Wielrennen? Nee, dat mag absoluut niet van thuis. Een gewoon kind legt zich neer bij zo’n verbod maar Frits niet. Hij moet en zal een racefiets hebben, en weet zijn streng christelijke grootouders en moeder wijs te maken dat school na de zomervakantie veertien dagen eerder begint dan het geval was. Stiekem neemt Frits een bijbaantje en in twee weken verdient hij voldoende om een fiets aan te schaffen. De fiets verstoppen op de boerderij waar hij woont, lukt ook. Net als het maken van trainingsritjes. Totdat hij wordt aangereden en met zijn zwaar gehavende fiets thuis wordt gebracht met de taxi. Weg is het geheim van Frits die het uiteindelijk niet meer trekt en op z’n zestiende, het is dan 1960, wegloopt en intrekt bij een echtpaar dat hij bij een koers heeft leren kennen.
De Frits in dit verhaal is Frits Hogerheide, een van de honderd renners die Fred van Slogteren portretteert in zijn boek ‘Als je de Tour niet hebt gereden…’ . Frits speelt nauwelijks een rol in de geschiedenis van de Tour maar hij rijdt ‘m in 1970 dus wel. Voor Van Slogteren reden om zijn levensverhaal op te tekenen. Een boeiend verhaal over een man die in de Tweede Wereldoorlog wordt verwekt door een Duitse soldaat die al getrouwd blijkt te zijn en niets met zijn zoon te maken wil hebben.
Frits is amper een jaar profrenner geweest. Erna volgt een leven met nogal wat rampspoed. In het Zeeuwse Koewacht handelt hij in tweedehands bouwmateriaal. Met een vrachtwagen vol stenen rijdt hij naar België. Het blijkt een te zware vracht en de wagen kiepert om. Frits raakt zwaar gewond en zijn noodzakelijke revalidatie blijkt een te grote klap voor z’n eenmanszaak. Even later gaat ook z’n huwelijk eraan.
De levensverhalen in Van Slogterens boek zijn divers maar er zijn wat voorzichtige overeenkomsten te schetsen. Zo is Frits lang niet de enige die er nogal wat voor over moet hebben om überhaupt met wielrennen te beginnen. Alleen de sterksten ´overleven´ en die strijd begint dus al als de renner-in-spe nog niet eens een fiets heeft aangeraakt.
Korte profcarrières zijn in de periode 1936-1972 evenmin een uitzondering. Succesvolle renners als Wim van Est, Peter Post en Jan Janssen kunnen op de fiets een aardige boterham verdienen maar voor de modale coureur is een profcontract vaak niet veel meer dan een broek, een trui en een zakcentje. Prima als je nog bij je ouders woont, te karig als je op het punt staat een gezin te stichten. Voor veel renners is dat het moment om de profcarrière te beëindigen.
Bij Frits gebeurt dat als hij 26 jaar is. Als sponsorploeg Willem II-Gazelle ophoudt te bestaan, kan hij bij de nieuwe (en dan grootste) Nederlandse Goudsmit Hoff-ploeg aan de slag. ‘Maar Frits kon het drievoudige verdienen als verzekeringsagent. Hij was getrouwd, het eerste kind was geboren en daarom was de keus snel gemaakt.’
‘Als je de Tour niet hebt gereden…’ is een naslagwerk dat je beter niet in één ruk uitleest omdat er in de verhalen – logischerwijs – nogal wat dubbelingen zitten. Over de Tweede Wereldoorlog die Tourcarrières doet stoppen of onderbreken bijvoorbeeld, en over de financiële fratsen van ploegleider Kees Pellenaars.
Het taalgebruik van Van Slogteren is soms wat ouderwets (Over Jules Maenen: ‘Jules was een knappe snuiter waar de meisjes graag een oogje aan waagden’) en een enkele keer gaat hij wat ver in het maken van vergelijkingen. Zo ziet hij in Peter Post de wielervader van de Grote Vier uit de jaren zeventig/tachtig omdat Kuiper, Knetemann, Raas en Zoetemelk allemaal een karaktertrek van hem geërfd zouden hebben. Een beetje te gezocht wat mij betreft.
Zoetemelk (reed de Tour van 1970 tot en met 1986) ontbreekt in het boek waarin de Nederlandse renners staan die tot en met 1972 hun eerste Tour reden. Waarschijnlijk vindt Van Slogteren dat Joop beter past in deel 2 dat nog moet verschijnen en gaat over de jaren zeventig en tachtig. Ik kijk uit naar dat deel maar niet vanwege Zoetemelk over wie alles wel bekend is. Juist de verhalen over de onbekendere renners maken het boek (deel 1) tot iets waardevols. Een boek met veel mooie foto’s en met dramatische verhalen, die maar voor een deel over de Tour gaan.
Dat is ook bij Frits het geval, maar zijn Tourervaring is wel een bijzondere. In 1970 rijdt hij de Tour uit als allerlaatste. De rode lantaarn dus, een prijs die dan nog echt een prijs is. Maar na de finish moet hij er lang op wachten. Als hij daarna op zoek gaat naar de ploegleiding en zijn ploeggenoten, zijn die niet meer te vinden. Op last van materiaalsponsor Wim Breukink (Gazelle) is iedereen meteen vertrokken. ‘Wim Breukink was namelijk danig in de wiek geschoten, omdat Rini Wagtmans zijn Gazelle-fiets in een krant had vergeleken met een boerenkarretje. Zonder koppen te tellen werden renners, fietsen en bagage ingeladen en vol gas werd koers gezet naar Nederland. Alleen Frits bleef achter in zijn rennerskleren, zonder geld, zonder eten, zonder bericht.’
- UCI-man springt en juicht voor Jopie - 25/09/2020
- Raad het plaatje - 25/09/2020
- De spreekwoordelijke rode lantaarn - 18/09/2020
Onbeschift gedrag van de wielerploeg