Hoe de vandaag (24 juli) jarige Josef Fuchs alsnog een grote koers won
Een niet aflatende stroom ijskoud regenwater teistert Wallonië. Alsof de weergoden de ergste ontberingen die ze kunnen bieden een half jaar lang hebben opgespaard, om die niet in de herfst maar juist in het voorjaar over het Noord-Europese deel van de aardbol heen te kieperen. Precies op het moment dat iedereen verlangt naar een aangenaam voorjaarszonnetje.
‘April doet wat-ie wil’, luidt het gezegde, maar als dat zo is, mag op zondag 19 april 1981 gerust geconcludeerd worden dat de lentemaand sadistische trekjes in zich heeft. De deelnemers aan de 67ste editie van Luik-Bastenaken-Luik hadden vooraf goede hoop gehad onder aangenamere weersomstandigheden dan een jaar eerder te kunnen starten in de oudste van de vijf monumentale klassiekers, maar daar is bar weinig van terecht gekomen.
Oké, in 1980 vroor het en lag er sneeuw langs de wegen tussen Luik en Bastenaken, waardoor niet meer dan 21 renners de finish hadden bereikt en winnaar Bernard Hinault voor de rest van zijn leven dagelijks aan die extreme koers zou worden herinnerd – de Fransman verloor door bevriezingsverschijnselen voor altijd het gevoel in de toppen van twee van zijn vingers.
Vriezen en sneeuwen doet het een jaar later niet, maar de ijzig koude en bovenal onophoudelijke regenvloed maakt van Luik-Bastenaken-Luik opnieuw een uitputtingsslag. Terwijl kanshebber Joop Zoetemelk al lang en breed, kampend met onderkoeling, tegen een warme kruik zit in de bezemwagen, snelt een van zijn TI-Raleigh-ploeggenoten op de aankomst af. Johan van der Velde lijkt op weg naar de overwinning. De enige met wie hij in de straten van Luik nog dient af te rekenen is een Zwitserse veteraan. Josef Fuchs genaamd.
In clichématige B-films wordt een stortbui, meestal vergezeld door donder en bliksem, veelvuldig door regisseurs en scenaristen ingezet om de onheilspellende finale nog wat meer drama mee te geven. Niet dat Luik-Bastenaken-Luik in 1981 de kwalificatie ‘B’ verdient, maar de uiteindelijke ontknoping lijkt, met de wetenschap van nu in het achterhoofd, wel wat op die van een dergelijke, zeer matige, speelfilm. In elk geval voor Van der Velde.
Wie nu, zonder over voorkennis te beschikken, op de lange erelijst van de Waalse heuvelklassieker op zoek gaat naar de naam van de Nederlander, zal die niet tegenkomen. Achter de erbarmelijke editie van 1981 staat als winnaar een Zwitser vermeld. Terwijl Van der Velde wel degelijk, en met gemak zelfs, als eerste over de finishlijn snelt.
Een zestal kilometers eerder had de renner van TI-Raleigh koploper Fuchs bijgehaald. Die was ontsnapt uit het kwartet dat, na alle Waalse ontberingen te hebben doorstaan, voorop was komen te zitten. Naast Van der Velde en Fuchs zijn dat Ludo Peeters en Stefan Mutter. Die laatste is een land- en ploeggenoot van Fuchs bij Cilo-Aufina, terwijl de Belg hetzelfde tricot draagt als de Nederlander. TI-Raleigh geldt op dat moment misschien wel als het sterkste team van het gehele peloton, terwijl Cilo-Aufina niet veel meer voorstelt dan een bescheiden subtopper.
Desondanks waagt Fuchs zijn kans. De Zwitser springt weg, maar Van der Velde komt hem niet veel later achterna en haalt hem, na een tien minuten durende klopjacht, bij. Veel kennis van de kwaliteiten van zijn rivaal heeft de Nederlander niet, maar dat ziet Van der Velde juist als een aanwijzing dat Fuchs weinig kans zal maken hem te verslaan in een sprint-à-deux. Anders zou hij wel vaker van hem hebben gehoord.
Het geeft hem extra zelfvertrouwen. Een veel-winnaar is de al 32-jarige Zwitser, bezig aan zijn laatste profseizoen, inderdaad niet. Enkele nationale titels, twee ritzeges in de Ronde van Zwitserland en drie in de Tirreno-Adriatico; dat is het leeuwendeel van het palmares van de veteraan. Niet vreemd dus dat Fuchs het aflegt aan de finish in Luik. ‘Van der Velde wint zijn eerste grote klassieker’, koppen de Nederlandse kranten de volgende ochtend met gepaste trots.
In een klein artikeltje, verstopt in de krochten van de sportkaternen, berichten ze tussen neus en lippen door over de gang van zaken tijdens dopingcontrole na afloop en dan met name over het feit dat Van der Velde er liefst twee uur over doet zijn plas te doen. De Nederlander drinkt cola, water, zelfs een biertje; alles om zijn blaas maar vol genoeg te krijgen en aandrang op te wekken. Achteraf zou het een teken aan de wand kunnen zijn geweest. Enkele weken later berichten diezelfde kranten namelijk over een mogelijk positieve plas. Van der Velde zou zijn betrapt, net als TI-Raleigh-ploeggenoot Jo Maas. Die had nagenoeg gelijktijdig de Ronde van België gewonnen, maar ook zijn urine zou na afloop geen zuivere koffie zijn geweest.
Er breken onzekere tijden aan voor de Nederlandse renners, in afwachting van de contra-expertise. De regisseur van een clichématige B-film zou de dag waarop de Duitse dopingexpert Manfred Donike met de uitslag komt, ongetwijfeld nog wat extra drama meegeven door het op dat moment pijpenstelen te laten regenen en misschien zelfs donder en bliksem in te zetten. De b-staal van Van der Velde blijkt eveneens positief, net als die van Maas in de Ronde van België. Foute boel dus.
Beide Nederlanders komen er vanaf met – het is duidelijk een andere tijd – een boete van slechts 1000 Zwitserse francs, een voorwaardelijke schorsing van een maand met een proeftijd van een jaar en vanzelfsprekend raken ze hun zeges kwijt. Enkele dagen voor de start van de Ronde van Zwitserland – zijn laatste profkoers, waarin hij knap tweede wordt, na anderhalve week eerder als vijfde te zijn geëindigd in de Giro – krijgt Josef Fuchs van achter de jurytafel op de valreep van zijn carrière een monumentale zege als afscheidscadeau.