Dit is wat pro’s doen als ze NIET in de Tour rijden
In juli is er ‘die ene grote ronde,’ de Tour de France, die de hele wielerwereld in zijn greep houdt. Drie weken lang draait alles om Frankrijk: podcasts, samenvattingen, analyses – het lijkt eindeloos. Voor veel renners die de Tour niet rijden is het dé periode om even gas terug te nemen, de batterij op te laden, en wat rust te pakken. Ik besloot het advies van de barman in de film Passengers te volgen: “Live a little.”










Dat lukte aardig met wat quality time op en naast de fiets in het Verenigd Koninkrijk, samen met mensen die ik al een tijdje niet had gezien. Van mijn vrienden Sam en Sam, die reden in Goodwood, tot een middagje rondstruinen in Battersea. Daarna een afscheidseditie van de BunRun™ – een hardlooprondje met een opvallend grote opkomst om Nick Caldwell uit te zwaaien naar zijn nieuwe woonplaats. En als afsluiter van die tweeënhalve week stond ik aan de start van de Town Centre Races in mijn thuisstad Guildford. Wat een ervaring: overal bekenden langs het parcours, aanmoedigingen van vrienden, en na de finish zoveel warmte en enthousiasme. De ereronde na afloop voelde bijna emotioneel. Heerlijk om iedereen weer te zien – al was het eerlijk gezegd ook wat overweldigend.
Na die dagen op een wolk kwam de terugkeer naar de rust van Frankrijk als een harde landing. Mijn hoofd en lichaam moesten herstellen van de drukte en hectiek van Zuidwest-Londen. Het constante gezoem van vliegtuigen die opstegen van Heathrow en Gatwick, de haastige blikken, en vooral het voortdurende geraas van de M25 dat zelfs ’s nachts niet ophield – zelfs met oordopjes sliep ik nauwelijks. Toen ik terugkwam in Frankrijk voelde ik me op, ondanks al die fijne ontmoetingen.
Toch bleef ik gedisciplineerd, wat ik meestal doe, ook als de motivatie ontbreekt. Het werk blijft hetzelfde: trainen, focussen, toewerken naar nieuwe doelen. Ik hield me aan mijn schema en kwam in topvorm op trainingskamp, net voor de Tour d’Alsace – een van de thuiskoersen van ons team. De trainingswaarden waren uitstekend, iets wat me zelden lukt zonder wedstrijdprikkels. Toch werd ik niet geselecteerd. Dat deed pijn. Wéér alles gegeven, en niets om te tonen – voorlopig dan. Maar ik weigerde erin te blijven hangen. De laatste jaren heb ik geleerd mezelf weer op te richten.
“Why do we fall, Sir? So that we can learn to pick ourselves up.”–
Alfred Pennyworth
Ik besloot de opgebouwde focus op iets anders te richten. Ik had een paar dingen mee: ik was in topvorm, er lagen plekken in de buurt die ik nog nooit had bezocht, en een vriend had een vrije kamer in zijn Airbnb in Zwitserland. De keuze was snel gemaakt: ik ging naar Zwitserland fietsen.
Onzekerheid = Spontaniteit
Binnen een dag had ik het plan concreet. Een spontane trip naar Robbe in Zwitserland voor wat fietsen en wandelen. Zo’n avontuur had ik in jaren niet gedaan. Het plan was simpel: heenrijden naar Luzern, daar een paar dagen blijven, en weer terug. Dat vooruitzicht gaf me energie. Renners reizen zelden zó – zonder schema, zonder koersdruk. En met de vorm die ik nu had, voelde het als het perfecte moment.
“There’s no certainty; only opportunity.”–
V
Er zat geen zekerheid in, alleen kansen. Elke keer dat ik een grens oversteek, weet ik niet wat ik ga tegenkomen: wie ik zal ontmoeten, welke beklimmingen open zijn, of het weer roet in het eten gooit. Maar ik wist wél dat ik een keuze had. Ik kon zelf bepalen hoe ik met teleurstelling omging. En voor mij is dat altijd door iets te ondernemen. Beweging helpt mijn hoofd leegmaken – zelfs al is het mijn beroep, het blijft mijn uitlaatklep. Altijd.
The Swiss Ride
In 24 uur moest ik mijn plan werkelijkheid maken. Eerst een zadeltas regelen – want twee dagen in de kleren van een vriend was geen optie. Daarna de route plannen: niet helemaal vlak, niet langs wegen die ik al kende, maar ook niet te smal of riskant met regen. Genoeg hoogteverschil voor wat training – en mooie uitzichten. Vervolgens de kledingselectie: wat past er in een tas van 10 liter?
