Driehonderd meter nog tot de alles verlossende witte streep. Eén laatste blik naar achteren, over de rechterschouder. Als een kudde losgeslagen stieren komt een groep van 24 renners met iedere pedaalslag dichterbij de dappere vluchter. Tweehonderd meter nog. Het moment voor een allerlaatste krachtsexplosie. Voor zover er tenminste nog sprake is van kracht na een koers van ruim 265 kilometer. Een laatste aanzet. Het moegestreden lijf hijst zich nog één keer uit het zadel. Elke spier protesteert, maar de geest wint het voor even van het lichaam. De gedachte aan de regenboogtrui verdringt de pijn. Honderd meter nog. Bijna letterlijk is de hete adem van de achtervolgende groep nu voelbaar. Negentig. Waar blijft die finishlijn? Tachtig. De zojuist ingezette krachtsexplosie is nu het beste te vergelijken met een armzalig stukje vuurwerk dat een beetje sist, even voorzichtig oplicht, maar voor het moment suprême daar is toch weer uitdooft. Zeventig meter nog. Ineens stormen ze voorbij. Eén, twee, drie renners denderen over de koploper heen. En nog een stuk of vijf. Tien zelfs. Moegestreden bolt de dappere aanvaller over de finish, in de buik van de groep die hem net nog op de hielen zat. Niets regenboogtrui. Een troosteloze, anonieme negentiende plaats, meer levert het WK van 2000 niet op voor de man die een handvol seconden eerder in kansrijke positie verkeerde.

Terwijl Andrei Tchmil de teleurstelling verbijt, wordt een paar meter verderop een wereldtitel gevierd. Eigenlijk kan het de tot Belg genaturaliseerde Moldaviër weinig schelen wie zich nu een jaar lang drager van de regenboogtrui mag noemen, maar Tchmil kan het toch niet laten een korte blik op het scorebord boven de finish te werpen. Niet hijzelf, maar een ander is de eerste wereldkampioen bij de profs die ooit een paspoort van de Sovjet-Unie bezat. ‘Champion du Monde: Romāns Vainšteins’, luidt het verdict van Plouay. De regenboogtrui is voor een Let.

Ondanks top 10-klasseringen in onder meer Milaan-San Remo, Ronde van Vlaanderen en Amstel Gold Race en een fraaie reeks ereplaatsen in massasprints, wordt Romāns Vainšteins ’s ochtends voor het vertrek in Plouay niet direct gerekend tot de grootste favorieten voor de 67ste wereldtitel. Een kansrijke outsider, meer is de 27-jarige renner uit Talsi, in het westen van Letland, niet.

Bij de bookmakers zijn de Italianen torenhoog favoriet. Met name Michele Bartoli zal revanche willen voor zijn teleurstellende Olympische wegrit van een kleine drie weken eerder, is algemeen de verwachting. Op de Spelen in Sydney eindigde Bartoli op de slechtst denkbare plaats. De Italiaan werd vierde en moest van een afstand gadeslaan hoe Jan Ullrich, Aleksandr Vinokourov en Andreas Klöden hun plakken omgehangen kregen. Diezelfde Olympische Spelen zijn de reden dat het WK in 2000 pas op 15 oktober plaatsvindt, diep weggestopt in het toch al lange wielerseizoen. De voorjaarsklassiekers en zelfs de Tour de France lijken een eeuwigheid geleden. Het maakt dat renners die zichzelf te weinig kansen toedichten in Plouay een vakantieoord verkiezen boven de strijd om de wereldtitel. Tourwinnaar en oud-wereldkampioen Lance Armstrong, bijvoorbeeld. Ook Erik Dekker, drie maanden eerder verrassend winnaar van maar liefst drie Touretappes, kan het niet opbrengen aan het einde van het seizoen nog een WK te rijden. Johan Museeuw is afwezig door de naweeën van een zware crash met zijn motor. Jan Ullrich meldt zich af na een val in Parijs-Tours en ook Erik Zabel moet het WK noodgedwongen van een afstand volgen. De Duitser zou op de negentien rondes van elk veertien kilometer, met als voornaamste scherprechter de niet al te lastige beklimming van de Côte Ty Marrac op voorhand tot de topfavorieten behoren. Een stevige griep belet hem echter te starten. De afwezigheid van de, op dat moment, drievoudig winnaar van Milaan-San Remo vergroot de kansen van renners als Bartoli. ‘Il Leoncino delle Fiandre’ (‘de kleine leeuw van Vlaanderen’), zoals de bijnaam van de Italiaan luidt, heeft de generale repetitie voor de mondiale titelstrijd met verve doorstaan. Tijdens de semiklassieker GP Ouest-France Plouay had Bartoli eerder in het seizoen op hetzelfde parcours als dat van het WK al zijn concurrenten het nakijken gegeven. Bovendien weet de Italiaan zich omringt door sterke landgenoten als Davide Rebellin, Francesco Casagrande en Paolo Bettini. Stuk voor stuk renners die ook zelf de wereldtitel voor zich zouden kunnen opeisen. Tot de grootste uitdagers van de ‘azzuri’ worden Laurent Jalabert, Andrei Tchmil en Óscar Freire gerekend. Laatstgenoemde stond een jaar eerder tot de verrassing van velen in de regenboogtrui op het podium, een prestatie die hij in 2001 en 2004 zal weten te herhalen. Daarnaast is er een handvol outsiders, zoals de rappe Pool Zbigniew Spruch en oudgedienden als Rolf Sørensen en Dimitri Konyshev. Namens Nederland wordt Michael Boogerd de meeste kansen toegedicht. Het parcours in Plouay zal echter te licht blijken voor de Hagenees. Bovendien is Boogerds voorbereiding verre van ideaal, als vijf dagen voor de titelstrijd een oom overlijdt. Dat verlies en zijn teleurstellende prestaties doen Boogerds tranen rijkelijk stromen als hij die vijftiende oktober de finish in Plouay is gepasseerd. Het rijtje outsiders bestaat vooraf verder vooral uit snelle mannen met inhoud. Namen als Markus Zberg, Aleksandr Vinokourov, Fred Rodriguez en Romāns Vainšteins.

