Het aantal hoogtemeters is oneerlijk verdeeld in Nederland. Limburg heeft ruim negentig procent van alle oplopende wegen in handen. Gelderland, Overijssel en Utrecht hebben enkele stuwwallen geasfalteerd en de rest van Nederland heeft niks. Drenthe spaarde daarom zelf maar vijftig jaar lang compost en heeft op de ontstane hoop een weggetje gelegd.

Wielrenners uit Amsterdam en omstreken hebben slechts één korte beklimming toebedeeld gekregen. Gelukkig wel een heel bijzondere. Een klim met variatie in wegdek en stijgingspercentage, met bochten en rechte stukken en in een prachtige omgeving: het Kopje van Bloemendaal. Een ‘kopje’ is volgens het woordenboek een ‘alleenstaande hoge heuvel’. Dat klopt wel aardig: er is nergens in de wijde omtrek een duin van 43 meter te vinden. Overigens ken ik sowieso geen ander hooggelegen punt met de benaming ‘Kopje’. Het Kopje, dat is Bloemendaal. De Hoge Duin en Daalseweg, om precies te zijn.
De korte helling wordt, in tegenstelling tot andere bekende beklimmingen in Nederland, nauwelijks opgenomen in wedstrijden. Het peloton in Olympia’s Tour is er wel overheen gereden en er werd jaarlijks een criterium verreden. Deze ‘Ronde van het Kopje van Bloemendaal’ is na 2004 niet meer georganiseerd. Laatste naam op de erelijst: Niki Terpstra.

In het verhaal ‘Vorm’* schrijft Tim Krabbé: Het is een mooie trainingsgelegenheid, maar merkwaardig impopulair bij de Amsterdamse renners. Ik heb duurbetaalde amateurs meegemaakt die mij aankeken of ik ze een oneerbaar voorstel had gedaan als ik het Kopje samen wilde beklimmen en die daarbij de bekende onzin uitkraamden: ‘Dat slaat in je benen, man’.

Krabbé test zijn vormpeil op het Kopje. Hij meet de tijd vanaf de scherpe bocht beneden bij de ingang van het openluchttheater tot aan de rode brievenbus op de top. Zijn record, gereden in 1980: 2 minuten en 19 seconden. Een paar jaar geleden vertelt hij aan Trouw dat hij nog regelmatig zijn tijd opneemt. Dertig jaar na zijn record komt hij tot 2 minuten en 29 seconden. Nog altijd een seconde sneller dan ik ‘m zelf ooit reed. ’s Winters doe ik er zelfs nog dertig seconden langer over. Dan doet ’t Kopje de longen branden en trappen oude mannen zonder helm en zonder Oakley-bril hun zware Gazelle’s omhoog zodra de sneeuw gesmolten is. De bomen zijn nog kaal en de klinkers op het steilste stuk voelen als de stenen op de Bosberg vlak achter Geraardsbergen.
Het kan er soms druk zijn: op mooie avonden in juli gaan massa’s bolletjestruien nog even gauw naar boven voordat Smeets’ Avondetappe begint. Zwoele zeelucht vermengd met de geur van naaldbomen uit de villatuinen maken van het Kopje dan een soort Poggio di Sanremo.

Als een oorkonde van officiële bergstatus kreeg het Kopje een driehoeksbord met stijgingspercentage. Het staat op het hoogste punt, tegenover de inmiddels oranjegeverfde brievenbus. Tien procent. De leverancier had waarschijnlijk even geen ander bord op voorraad.
Het Kopje is eigenlijk het kleine broertje van andere bekende beklimmingen boven de rivieren, zoals de Amerongse Berg en de Posbank. Klimreservaten: hier fietst Holland heuvels. Het is niet anders, dus we doen het er maar mee.
En de profs? Op de Posbank zag ik Robert Gesink rondjes draaien. Uitgerekend Kenny van Hummel haalde me er in terwijl hij maar met één been trapte. En op de Amerongse Berg werd ik eens tegemoet gereden door een regenboogtrui. Wereldkampioen cyclocross bij de beloften Lars van der Haar uit Woudenberg was er aan het trainen achter de brommer. Maar al die tientallen keren in Bloemendaal zag ik niet éénmaal een profrenner rijden. Zouden zij ook nu nog bewust de Hoge Duin en Daalseweg mijden?
Het Kopje? Dat slaat in je benen, man!’.

Het Kopje van Bloemendaal heeft slechts één prof als ambassadeur toebedeeld gekregen. Gelukkig wel een heel bijzondere. Amsterdammer Gerrie Knetemann koesterde het Kopje. Hij trainde er vaak en lang en sprak er veel over.
En hij ontmoette er zijn vrouw Gré.
Helaas, Gerrie is er niet meer. Maar het is een prettige gedachte dat er ook over het Kopje ooit een regenboogtrui reed.

*Tim Krabbé schreef  het verhaal ‘Vorm’ in juni 1980. Het verscheen in zijn bundel ‘43 Wielerverhalen’ (Uitgeverij Bert Bakker). Hij rijdt ook nu nog regelmatig over het Kopje. Zijn tijden staan via STRAVA online.

 

Martijn Sargentini