Wat me altijd fascineert bij het plannen van zo’n tocht is dat lijntje op de kaart, de hoogtelijn op het scherm. Op dat moment heb je geen idee hoe het er écht uitziet. Je kunt hoogtelijnen lezen, maar de werkelijkheid blijft een verrassing. Hoe ruikt het daar? Hoe voelt het? Die nieuwsgierigheid drijft me. Ik wilde Zwitserland met eigen ogen zien, met mijn eigen inspanning, niet door een autoruit. Een uitzicht dat je verdient, blijft langer hangen.
De hoofdklim van de dag was de Weissenstein – een beest van een berg. Gelukkig had ik net nog een gouden espresso op bij een café in Delémont, vlak voor de vallei. Op het scherm had ik gezien dat het zwaar zou worden, maar ik had niet verwacht zó snel door mijn versnellingen te zijn, of zó lang uit het zadel te moeten blijven om de bepakte fiets vooruit te duwen.
De top was onvergetelijk. Geen foto, want de afdaling was steil – meer dan 15% – en mijn achterwiel had nauwelijks grip. Boven leek het wel een festival, vol tenten, gezinnen en wandelaars. En toen ik over de top kwam en de vallei zag liggen tussen de bomen, wist ik: dit is waarom ik fiets. Vanuit duizend meter hoogte kon ik de contouren van de Alpen zien, de toppen nog kilometers verderop. Een blik die ik niet snel vergeet.
Twee dagen in Luzern
Na die dag reed ik door naar Luzern. Zwitserland begin ik steeds beter te leren kennen – dit was mijn derde bezoek, en telkens voel ik me er herboren. De frisse lucht, de bergen, de meren, de rust: het is een land dat dwingt om in het moment te leven. Vanaf de oever kijk je naar Pilatus, de machtige berg van 2000 meter hoog, die over de stad uitkijkt. En dan te bedenken dat ze Luzern nog steeds een “stadje” noemen, met drie kerken en kathedralen.
Robbe, mijn gids en vriend, stelde voor mijn bezoek te plannen rond 1 augustus – de nationale feestdag van Zwitserland. Dat bleek een gouden tip.
De eerste dag deden we rustig aan. Robbe sliep uit – zijn eerste vrije dag in tijden – en ik bakte de geelste eieren die ik ooit had gezien, van zijn ouders’ kippen uit België. Na een rustige ochtend besloten we het meer van Luzern rond te fietsen. Onderweg koffie, wachten op een lokale vriend, Roman, en daarna een duik in het meer bij Weggis. Het water stond hoog na de vele regen, maar voelde fantastisch.
Toen ik uit het water kwam, was mijn hoofd leeg. Robbe zei het goed: al mijn gedachten waren weggespoeld. Ik voelde me schoon, licht, en gelukkig. We dronken nog een koffie in de middagzon en sprongen daarna op een van de historische raderboten die over het meer varen – een houten parel van een schip, glanzend gepolijst, bijna te chic voor drie wielrenners in casual kleding. Die avond aten we simpel, keken nog wat over het water, en gingen vroeg slapen.
De volgende dag was er weer zo’n les die Zwitserland altijd geeft: hoe véél je kunt doen in één dag. De lucht is dun, de bergen groot, de tijd lijkt trager te gaan. We wandelden, reden, en genoten. Ik voelde me lichter, rustiger.
Overspoeld met gedachten
’s Avonds koelde het af bij het meer, en terwijl ik daar zat, voelde ik hoe gedachten over me heen spoelden – net als het water. Het was bijna meditatief. Ik kocht een notitieboekje om alles van me af te schrijven: persoonlijke inzichten, ideeën om dingen anders aan te pakken, gesprekken met Robbe en Roman die bleven hangen. Ik begreep ineens beter waarom renners soms bikepacking doen om de liefde voor de sport terug te vinden. Niet om snelheid of competitie, maar om te vertragen en te herinneren waarom ze ooit begonnen.
Tijdens het lezen van The Snow Leopard van Peter Matthiessen besefte ik dat ik zelf iets soortgelijks aan het doen was: reizen als een vorm van introspectie. Zijn woorden over boeddhisme, natuur en het menselijk perspectief raakten me. Misschien wil ik dat later ook wel – verhalen verzamelen van onderweg, van ontmoetingen, van de wegen die we delen.
Zwitserland fascineert me. Een land omsloten door bergen, perfect ontworpen voor neutraliteit. Alles lijkt er bedacht op balans: waterbronnen langs de weg, watervallen, ruige rotsen, meren, gletsjers, dalen vol leven. En toch, hoe kalm het ook lijkt, voel je overal de kracht van de natuur.
Elke ochtend word ik hier wakker met hetzelfde gevoel: de drang om te leven, om iets te doen, om naar buiten te gaan. En als ik dan uitkijk over de bergen waar rook als mist van de toppen kringelt, weet ik weer waarom ik dit allemaal doe.
Het is niet alleen de koers die telt. Soms is fietsen gewoon het mooiste middel om te voelen dat je leeft.