Terwijl veel specialisten in het eendaagse werk zich na de Tour de France van 2000 vooral richten op de Olympische wegwedstrijd in Sydney, besluit Vainšteins alles te zetten op de wereldtitel. Tot onvrede van het Olympisch comité in zijn vaderland. De kritiek deert de Let niet. Hij trekt zijn eigen plan, zoals hij dat sinds zijn zestiende voortdurend gedaan heeft. Op die leeftijd is Vainšteins, net na de val van de Berlijnse Muur, vanuit Letland naar België gekomen om daar zijn aanleg voor het wielrennen tot volle wasdom te laten komen. Nog geen vier jaar eerder wilde de 12-jarige Romāns het liefste professioneel ijshockeyer worden. Te jong om het ouderlijk huis te mogen verruilen voor een ijshockeyinternaat besloot Vainšteins dan maar te gaan fietsen. Als een paar jaar later het IJzeren Gordijn valt en de wielertalenten uit de voormalige Sovjet-Unie de kans krijgen wedstrijden in West-Europa te rijden, gaat er een wereld open voor de toekomstig wereldkampioen. Vainšteins verkast naar België, om na een paar jaar Oost-Vlaanderen in Italië neer te strijken. De Let maakt indruk in koersen voor beloften en amateurs en na een stage bij Team Polti ligt in 1998 het eerste profcontract klaar voor Vainšteins bij de bescheiden ploeg Kross-Sella Italia, dat uitkomt op een Colombiaanse licentie. Vainšteins boekt er niet alleen zijn eerste profzeges, de Let valt al snel op bij grote ploegen. Ketst een contract bij het Mapei van teammanager Patrick Lefevere nog af, omdat de Italiaanse hoofdsponsor met het oog op de Giro liever een klassementsrenner wil aantrekken, de eveneens Italiaanse Vini Caldirola-ploeg ziet in Vainšteins één van de kopmannen voor de seizoenen 1999 en 2000. Samen met renners als Gianluca Bortolami en Francesco Casagrande moet Vainšteins de Italiaanse wijnboer aan overwinningen helpen. Als een ware casanova schaakt de Let ook maar meteen even de dochter van zijn hoofdsponsor, Elisabetta Caldirola.

