“De tijd is rijp dat sporters als Lance Armstrong en andere renners, dan wel atleten, die aan dit soort interne procedures en “bewijsregels” worden onderworpen, de verenigbaarheid ervan laten toetsen door een internationaal mensenrechtenhof of –orgaan.” Aldus Geert-Jan Knoops in NRC Weekend van zaterdag 17 november.
Knoops houdt de uitspraak van USADA én de WADA-code kritisch tegen het licht. Daar is genoeg aanleiding voor. Zowel in de zaak Armstrong als in vergelijkbare zaken, lijkt de instantie die de maatregel oplegt dezelfde te zijn als degene die het onderzoek doet en de vervolging op zich neemt. Alsof in een strafzaak één instantie de verdachte van een misdrijf opspoort, vervolgt en berecht. Een flagrante schending van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) en een aantasting van de democratische rechtsstaat. Knoops besteedt geen aandacht aan dit aspect van de Armstrongzaak. Evenmin aan het feit dat Armstrong in strijd met de (verjarings)regels is bestraft. Daarnaast gaat Knoops aan het feit voorbij dat Armstrong niet alleen is berecht voor het gebruik van doping, maar ook voor het bezit, het vervoeren, het aanzetten en het assisteren van anderen tot gebruik van doping.
Knoops trapt ook in de valkuil van Armstrong´s pr-machine over de 500+ dopingtests die hem zouden zijn afgenomen. Dat dit getal ernstig is overdreven, was al bekend, alsmede dat die negatieve uitslagen op zichzelf niets zeggen, gelet op de bekentenissen van onbetrapte renners.
Kern van Knoops´ betoog is, dat hij zich afvraagt of USADA het bewijs tegen Armstrong eerlijk heeft verkregen. Volgens hem staat die manier op gespannen voet met internationaalrechtelijke beginselen die de VS ook hebben erkend.
Hierbij moet een kanttekening worden geplaatst. Armstrong is een Amerikaans staatsburger, die door een Amerikaanse instantie is bestraft voor overtreding van de regels van zijn sport. Er is geen sprake van een mogelijke schending van het EVRM op Europees grondgebied noch kan de mogelijke schending worden toegerekend aan een handelen of nalaten van een Europese staat. Verder hebben de VS weliswaar het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten aanvaard, maar het VN-Mensenrechtencomité kan geen bindende uitspraken doen. En het Amerikaanse Verdrag voor de Rechten van de Mens hebben de VS nooit bekrachtigd. De VS hebben niet zoveel op met internationale rechtspraak. Armstrong had dus de Amerikaanse nationale rechter moeten vragen de rechtmatigheid van de procedure en de bewijsgaring te beoordelen. Dat heeft hij, na zijn verloren zaak bij een Amerikaanse rechtbank, niet gedaan. Wel hebben de VS het UNESCO anti-dopingverdrag aanvaard.
Omdat Armstrong paste, kon USADA het dossier en de onderbouwing ervan alleen baseren op de verklaringen van (oog)getuigen en ander bewijsmateriaal. In artikel 2.1.2 van de WADA-code staat dat bewijs voor dopinggebruik alleen kan worden verkregen door de aanwezigheid van een stof of haar metaboliet in een monster van de atleet. In artikel 3.2 staat dat bewijs ook op andere “betrouwbare” wijze kan worden verkregen. Knoops benadrukt dat een deel van die andere wijze bestaat uit getuigenverklaringen van getuigen die in ruil voor hun belastende verklaring pas na de Tour de France zouden worden geschorst. De procedure is op dit punt inderdaad weinig transparant, maar bij andere ooggetuigen (Tyler Hamilton, Floyd Landis & Jonathan Vaughters) is dat niet het geval. Zij zijn niet meer als renner actief en voor Vaughters geldt dat hij zelf nimmer op dopinggebruik is betrapt. De zaak is dus niet alleen op mogelijk dubieuze verklaringen gebaseerd. Bij een arbitragezitting hadden Armstrong en zijn advocaten de getuigen kunnen ondervragen en het bewijs en de wijze van verkrijging ervan kunnen aanvechten.
Tenslotte merkt Knoops op dat voor atleten het zwijgrecht blijkbaar niet geldt, nu dit volgens artikel 3.2.4 van de WADA-code in het nadeel van de atleet kan worden uitgelegd. Deze formulering lijkt een schending van dit recht. Wel accepteerde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in 1996 in de zaak John Murray dat het gewicht van het bewijs dat tegen de verdachte is ingebracht om uitleg van de verdachte vraagt. Wanneer de verdachte zich dan toch op zijn zwijgrecht beroept is het een “matter of common sense” dat dit tegen de verdachte werd gebruikt. Het ligt dus wat genuanceerder.
Terwijl Armstrong niet meer verder zal procederen, heeft zijn voormalig ploegleider Johan Bruyneel laten weten de aanklacht tegen hem wel aan te vechten in de arbitragezaak bij USADA. Wellicht kan hij de betrouwbaarheid van het verkregen bewijs en de ooggetuigenverklaringen succesvol bestrijden.
De strijd tegen doping rechtvaardigt niet dat fundamentele rechten van burgers worden geschonden, maar burgers moeten wel zelf voor hun recht opkomen en gebruik maken van de bestaande juridische mogelijkheden. Atleten die menen dat een Europese staat een van hun rechten uit het EVRM heeft geschonden, kunnen een beroep doen op het Hof in Straatsburg. Maar het EHRM ligt onder vuur. Staten tegen wie een klacht door het Hof gegrond is verklaard, vinden steeds vaker dat hun soevereiniteit is geschonden. De VS waren al nooit voorvechter van internationale rechtspraak. Een extra impuls hoeft dan ook niet uit die hoek te worden verwacht.
- Geloof, vertrouwen, vraag en antwoord - 18/09/2013
- Natrappen met de Rabobank - 28/02/2013
- Pamperen - 03/12/2012
Sterk stuk. Vanochtend schreef ik dit: http://hkoene.blogspot.nl/2012/11/bewijs.html
De waarde advocaat had beter eerst de uitsspraak van Judge Sam Sparks kunnen lezen.