De wreedste wielerdag ooit: Hinault, sneeuwstorm en twee bevroren vingers (vandaag 14 november jarig)
Je hoeft niet heel spitsvondig te zijn of een groot taalkunstenaar om op het idee te komen de erbarmelijke editie van Luik-Bastenaken-Luik van 1980 om te dopen van Liège-Bastogne-Liège, zoals de Franstalige benaming van de eendagsklassieker luidt, in Neige-Bastogne-Neige. ‘Sneeuw’ is inderdaad het Nederlandse woord voor ‘neige’. Een dik pak ligt er op en langs de Waalse wegen, als het peloton dat jaar aan de oudste van de vijf monumentale klassiekers begint. Het mag dan volgens de kalender al bijna een maand officieel lente zijn, het is immers 20 april, de weergoden trekken zich van die wetmatigheid geen mallemoer aan. Het kwik geeft niet meer dan één enkele graad aan en alsof er ergens hoog in de lucht een kussengevecht heeft plaatsgevonden tussen enkele Opperwezens, dwarrelen de witte vlokken in groten getale omlaag. Het zijn bepaald niet de omstandigheden om eens lekker 244 kilometer te fietsen. Heden ten dage zou de wedstrijdleiding vermoedelijk een andere beslissing nemen, maar in 1980 is er van enige twijfel geen enkele sprake. Kou, sneeuw en schier onbegaanbare wegen of niet, er zal gewoon gefietst worden. Niet dat het leeuwendeel van het peloton daar groot voorstander van is. De koers is amper voor een kwart van de te rijden afstand op weg of het leeuwendeel van de 174 in Luik gestarte renners zit al, dik aangekleed en met een warme kruik, in een auto of ergens binnen bij te komen van de ontberingen. Slechts een handjevol bikkels zet door. Niet meer dan 21 renners slagen er uiteindelijk in de aankomst te bereiken en weten zo een plaats in de uitslag van die gedenkwaardige editie te bemachtigen. Het doorzettingsvermogen is voor sommigen niet zonder gevolgen. Winnaar Bernard Hinault brengt een offer, waar hij niet alleen die dag, maar ook zijn verdere leven lang de gevolgen van ondervindt. ‘De Das’, zoals de bijnaam van de Fransman luidt, verliest door bevriezing permanent het gevoel in twee van zijn vingers.
Net als de meesten van zijn collega’s speelt ook Hinault gedurende die haast apocalyptisch aandoende zondag in april veelvuldig met de gedachte af te stappen. Bijna komt het zover. De bevoorrading bij Vielsalm lonkt lange tijd als mogelijk eindpunt van zijn Waalse helletocht, maar als uitgerekend enkele kilometers eerder een paar zonnestralen zich monter door het wolkendek heen openbaren, verandert de renner van gedachte. In de veronderstelling het slechtste weer gehad te hebben en in de wetenschap dat veel van zijn concurrenten al uit koers zijn gestapt, vervolgt de winnaar van drie jaar eerder zijn weg. Als niet veel later Renault-ploegleider Cyril Guimard naast zijn kopman opduikt met de mededeling dat de koers nu echt gaat beginnen en Hinault letterlijk een (regen-)jasje moet uitdoen, ontsteekt De Das aanvankelijk in woede. Of Guimard gek is geworden?! Maar als de ploegleider volhardt in zijn mening, draait Hinault bij. Misschien heeft hij wel gelijk?! In tweede instantie besluit de renner het verzoek in te willigen en realiseert zich onmiddellijk dat hij harder zal moeten gaan rijden om niet onderkoeld te raken. Op de Côte de Wanne zet Hinault zich op kop van een overgebleven groep renners, begint een stevig en monotoon ritme te ontwikkelen en trapt zonder verder nog om te kijken de resterende tachtig kilometer naar Luik onder zich weg.
Op dat moment rijden er voor hem weliswaar nog enkele vluchters, die al eerder hadden bedacht beter maar flink door te rijden om de kou te trotseren. Tegen de ontketende Hinault hebben zij echter geen schijn van kans. De inhaalslag geeft de Fransman een extra ‘boost’ en het zien lijden van zijn opponenten maakt een heimelijk sadistisch genoegen los in het koude lijf van De Das. Na een solo van twee uur heeft Hinaults voorsprong op de overgebleven concurrentie in Luik monsterlijke vormen aangenomen. Nummer twee Hennie Kuiper passeert de meet een kleine tien (!) minuten later pas. Wanneer Hinault zich na de korte huldigingsceremonie meldt bij zijn ploeggenoten in het hotel waar de Renault-ploeg verblijft, hebben die al een bad met heet water laten vollopen voor hun kopman. De kersverse winnaar moet er niets van weten. Liever vleit hij zich eerst neer in kouder water, om zo zijn uitgeputte en onderkoelde lijf niet te laten schrikken en heel langzaam aan de nieuwe temperatuur te laten wennen. Hinaults beide middelvingers zullen echter niet meer opwarmen. Niet de volgende dag, of een paar dagen later. Nooit meer. In menig interview geeft De Das aan dat ze, ook jaren later, nog altijd ijskoud aanvoelen, zelfs bij warm weer, en dat ze merendeels gevoelloos zijn. De beide vingers staken de hele koers lang uit zijn handschoenen. Het is de prijs die Bernard Hinault betaalde voor een van de meest heroïsche overwinningen ooit.