Niet dat Romāns Vainšteins in Plouay op voorhand veel aan zijn dienstverband bij Vini Caldirola heeft. Op de Bretonse wegen staat de Let er nagenoeg alleen voor. Behalve Vainšteins verschijnen slechts twee andere renners aan het vertrek in het wit-donkerrood van Letland: Arvis Piziks en Raivis Belohvoščiks. Als de laatste kilometers van het WK van 2000 aanbreken, zijn de twee Letse helpers in geen velden of wegen te bekennen. De demarrage van Francesco Casagrande in de slotbeklimming van de anderhalve kilometer lange Ty Marrac komt Vainšteins dan ook niet slecht uit. Integendeel. Hij kan zich nu handig verschuilen achter de commerciële ploegbelangen van Vini Caldirola en de achtervolging aan anderen overlaten. Met name de Belgen zijn sterk vertegenwoordigd in de groep van een kleine dertig renners die het in de finale van de wereldtitelstrijd zullen gaan uitmaken. Het ploegenspel, of beter: landenspel, lijkt perfect te worden uitgevoerd door de manschappen van bondscoach José de Cauwer. Eerst rijdt Axel Merckx het gat naar Casagrande dicht en als de Italiaan bijna is gegrepen laat de Belg een gat vallen voor ‘landgenoot’ Andrei Tchmil. Het lichtblauwe shirt met de Belgische driekleur is het zoveelste tenue waarin de in 2000 al 37-jarige renner een WK in rijdt. Elf jaar eerder stond Tchmil aan de start van het wereldkampioenschap in het rode shirt van de Sovjet-Unie. Ook toen werd in Frankrijk gestreden om de mondiale titel, om precies te zijn in Chambéry. In de stromende regen had Tchmils toenmalige landgenoot Dimitri Konyshev bijna voor een sensatie gezorgd in het eerste profkampioenschap waar Sovjet-renners aan mochten deelnemen. Slechts Greg Lemond wist zijn voorwiel net een fractie eerder over de finishlijn te duwen dan de neoprof uit de Sovjet-Unie. Andrei Tchmil stapte in zijn eerste WK als beroepsrenner voortijdig af.

Tot 1989 is het renners van achter het IJzeren Gordijn niet toegestaan prof te worden. Pas als de wielerbond van de Sovjet-Unie een overeenkomst sluit met de Italiaanse sponsor Alfa Lum kan een vijftiental Sovjet-renners nog voor de val van de Berlijnse Muur als het ware door een kier vanachter het ‘gordijn’ tevoorschijn glippen en hun kwaliteiten tonen aan het mondiale wielerpubliek. Directeur Michael Bruschi van aluminiumbedrijf Alfa Lum betaalt de Sovjetoverheid zo’n vier miljoen gulden om de deal rond te maken. Een bedrag dat in die tijd vergelijkbaar is met de budgetten van de grotere ploegen in het peloton. Het is een eerste kennismaking met toekomstige toppers als Piotr Ugrumov, Dimitri Konyshev, Djamolidine Abdoujaparov en Andrei Tchmil. Als een kleine twee jaar later de Sovjet-Unie definitief uit elkaar is gevallen, staat niets de voormalige staatsamateurs in de weg. De Alfa Lum-ploeg gaat ter ziele en de renners vinden onderdak bij vooral Spaanse, Italiaanse en Nederlandse ploegen. Andrei Tchmil vertegenwoordigt op WK’s eerst respectievelijk Moldavië en Oekraïne, maar vanaf 1998 mag hij zich officieel Belg noemen en voor dat land meedoen aan wereldkampioenschappen en Olympische Spelen.

‘Echte’ landgenoot of niet, in menig Belgische huiskamer gaan de harten sneller kloppen als Tchmil in Plouay voorbij Casagrande snelt en de boog van de laatste kilometer passeert. Terwijl de koploper zijn voorsprong op zijn naaste belagers meter voor meter vergroot en Davide Rebellin zich uit de groep losmaakt en de achtervolging inzet, reageren de anderen aarzelend. Titelverdediger Oscar Freire zit als enige Spanjaard in de voorste gelederen en ook outsiders als Michael Boogerd, Romāns Vainšteins en Zbigniew Spruch beschikken niet over een landgenoot om de kastanjes uit het vuur te halen. Vooral de Polen hebben zich rondenlang opgeofferd door tempo te rijden achter diverse vroege vluchters, maar nu het er op aan komt zit hun kopman Spruch geïsoleerd.

