Hoe de vandaag (17 september) Luc Roosen zichzelf in de voet schoot
In gedachte telt Luc Roosen de resterende decameters tot de aankomstlijn af. Tien.. negen. De Belg werpt, onder zijn lichaam door, nog maar eens een blik naar achteren. Het peloton nadert met rasse schreden, maar hij voelt nog altijd voldoende kracht in beide benen om zijn eindsprint vol te houden en niet stil te vallen. Acht.. zeven.. zes. Nog iets meer dan vijftig meter moet hij overbruggen en dan zal hij de grootste overwinning uit zijn carrière boeken. Het gaat lukken. Roosen voelt het aan alles.
Vijf.. vier.. Nog drie decameter te rijden. Dertig meter. Meer niet. De laatste paar seconden besluit de renner uit de Histor-ploeg niet meer achterom te kijken. In plaats daarvan steekt hij zijn energie liever in het bereiken van de aankomstlijn. Die kan hij nu bijna aanraken. De buit is binnen. Roosen is net zo zeker van zijn zaak als dat hij weet dat twee plus twee vier is. Uitgelaten steekt hij pal voor het overschrijden van de witte streep op Tussen de Bruggen, de straat in Meerssen die sinds jaar en dag dienst doet als finish-locatie van de Amstel Gold Race, zijn beide armen in de lucht.
Pas dan ziet hij in zijn linkerooghoek dat zijn vreugdegebaar te voorbarig is. Dat hij had moeten doorsprinten tot op, of nog beter, óver de aankomstlijn. Precies op het moment dat Roosen zijn rug recht om een veronderstelde, maar niet-bestaande, victorie te claimen, drukt Adrie van der Poel zijn voorwiel links naast de Belg als eerste over de meet. Een fractie van een seconde sneller is de Nederlander.
Millimeterwerk is het, maar het is precies op tijd en, bovenal, genoeg om de winst in de Amstel Gold Race naar zich toe te trekken. In een paar tellen transformeert Roosens gedroomde zege in een nachtmerrie. Middelpunt van belangstelling is hij na de finish nog steeds, maar in plaats van de glansrijke winnaar is hij de schlemiel van de dag.
Als Zuid-Limburg zich op zaterdagochtend 21 april 1990 opmaakt voor de jubileumeditie van Nederlands grootste eendagskoers – de Amstel Gold Race wordt voor de 25ste maal verreden – staat Roosen niet hoog op de favorietenlijstjes. Ook niet op die van hemzelf. De Histor-renner had al direct bij het opstaan gemerkt niet in zijn allerbeste vorm te verkeren.
Zes dagen eerder was de Belg in Luik-Bastenaken-Luik knap als vijfde geëindigd, maar de ruim 250 kilometer lange Ardense uitputtingsslag had er behoorlijk in gehakt en meer van zijn lijf gevergd dan hem lief was. Nog geen week later een volgende eendagskoers van een vergelijkbare lengte afwerken, is Roosen gevoelsmatig net iets te veel van het goede.
Jaren later zal hij in een interview met de Vlaamse krant Het Nieuwsblad aangeven dat juist dat lagere vormpeil eraan had bijgedragen dat de Belg tot zowat op de finishlijn van de Amstel Gold Race in een meer dan kansrijke positie rijdt. Roosen verstopt zich nagenoeg de gehele koers in de favorietengroep en rijdt, voor zover dat mogelijk is een heuvelklassieker, op de spaarstand.
Tot diep in de finale doet hij nauwelijks een trap meer dan strikt noodzakelijk is om in de voorste gelederen te blijven. Voor het ingaan van de slotkilometer toont de Belg zich slechts eenmaal aan het publiek, dat in groten getale langs de Zuid-Limburgse wegen staat.
De populariteit van de koers levert meermaals gevaarlijke situaties op, die bovendien zelfs van invloed zijn op het koersverloop. Een niet aflatende stroom kritiek, die duidelijk haar schaduw werpt over de jubileumeditie, is het gevolg. Op de Cauberg staan de toeschouwers rijen dik opgesteld, waardoor niet alleen televisiemotoren en volgauto’s de doorgang op sommige plaatsen bemoeilijkt wordt, ook de renners moeten menigmaal inhouden. Een demarrage van Steven Rooks wordt op die manier bijvoorbeeld in de kiem gesmoord.
In de slotkilometer in Meerssen staat het publiek eveneens half op het wegdek, waardoor in het peloton door meerdere renners onverwachte manoeuvres gemaakt moeten worden om een massale valpartij te voorkomen. De gevaarlijke toestanden in de slotfase zijn de reden dat de Amstel Gold Race na 1990 niet meer zal finishen in Meerssen, maar dat wordt uitgeweken naar eerst Maastricht, later naar de Cauberg in Valkenburg en weer later naar net iets achter die beklimming gelegen Vilt.
Roosen had dus geschiedenis kunnen schrijven als allerlaatste Amstel Gold Race-winnaar op Tussen de Bruggen in Meerssen. De Belg doet tot op enkele tientallen centimeters van de meet alles goed. Nagenoeg de gehele dag spaart hij zijn krachten. Toont zich in de finale slechts kortstondig, wanneer hij als onderdeel van een zeskoppig groepje op zoek gaat naar koplopers Gert-Jan Theunisse en Ronan Pensec, maar laat het bijhalen van het tweetal uiteindelijk over aan anderen.
Bij het binnenrijden van Rothem, op twee kilometer van de finish, is de Nederlands-Franse tandem er aan voor de moeite. Onmiddellijk waagt Michel Dernies een poging een sprint te ontlopen, maar de Belgische ploeggenoot van Adrie van der Poel krijgt al snel Phil Anderson op zijn achterwiel en besluit zijn benen stil te houden. Vervolgens meldt Pensec zich nogmaals aan het front, maar dan neemt Jan Goessens het commando over. Ook hij maakt, net als Dernies en Van der Poel, deel uit van de Weinmann-ploeg, geleid door Walter Godefroot.
Zodra Roosen zijn landgenoot op een slordige kilometer van de finish ziet versnellen, schakelt hij een tandje bij en duikt, als een jachtluipaard op een antilope, op het achterwiel van de Belg. Die doet geen enkele moeite zijn metgezel de kop op te dringen. Integendeel. Alsof hij een lead-out rijdt om een sprinter te lanceren, trekt de Weinmann-renner volle bak door, waardoor Roosen in een zetel naar de streep geleid wordt.
Achter de beide Belgen is het peloton, of wat daar nog van is overgebleven, op topsnelheid gekomen. Goessens en Roosen blikken beiden enkele malen nerveus over hun schouder en dan zet laatstgenoemde zijn eindschot in. Zijn metgezel kan de krachtsexplosie niet beantwoorden. Het enige dat Goessens rest is hopen dat ploeggenoot Van der Poel de andere snelle mannen in extremis weet af te troeven en nog op tijd is om Roosen voorbij te snellen om hem van diens grootste profzege te beroven. Dat is de Nederlander inderdaad. Maar louter en alleen omdat Roosen zichzelf in de voet schiet.
In plaats van door te sprinten tot op, of zelfs over, de finishlijn, is de Belg namelijk dusdanig zeker van zijn zaak dat hij al voor de meet veronderstelt de buit binnen te hebben. Terwijl hij overeind komt en beide handen ten hemel wil heffen, drukt de opgerukte Van der Poel links naast Roosen zijn voorwiel net een fractie eerder over de streep. Het levert een curieuze finishfoto op van een bijna juichende renner die niet wint en de daadwerkelijke winnaar met beide handen nog aan het stuur.
