Van dokterszijde heeft Arie Hassink, de door een longaandoening getroffen Amstelrenner uit Neede, te horen gekregen dat topsport door hem niet meer zal kunnen worden bedreven. Ofschoon men vrijwel alle vocht heeft weten weg te halen, is er toch een ontsteking ontstaan welke wellicht in Utrecht operatief moet worden weggenomen.
Begrijpelijk dat Arie Hassink, die de klassiekers Ster van Bladel en Omloop van de Kempen 1971 won, dit jaar een opzienbarend begin maakte in Olympia’s Ronde van Nederland en verder talloze andere fraaie successen behaalde, bijzonder geraakt is door dit bericht. Momenteel bevindt Arie Hassink zich nog in ziekenhuis Ziekenzorg, afdeling 3, kamer 9 te Enschede.
Hoe moeilijk ook, we hopen dat Arie Hassink zich er toch bij kan neerleggen en wie weet waartoe hij nog allemaal in staat is wanneer zijn ziekteproces volledig is genezen. Tevens doen wij op alle wielervrienden (en –vriendinnen) een beroep om hem stapels post te sturen. Arie heeft het erg hard nodig.
Tot zover het bericht van augustus 1973 in het blad ‘Wielersport’. De dan 22-jarig amateurrenner in kwestie heeft enkele maanden eerder tuberculose opgelopen, ligt meer dan een jaar in het ziekenhuis en kan een vervolg van zijn carrière op z’n buik schrijven, wordt hem door de dokter duidelijk gemaakt. Hassink wordt zo’n beetje invalide verklaard. Weg wielrennen. Weg zijn de profambities van Hassink die het jaar erna voor de Gan-Mercier zou gaan rijden, de ploeg waar in 1974 ook Zoetemelk en Knetemann voor uitkomen.
Het loopt anders. Hassink laat het er niet bij zitten, traint z’n verzwakte longen en stapt weer op de fiets. Binnen een jaar zit hij weer op z’n oude niveau. Wint tweemaal Olympia’s Tour, wordt Nederlands kampioen en blijft nog tot halverwege de jaren tachtig actief. Steeds bij Amstel, de ploeg van Herman Krott. Zeventien jaar werken de twee samen, een band die is versterkt – of liever gesmeed – in Hassinks ziekenhuistijd. Krott bezoekt zijn renner iedere week en gaat zo nodig in conclaaf met de artsen.
Een bestaan als profrenner zit er voor Hassink, op advies van de artsen, niet meer in maar fietsen bij de amateurs doet hij dus nog jarenlang. En hoe. Niet alleen door snoeihard te rijden, maar ook door zijn sluwheid, ervaring en brutaliteit. Zo is Hassink, stelt hij in het boekje Rrrang op het kantje (over de geschiedenis van de Amstelploeg, door Gijs Zandbergen), een goede waaierrijder. ‘Een erg goede zelfs, zeggen ze. Ik was hondsbrutaal, ik kroop overal tussen. En als ze me er niet tussen lieten, gooide ik me ertussen.’ Hassink neemt ook het initiatief als enkele bevriende renners – de meesten van Amstel – elkaar in de criteriums in de vernieling blijven rijden. Dat moet maar eens afgelopen zijn, maakt Hassink duidelijk. Er volgen afspraken gemaakt, ofwel een combine waarbij er niet meer tegen elkaar wordt gereden. Aan het eind van het seizoen kan elke renner voortaan ongeveer eenzelfde aantal rondjes om de kerk op z’n erelijst bijschrijven.
Vanaf 1983 bouwt Hassink zijn loopbaan af en richt hij zich meer en meer op het begeleiden van jonge renners. Als de Amstelploeg na 1987 ophoudt te bestaan, is Hassink nog enkele jaren ploegleider. Tegenwoordig is de vroegere amateurrenner directeur van Lepper, een bedrijf dat fietszadels en spatborden fabriceert.
Amstel-wielerploeg 1973: 1. Nico Hilberink. 2. Jan Bakker. 3. Jan Spijker. 4. Adrie van Houwelingen. 5. Jan Zuydweg. 6. Fred van Lachterop. 7. Jan Ruckert. 8. Frits Pirard. 9. Gerard Möhlmann. 10. Ton ter Harmsel. 11. Ad Dekkers. 12. Johan van der Meer. 13. Peter Nieuwenhuis. 14. Bas Hordijk. 15. Hermann Ponsteen. 16. Gerard Kamper. 17. Arie Hassink. 18. Gerrie Knetemann.
- UCI-man springt en juicht voor Jopie - 25/09/2020
- Raad het plaatje - 25/09/2020
- De spreekwoordelijke rode lantaarn - 18/09/2020
Geef een reactie