Even lijkt de achtervolging op Tchmil en Rebellin definitief te stokken, maar dan zet een renner in een geel tricot zich op kop. Met een forse versnelling trekt hij de groep op gang en begint het tempo steeds verder op te voeren. Meter voor meter wordt het gat naar de voorhoede gedicht. Als de Franse regie inzoomt op de achtervolgingsscène, die nu spannender begint te worden dan het scenario van menig actiefilm, wordt duidelijk wie de krachtpatser in het geel is: Raimondas Rumšas. De Litouwer neemt alle kanshebbers op sleeptouw en loopt rap in op Rebellin, die inmiddels in een ‘chasse patate’ is beland, en ook op Tchmil. In het wiel van Rumšas zit Romāns Vainšteins als lachende derde te wachten tot het juiste moment daar is en hij zijn beslissende eindschot kan inzetten. In de Belgische huiskamers neemt niet alleen de spanning toe, ook de verontwaardiging. Waarom rijdt die dekselse Rumšas nou zo hard op kop? Niet voor zichzelf in ieder geval. Met het beulswerk zet de Litouwer meteen een dikke streep door zijn eigen kansen. Ook niet voor een landgenoot, Rumšas is in Plouay de enige afgevaardigde namens Litouwen. De Italiaanse Fassa Bortolo-ploeg, waar hij normaal gesproken deel van uitmaakt, heeft eveneens verder geen andere renners in de voorste groep zitten en als Rumšas zou zijn ‘ingehuurd’ door de Italianen zou hij niet als een raket achter Rebellin aan gaan. Pas jaren later zal de Vlaamse televisie onthullen hoe de vork nu precies in de steel zat, daar in de laatste kilometers van het WK in Plouay.

Al voor de start van de strijd om de wereldtitel heeft Romāns Vainšteins zijn handtekening gezet onder een contract bij de nieuwe Domo–Farm Frites-ploeg van Patrick Lefevere. Waar het de Belgische teambaas twee jaar eerder niet lukte om zijn toenmalige geldschieter Mapei te overtuigen van de klasse van Vainšteins, is het Lefevere nu wel gelukt de Let aan zijn ploeg te binden. Vainšteins zal in 2001 één van de kopmannen van Domo–Farm Frites zijn, naast Robbie McEwen, Leif Hoste en Vainšteins’ grote voorbeeld: Johan Museeuw. Niet gek dus dat pupil en teammanager geregeld contact hebben in aanloop naar de wereldtitelstrijd. Als Vainšteins bij Lefevere zijn beklag doet over het feit dat hij maar twee Letse helpers tot zijn beschikking heeft en om advies vraagt voor de finale, heeft de Belgische teammanager de gouden tip: Raimondas Rumšas. De eenling uit Litouwen zou in ruil voor een extra zakcentje zijn eigen kansen waarschijnlijk wel willen opofferen voor een renner uit buurland Letland, is de theorie van Lefevere. De gewiekste Vlaming is direct na zijn korte actieve profcarrière, met als voornaamste overwinningen Kuurne-Brussel-Kuurne en een etappe in de Ronde van Spanje, beide in 1978, ploegleider en later teammanager geworden. Lefevere heeft sindsdien aan de basis gestaan van talloze zeges van Johan Museeuw, Tony Rominger, Mario Cipollini en vele, vele anderen. In Plouay bewijst Lefevere andermaal zijn koersinzicht. Rumšas hapt inderdaad toe als Vainšteins in de laatste WK-kilometers een bod doet op zijn inspanningen. De twee voeren het idee van scenarioschrijver Lefevere haarfijn uit. De Litouwer cijfert zich weg en stort zich op het achterwiel van de zwoegende Tchmil, zoals een uitgehongerde roofvogel op een kansloos muisje duikt. Het gezicht van de Belg, dat in ontspannen toestand al veel weg heeft van dat van een noeste arbeider in barre tijden, wordt grauwer dan ooit. Honderd meter nog. Negentig. Tachtig. Tchmil voelt het. Weet het. Op zeventig meter voor de finish dendert Vainšteins over hem heen, gevolgd door Spruch, Freire, Bartoli en zo’n vijftien anderen.

Terwijl de kersverse wereldkampioen rechtop en met opgeheven armen zijn titel viert, bolt de teleurgestelde Tchmil als negentiende over de streep. De Belg begrijp niets van de actie van Rumšas, zo laat hij een aantal jaren later voor de Vlaamse televisie nog maar eens duidelijk merken. In de ogen van de geklopte heeft Rumšas zijn vaderland verraden door zijn eigen kansen op te offeren en Vainšteins aan de overwinning te helpen, in ruil voor geld. Tchmil kan er geen begrip voor opbrengen, laat staan dat hij zelf zoiets zou doen. Sterker nog, in een soortgelijke positie heeft Tchmil dat inderdaad niet gedaan. Die wetenschap maakt dat de overwinning van Vainšteins in Plouay extra zoet smaakt voor Patrick Lefevere. Dat de Belg met zijn strategie heeft voorkomen dat zijn nationale volkslied klinkt tijdens de huldiging in Plouay, deert hem niet. Eindelijk heeft Lefevere zijn revanche op Andrei Tchmil.

