ALS JE DAN WERKELIJK ZO BENIEUWD BENT, DAN WIL JE natuurlijk in de eerste plaats weten waar ik geboren ben, wat ik zo al in mijn jeugd uitgespookt heb, waar mijn ouders vandaan kwamen en wat ze uitvoerden voor ze met mij op- gescheept werden, en ga zo maar door; maar om je de waarheid te zeggen voel ik daar niks voor. Ten eerste omdat het me geen kuckelei interesseert, en ten tweede omdat mijn ouwelui een rolberoerte zouden krijgen als ik iets persoonlijks over ze vertelde. Op dat punt zijn ze verdraaid kleinzerig, vooral mijn vader. Ze zijn reuze geschikt en zo, daar niet van, maar o, zo gauw gepikeerd. Bovendien moet je niet denken dat ik van plan ben met mijn levensloop op de proppen te komen. Ik wou alleen maar wat vertellen over die waanzin die me tijdens De Tour overkomen is, dus voordat ik van slag af raakte en hier naar toe moest om weer een tijdje in de windtunnel te doen. Meer heb ik F. ook niet verteld, en die is nog wel mijn bloedeigen broer. Hij zit nu in Pamplona. Dat is niet zo ver hier vandaan, en hij komt me tussen iedere preparatie opzoeken.
Maar ik wou mijn verhaal eigenlijk beginnen met die dag waarop ik naar Bruyneel ging. Bruyneel leidt die kostschool in Texas. Je zult er wel eens van gehoord hebben, of anders heb je de advertenties toch wel gezien. Ze adverteren in zowat alle tijdschriften, en altijd met een plaatje van een vlotte jongen die op de fiets een tijdrit rijdt. Alsof je bij Bruyneel de hele dag niets anders doet dan goed tijdrijden. Ik heb er zelfs nog nooit een dicht achterwiel gezien. En onder dat plaatje zetten ze dan altijd: “Sedert 1999 het opleidingscentrum waar jongens gevormd worden tot uitmuntende, hardrijdende wielrenners”. Waar halen ze het vandaan. Ze hebben in Texas geen greintje meer benul van vormen dan bij welke andere ploeg ook. En over die hardrijders zul je al evenmin je nek breken. Ik heb er alles bij elkaar misschien twee gekend. Hooguit. En die waren het waarschijnlijk al voor ze naar Bruyneel gingen.
Hoe het ook zij, het speelde zich af op die zaterdag toen ik tegen Contador reed. Van die ontmoetingen tegen Contador maakten ze altijd veel ophef in Texas. Het was de belangrijkste wedstrijd van ’t jaar, en je werd geacht zo ongeveer harakiri te zullen plegen als Bruyneel niet won. Ik herinner me dat ik die middag om een uur of drie boven op het startpodium stond, vlak naast die stomme afteller die nog uit de Franse revolutie stamt. Ik kon vanaf die plek het hele parcours overzien en Cadel en Contador elkaar te lijf zien gaan. De jongens op de tribune kon je niet zo duidelijk onderscheiden, maar je kon ze horen brullen – massaal en opzwepend aan de kant waar Radioshack stond, omdat praktisch de hele Armstrong-clan er was, en magertjes en zielig aan de kant van Saxo Bank, omdat die gasten nooit wisten of de uitslag achteraf geldig zou zijn.
De reden dat ik boven op het startpodium stond in plaats van F. is dat ze toen nog in mij geloofden. Ik was nota bene de kopman van het team. Moet je niet min over denken. We waren naar die Tour gekomen om hem te winnen. Alleen kon ik het gewoon niet. Weer niet. Ik had weer tijd verloren in de afdaling en nu kwam alles zoals altijd aan op die verdomde tijdrit. En het was allemaal mijn schuld. Ik kan het gewoon niet, nooit. Zodoende kwam ik drie kwartier later bij de streep, in plaats van driekwart minuut. De hele tijdrit lang heb ik er voor spek en bonen bij gezeten. Alles bij elkaar een nogal pijnlijke situatie.
(…)
Dat is alles wat ik er over ga vertellen. Ik had waarschijnlijk nog wel kunnen vertellen wat ik het komende jaar zou moeten doen, en naar welk team ik ga, maar ik heb er geen zin in. Echt niet. Het kan me niet meer schelen. Als je het écht wil weten… ik weet niet wat ik ervan moet denken. F. is nu de kopman. Het zal wel. Zijn windtunnel is vast beter geprepareerd dan de mijne.
- Stipjes - 23/06/2015
- Lente - 28/02/2014
- Doping vrijgeven? Quatsch! - 31/07/2013