. Concentratiegebrek kan het haast niet zijn geweest. Daarvoor wil Merckx, zo heeft hij van te voren al aangekondigd, te graag winnen in Molenbeek, dicht bij huis. Dan is het eerder overconcentratie. Feit is in elk geval dat hij de laatste bocht niet helemaal goed inschat en er veel te ruim uitkomt. Zelf zou de Belg achteraf een agent, die te ver naar voren stond op de weg, de schuld geven van zijn stuurfout. De manoeuvre biedt Priem in elk geval een uitgelezen kans.

Pijlsnel schiet de Zeeuw langs Merckx, zet aan en geeft alles dat hij in zich heeft om als eerste de verlossende witte finishlijn te bereiken. Met een half wiel verschil klopt hij de Belgische veelvraat en schrijft de eerste rit in lijn van de Tour van 1975 op zijn naam. Kort nadat hij op het podium de bescheiden en ingetogen felicitaties van de Belgische prinses Marie Esmeralda in ontvangst heeft genomen, laat Cees Priem het journaille optekenen dat voor hem de ronde, die een etmaal eerder nog zo mislukt leek, al op de tweede dag meer dan geslaagd is.

Bekijk ook van Vincent de Lijser

De Tour-herrijzenis van de vandaag (27 oktober) jarige Cees Priem

Wielercultuur

De laatste Blanco-zege van de vandaag (26 oktober) jarige Paul Martens

Wielercultuur