‘Wraak’ op Tchmil, Patrick Lefevere zint er al op sinds 1993. Sinds het WK in een totaal verregend Oslo. Andrei Tchmil rijdt dan nog namens Moldavië, in een hagelwit tricot. Niet dat dat het nationale wielertenue is van het land dat de voormalige Sovjet-renner op dat moment vertegenwoordigt. Bij gebrek aan een Moldavisch shirt is Tchmil daags voor het WK snel een winkel ingedoken om een hagelwit exemplaar aan te schaffen. Als de Moldavische wielerbond vooraf had geweten dat Tchmil tot diep in de finale deel zou uitmaken van de kopgroep, hadden ze hun enige deelnemer aan het profkampioenschap misschien wel een tenue gestuurd. Desondanks is Tchmil trots Moldavië te vertegenwoordigen. Het verzoek om zich weg te cijferen voor een kansrijke renner uit een ander land wijst hij dan ook zonder aarzelen van de hand, ondanks dat die renner buiten het WK om voor dezelfde GB-MG-ploeg uitkomt als waar Tchmil zijn salaris verdient. Wat nou knechten voor Johan Museeuw? Op een WK tellen de commerciële ploegen niet, nu gaat het om het landsbelang! Tchmil rijdt het kampioenschap voor zichzelf en voor niemand anders. De Moldaviër slaat het verzoek vanuit België om kopwerk voor Museeuw te doen dan ook resoluut in de wind als in de laatste ronde Lance Armstrong wegrijdt en naar de wereldtitel soleert. Museeuw rest slechts de sprint om de ereplaatsen, die hij tot overmaat van ramp verliest van Olaf Ludwig en Miguel Indurain. Een teleurstellende vierde plaats, meer zit er in Oslo niet in voor Museeuw.

In België is men woest. Niet op Museeuw, maar op Tchmil. Die had zich in de finale moeten wegcijferen voor zijn kopman bij GB-MG en niet voor een troosteloze ereplaats moeten rijden, is de publieke opinie. Het levert Tchmil zelfs de weinig eervolle bijnaam ‘Judas’ op, ‘verrader’. Iets dat in de volgende jaren tot in den treure op spandoeken te lezen zal zijn tijdens klassiekers door het Vlaamse land. Voor GB-MG-teammanager Patrick Lefevere is de weigering van Tchmil om zich te schikken naar het ploegbelang de spreekwoordelijke druppel. Tchmils gebrek aan loyaliteit is bij GB-MG al langer bron van ergernis, maar na het WK is de maat vol. Lefevere houdt zijn pupil uit principe de rest van het seizoen aan de kant, waarop Tchmil aan het einde van het jaar naar de Belgische Lotto-ploeg zal verkassen.

Zeven jaar later heeft Patrick Lefevere in Plouay eindelijk de revanche waar hij sinds Oslo op gewacht heeft. Niet alleen helpt zijn tactische tip Romāns Vainšteins aan de wereldtitel, hij boort diezelfde titel tegelijkertijd door de neus van Andrei Tchmil. Precies op de manier waarvoor Tchmil geen begrip kan opbrengen tijdens een WK met landenploegen. Een combine tussen renners uit verschillende landen kost de Belg de titel, met de finish in zicht.

Zeventig meter. De afstand flitst in de weken na het WK ongewild nog meerdere malen door het hoofd van Andrei Tchmil. Niet alleen Patrick Lefevere was zijn voormalige pupil ongunstig gezind. Want was er die zondag in Plouay niet het verhaal dat de organisatie op het laatste moment de finish een slordige honderd meter naar achteren had verplaatst om een extra VIP-tribune te kunnen neerzetten? Andrei Tchmil wil er liever niet aan terugdenken.

 

Voor dit artikel is dankbaar gebruik gemaakt van de volgende bronnen:

Martin Bons – De Kunst Van Het Sprinten (Thomas Rap, 2017)
Het filmpje van de Vlaamse televisie:

Vincent de Lijser