Er schijnen mensen te bestaan die van polders houden. Sterker: deze mensen fietsen er graag doorheen, door die polders. Voor de lol. Als hobby dus. Dan zeggen ze dingen als: ‘Goh, Dré, wat is Nederland toch mooi, hè?’ En: ‘Wat een uitzicht, Gerrit, heel bijzonder.’ Of: ‘Kijk nou toch eens, Herman, die Hollandse lucht, is het niet prach-tig?’.
Ik ben van een ander slag. Ik haat polders. Het karakteristieke Nederlandse landschap maakt me depressief. Niets ergers dan een eindeloos vergezicht. Zo’n grijsgroene zee van kaalgevreten weilanden, koeien, slootjes, molentjes, hier en daar een boom (natuurlijk: een populier), en dan weer een hele tijd niets. O ja, een regengordijn, daar in de verte. Die bui krijgen we straks geheid op onze nek. Want schuilen gaat hier natuurlijk niet. In deze leegte.
Doffe ellende.
Net Noord-Frankrijk. Ooit stond ik er twee uur vast in een trein, in de buurt van Saint-Quentin. Ik keek naar buiten – overal kale leegtes, donkere boerderijen, treurige plukjes grauwkleurige bomen, scheef hangend door wind en regen, en dan die mensen. Zoals Martin Bril ooit zei: een landschap gaat in mensen zitten. In Noord-Frankrijk is dat zeker het geval. Kaal, lelijk en deprimerend.
Ik keek twee uur lang naar buiten en wenste dat ik mezelf voor mijn eigen trein kon werpen. Maar die stond dus stil. Ook dat nog…
Misschien ben ik hypersensitief. Misschien domweg een mietje, vatbaar voor mentale dipjes. Kan zijn. Zeker is dat Noord-Frankrijk ongeschikt is voor tere zieltjes. En laat er verdomme nu net een Touretappe arriveren in Saint-Quentin, de tous les lieus. Die rit, nummertje 5, voert de renners van het hemelse Rouen (ga daarheen, mensen!) over bijna 200 martelende kilometers naar de Hel op Aarde.
Een beroemde countryzanger zong er ooit een lied over: ‘San Quentin, you are living hell to me!’
Ik vermoed dat het hele peloton die dag onderuitgezakt achterstevoren op de fiets hangt, platgespoten door de anti-depressiva. Jankend. En bellend met het thuisfront. ‘Maman, ik wil naar huis. Haal me hier weg. Le plus vite possible.’
Het hele peloton? Nee, er is één renner die niet beter weet. Johnny. Johnny Hoogerland dus.
Oké, God heeft Johnny (aka @zeeuwseleeuw, what’s in a name) bij wijze van cynische grap de fysiek van een klimmer gegeven, maar de grote kracht van Johnny ligt toch echt ergens anders (denk aan z’n klinkende overwinning als junior in de Ronde van Vlaanderen!). Johnny hoeft zich niet vier weken op te sluiten in een sportschoolkloostercel bovenop de Sierra Nevada. Johnny hoeft geen Critérium du Dauphiné, Tour de Suisse of Route du Sud te rijden, ter voorbereiding. Allemaal onzin. Het enige wat Johnny moet doen, is trainen rond zijn woonplaats. Yerseke. Trainen, trainen, trainen. Iedere dag 200 kilometer. 100 heen, 100 terug.
Voor wie dat kan zonder zich huilend in de Westerschelde te werpen, is Noord-Frankrijk een makkie.
Allez Johnny, démarre. Et gagne!
- Hersenschudding - 01/09/2022
- Lijst van dingen die ik de komende 15 jaar kan doen in de maand juli - 03/07/2021
- Echte mannen knuffelen - 01/07/2021