Bron: JOEL SAGET

Sinds enkele jaren zendt de NOS bergetappes van start tot finish uit. Geweldig voor liefhebbers, een crime voor de verslaggevers, die met blikjes cola en kleffe broodjes brie naast zich en de kortste weg richting de verrijdbare plees in het hoofd de uren vol moeten praten.

En iedere dag maar bidden voor een Hollander of een Belg in de kopgroep. Kun je af en toe nog iets verrassends zeggen.

‘Knupperlo, waar de renner die u nu in beeld heeft geboren is, heeft een muziekschool die bij de laatste wereldkampioenschappen neusfluiten maar liefst vier medailles in de wacht sleepte.’

Of: ‘De vriendin van Henk-Jan Zwoerd, die u nu in beeld heeft, werkt nog altijd drie ochtenden in de week in de bakkerij van haar schizofrene oom.’

Van die dingen.

Meestal maken Nederlanders en Belgen in kopgroepen geen kans. Dan blijft er weinig anders over voor de verslaggevers dan verslag te gaan geven van de gebeurtenissen in de koers. Maar er gaan meer minuten in een uur dan gebeurtenissen in een wielerkoers. Het gaat om die momenten van hallucinante verveling, waarin je de commentatoren door hun neus kunt horen ademen, nerveus op zoek naar een kasteel waarvan ze een foldertje op hun bureau hebben liggen.

Het grote niets, dat is zo’n wedstrijdverslag. Le Neant.

Heel soms, als Mart, Michel, Danny, Maarten, Jose, Karl, Renaat, Herbert en al die anderen netjes tot de God van de Wielercommentatoren hebben gebeden, komt het voor dat er een marathonuitzending plaatsvindt op een dag dat er toevallig net een etappe wordt verreden waar de vonken vanaf vliegen.

De God van de Wielercommentatoren toont eens in de zoveel tijd hoe groot zijn hart is.

“Nou Mike, je bent het begonnen en je zal het ook af moeten maken.”
Michael Boogerd demarreert in 2002 op zijn lievelingsberg La Madeleine uit een groepje goedwillende sprinters. Hij begint aan een volstrekt zinloze solo, maar wie goed luistert, beluistert de opluchting in de stem van Mart Smeets.
Mart: “Je hebt de kans om een klassieker in de Alpen te winnen.”
Keep on dreaming, Mart. Een man alleen tegen een peloton. Verloren zaak.
“Maak het waar, maak ons blij.”
Boogerd strompelt nu al, hij moet nog zo’n tachtig kilometer.
“Doe ons lachen.” Ja, lachen, dat zal wel lukken. Leedvermaak is het beste vermaak.

Tachtig kilometer verder. Boogerd gaat winnen, tegen iedere verwachting in.

Smeets tegen Breukink: “Jij voelt wat hij voelt nu?”
Toegegeven, het is geen pretje om met twee volwassen kerels een dag lang in een heet hokje bovenop een berg verslag te doen van een wielerwedstrijd, maar de kans dat co-commentator Erik Breukink zich na zeven uur commentaar geven net zo voelt als Boogerd na een bijna even langdurige solo over drie Alpenreuzen, dat lijkt me sterk.
Smeets geeft aanwijzingen aan het thuisfront: ‘Naar de punt van de stoel thuis!’
Smeets over Armstrong: ‘1.50 goedmaken in een kilometer. No No!’
Smeets tegen Boogerd: ‘Kom op Mike.’
En dan volgt de cruciale zin: ‘je hebt een fan-tas-tische dag doorgemaakt.’ Vrij vertaald wordt dat: ‘Dankzij jou hebben wij deze dag overleefd, enorm bedankt daarvoor.’
Een beeld van Armstrong en Sastre, die ongeveer drie keer zo hard rijden als de Hagenaar.
Smeets: ‘Je hebt gereden met durf. Aanval is altijd het beste in de sport.’ Zeg dat maar niet tegen Rinus Israel, Mart.

Stilte.

‘Hiermee bewijs je jezelf een geweldige dienst.’ Kleine aanvulling: en ons commentatoren ook.
Boogerd in beeld. Hij rijdt onder het spandoek van de bergprijs. Smeets: ‘Boogerd, waar zit je?’ Nou, onder het spandoek van de bergprijs, Mart.
Breukink: ‘Nog vijfhonderd meter.’
Smeets: ‘Nog vijf-hon-derd meter.’
Boogerd kijkt achterom, hij komt nu nauwelijks nog vooruit. De fiets en zijn berijder zwalken over het asfalt.
Smeets: ‘Nog 450 meterrr.’
Armstrong en Sastre naderen de flamme rouge van de laatste kilometer.
Smeets: ‘Hij heeft 527 meter voorsprong.’ Dat moet genoeg zijn, Mart, op een kilometer.
Smeets: ‘En tachtig centimeter.’
Breukink zegt al een hele tijd niets meer. Ik zie hem voor me, de zoon van de Gazelle-directeur. Uitgedroogd in een hokje naast een opgewonden tv-kolos, zijn korte broekje plakt aan het plastic van het stoeltje.
Dan zegt Smeets iets raars: ‘En het feit dat je hier inleverde, dat is je helemaal vergeven.’
Wat heeft Boogerd ingeleverd? Een cheque? Salaris? Zijn totoformulier?
Doet er ook niet toe, het is hem vergeven.
‘Kijk eens: dit is lachen. Mag ik uw gebit even zien?’ Smeets in topvorm.
Het is inderdaad een fraai gebit dat daar aan de wereld wordt getoond. Vakwerk van een tandarts uit de regio-Haaglanden. Mensen met een mooi gebit lijken ook altijd meer gebit te hebben.

Vlak voor Boogerd over de finish rijdt, kust hij het geluksbrengertje om zijn nek. Er schijnen melktandjes van hemzelf en zijn vriendin te zitten. Alsof hij nog niet genoeg gebit had.
Smeets zwijgt. Breukink zwijgt.
Pas als Boogerd over de streep rolt, zeggen ze tegelijk: ‘Mooi.’

Frank Heinen