De sprinter met de snor die de Tour verraste: jarige job Urs Freuler (6 november 1958)
Wie niet beter weet zou zomaar kunnen denken dat naast de Tour van 1981, ook een filmster is neergestreken in het kleine Franse plaatsje Saint Laurent-en-Grandvaux. Terwijl de karavaan het amper vijftienhonderd inwoners tellende dorpje in de Jura net zo snel verlaat als dat het enkele minuten eerder binnen reed, graaien de renners gretig hun zojuist verworven etenszak leeg. Taartjes, broodjes en een enkele banaan verdwijnen in de achterzakken van de shirts. Een bevoorrading biedt fans meestal de kans een fraai souvenir te bemachtigen, maar ditmaal is de belangstelling voor de in de rondte vliegende, net afgedankte, etenszakken beduidend minder. De ogen van het publiek zijn gericht op de man die zich kort voor het bereiken van de ravitailleringszone uit het peloton heeft laten terugzakken en, zodra de verzorgers met hun etenszakken in het zicht kwamen, naar de kant van de weg is gestuurd en zijn fiets aan een van de mécaniciens van zijn ploeg heeft toevertrouwd. Aankomstplaats Thonon-les-Bains zal hij die dag niet bereiken. Zijn Tour eindigt hier, op slechts enkele kilometers afstand van zijn thuisland Zwitserland. Met een brede glimlach onder de besnorde bovenlip, alsof hij nog even snel moet figureren in een tandpastareclame, wandelt de afgestapte renner in de richting van een van de lokale horeca-etablissementen. Omringd door nieuwsgierige toeschouwers, onder wie veel Zwitsers die speciaal voor hem de Franse grens zijn overgestoken, gaat de renner een hotel-restaurant binnen. Een douche, schone kleding – een bekende te midden van de samengedromde fans heeft zojuist een tas aangereikt – en een flink bord eten vormen zijn bucketlist voor het eerstvolgende halfuur. Even rust. Tijd om op adem te komen na een Touravontuur dat onverwachter was gekomen dan een plotwending in een film van Alfred Hitchcock. Met een etappezege als royale bonus.
Een paar dagen voor de start van de 68ste Tour de France, in een snikheet Nice, is Urs Freuler nog nauwelijks wegrenner te noemen. De baan is het domein van de flink besnorde Zwitser. Bij zijn overstap naar de beroepsrenners, aan het einde van de zomer van 1980, is de renner in zee gegaan met de salamiworstenmaker uit zijn woonplaats. Bilten-Echter Glarner-Chämi Salami, luidt de tekst op zijn overwegend donkerblauwe koerstrui. Tourambities koestert de Zwitser allerminst. Niet alleen komt zijn sponsor, met slechts twee renners in dienst, in de verste verte niet in aanmerking voor een invitatie, de doelen van Freuler liggen op de baan. Groot is dan ook zijn verbazing als na de Ronde van Zwitserland, waar de sprinter in dienst van een nationale gelegenheidsploeg een etappe weet te winnen, niemand minder dan Peter Post contact zoekt. De man achter de meest succesvolle ploeg van het moment, TI-Raleigh, kampt in aanloop naar de Tour met personele problemen. Jan Raas zit met de naweeën van een liesblessure, Leo van Vliet is toe aan rust en Bert Oosterbosch is door mentale problemen opgestapt bij de ploeg. Tot overmaat van ramp haakt ook Jo Maas af. Het noopt Post tot een paar kunstgrepen. Zo worden de eerder gepasseerde Cees Priem en Aad van den Hoek verzocht om alsnog naar Frankrijk af te reizen. Voor de laatste plek in de TI-Raleigh-ploeg zoekt Post een renner die, in plaats van Raas en Van Vliet, topsprinters als Freddy Maertens, Sean Kelly en William Tackaert het leven zuur kan maken. De keuze valt op een huurling, die normaal zijn wegwedstrijden slechts rijdt als voorbereiding op het baanseizoen, Urs Freuler.
Zoals een bedrijf een zzp-er inzet om een klusje weg te werken, zo huurt Post Freuler in. Met twee opdrachten: de ploeg helpen en een massasprint proberen te winnen. Vergoeding? Achthonderd Zwitserse franc per uitgereden etappe, omgerekend een slordige duizend gulden. Het is alsof Post voor even Don Corleone is, de maffiabaas die Marlon Brando vertolkt in The Godfather. De zinsnede ‘I’m gonna make him an offer he can’t refuse’ is zelden toepasselijker geweest in het peloton. Op zijn beurt stelt Freuler ook twee eisen. Hij dwingt af de Tour niet uit te hoeven rijden en, belangrijker, de snor blijft te allen tijde staan. Post is bepaald geen liefhebber van uiterlijke kenmerken die afwijken van de norm in het peloton. Een renner met ongeschoren bovenlip bezorgt de ploegleider dan ook spontaan koude rillingen, maar voor Freuler gaat hij overstag. Dat de snor blijft staan is de enige teleurstelling die de Zwitser zijn tijdelijke werkgever bezorgt. De keuze voor ‘huurling’ Freuler blijkt namelijk een uitstekende. Sprint Freddy Maertens in de derde etappe naar Narbonne nog net wat sneller, waardoor Freuler tweede wordt, vier dagen later is het wel raak. In niet zomaar een etappe, maar in die tussen Pau en Bordeaux, een klassieker in de Tourhistorie, toont de Zwitser zijn klasse. Johan van der Velde ontwikkelt in de straten van de wijnstad een snelheid die geen enkele andere renner op dat moment weet te overtreffen en levert zijn sprinter perfect af voor de laatste paar honderd meter. In een verregend Bordeaux staat er geen maat op diens eindschot. ’s Avonds kan Freuler de champagnekurken laten knallen in het hotel waar de ploeg van Post verblijft. Met een ritzege op zak en een hoofdrol in de beide door TI-Raleigh gewonnen ploegentijdritten, heeft het onverwachte Touravontuur ieders stoutste verwachtingen ruimschoots overtroffen. Onder het motto ‘trainen moet ik toch’ rijdt de Zwitser nog twee dagen mee, om het in de vijftiende etappe naar Thonon-les-Bains voor gezien te houden. Mét snor, daaronder een brede grijns, en uitbundig zwaaiend naar het publiek neemt Freuler negen dagen na zijn ritwinst afscheid. Het blijkt achteraf een definitief vaarwel. De Zwitser keert nimmer terug in de Franse ronde. Die ene, totaal ongeplande deelname als freelancer in 1981, zal geen vervolg krijgen. Urs Freulers enige Tourritzege, in een kletsnat Bordeaux, daardoor evenmin.
