Foto Eric Houdas

Algemeen

Kroonieken | Toen Erik Breukink op weg leek Nederlands eerste Giro-winnaar te worden

In de beginjaren van zijn carrière leek het een kwestie van tijd tot de vandaag jarige Erik Breukink de Giro d’Italia op zijn naam zou schrijven. De Nederlandse tijdritspecialist beleefde legendarische hoogte- en dieptepunten in het Italiaanse hooggebergte en eindigde er tweemaal op het podium, maar stond nooit op de hoogste trede.

Plots zit de Nederlands man in het roze in de berm. Al een hele tijd heeft hij de aandrang gevoeld en niks dat hij ertegen deed hielp, dus dan maar het gras in en hopen dat de schade daarna beperkt kan worden. Tom Dumoulin lijkt in de koninginnenrit over de Mortirolo en de Stelvio de Giro d’Italia van 2017 te gaan verliezen. Niet omdat hij die legendarische beklimmingen of het tempo niet aankan, maar vanwege zijn opspelende darmen. Volgens Rai-commentator en voormalig Italiaans sprintkanon Alessandro Petacchi heeft de Nederlander één gelletje te veel op en dat ene gelletje zou hem dus mogelijk fataal gaan worden in zijn duel om het roze met Nairo Quintana, maar dankzij een uitmuntende afsluitende tijdrit wint Dumoulin alsnog de Giro en wordt zo de eerste Nederlandse winnaar van de mooiste Italiaanse rittenkoers.

Hoe anders had het kunnen zijn als Erik Breukink 28 jaar eerder juist één gelletje meer naar binnen had gewerkt. Hem overkwam namelijk bijna precies het tegenovergestelde van wat zijn landgenoot jaren later meemaakte. Hij at in de 14e etappe van de Giro van 1989 naar Corvara – of misschien al wel in de voorgaande dagen – te weinig en dat kostte hem destijds wel de eindzege. Op een bergje van de derde categorie verloor de Nederlander in de roze trui zes minuten, terwijl hij ruim een week later in Florence de ronde met een minuutje minder achterstand op de Franse winnaar Laurent Fignon afsluit. Net als Dumoulin is Breukink gemaakt voor het Italiaanse wielrennen en haar tifosi. Ze imponeren beiden met hun stijlvolle manier van rijden. Bovendien, zo zegt schrijver en journalist Bert Wagendorp in de Andere Tijden Sport-docu Van het roze in het rood, was Breukink een ‘bel ragazzo’ en dat kan ook nooit kwaad in Italië.

Als zoon van een directeur van een Gazelle-fietsenfabriek in Dieren, krijgt Breukink het wielrennen met de paplepel ingegoten. Bij de junioren wordt hij Nederlands kampioen op de baan en op de weg ontpopt de stijlvolle renner zich al op jonge leeftijd als een specialist tegen de klok. Na zich al een paar keer te hebben onderscheiden in Olympia’s Tour wordt hij in het najaar van 1985 prof bij Skala, waar hij onder anderen teamgenoot is van de jonge sprinter Jean-Paul van Poppel. Een paar maanden later al wordt het talent door Peter Post ingelijfd bij Panasonic. Die ploeg heeft met Eric Vanderaerden en Eddy Planckaert twee specialisten voor het voorjaar, terwijl met name Johan van der Velde en Robert Millar voor successen in het rondewerk moeten zorgen. Al die grote jongens worden ingezet in de Tour de France in ‘86 en een veredelde jeugdploeg mag naar Italië. Een van de talenten die zich in de Laars op mag maken voor het grote werk is Breukink.

De jonge renner begint aanvankelijk niet goed, maar groeit in de ronde, wat een goed teken is voor de toekomst. In deze editie speelt de jongeling echter geen rol van betekenis. Een jaar later, in 1987, keert Erik Breukink terug naar de Giro. Dit jaar krijgt hij een soort vrije rol naast zijn Britse kopman Robert Millar, al ligt dat in die tijd nog wat genuanceerder. “Toen werd niet – zoals nu – alles op één iemand gezet”, legt Breukink uit. “We mochten allemaal wat meer voor onze eigen kansen gaan en ik kon in die ronde goed mee met Millar.” Dat is nog zacht uitgedrukt, want De Breuk wint zelfs de proloog van San Remo naar San Remolo en behoudt enkele dagen het roze. Hij wordt na die proloog op het podium geflankeerd door twee van zijn ploegmaats: Phil Anderson en Millar. Met Peter Winnen als vijfde zijn de intenties van de Nederlandse formatie meteen duidelijk. De enige vreemde eend in die Panasonic-bijt is nummer vier, Stephen Roche.

Eenzelfde buitenstaandersrol vervuld de Ier binnen zijn eigen Carrera-ploeg. Roche kan zijn kopman Roberto Visentini niet luchten en steekt dat niet onder stoelen en banken. Alleen van zijn trouwe Belgische knecht Eddy Schepers mag Roche binnen de eigen gelederen wat steun verwachten, alle anderen zitten knusjes in kamp-Visentini. De Italiaan, die in ‘86 al de Giro op zijn naam schreef, lijkt al vroeg in deze editie een gewonnen koers te rijden en zijn titel te gaan prolongeren. Hij wint de 13e etappe, een 46 kilometer lange tijdrit richting San Marino, en neemt meteen het roze over van zijn Ierse teamgenoot, die op 2 minuut en 42 seconden wel zijn naaste concurrent blijft in het klassement, maar waarvan hij als ploegmaat weinig meent te hoeven duchten. Roche zou hem in deze ronde namelijk moeten ondersteunen, waarna Visentini zijn kompaan een maand later aan de zege in Parijs zou gaan helpen.

Zo was het in ieder geval onderling afgesproken, maar Roche weet dat het om een loze belofte gaat van de Italiaan. Die heeft – zo weet hij – in het geniep al een vakantie geboekt voor de periode dat Roche in Frankrijk om het geel hoopt te strijden. Daarmee is wat Roche betreft de afspraak van tafel en hij zint op wraak op zijn leugenachtige collega. Hij weet precies waar hij Visentini in de val wil lokken. Samen met Schepers gaat hij in de etappe van Lido di Jesolo naar Sappada zijn teamgenoten voor het blok zetten. Er ontstaat een bizarre situatie, waarin Roche en Schepers de aanval kiezen en de rest van hun ploeg in dienst van klassementsleider Visentini achter ze aan jaagt. Een voor een worden Visentini’s helpers opgesoupeerd en dan blijkt dat de timing van Roche perfect is geweest. De man in het roze heeft een slechte dag, komt nauwelijks meer vooruit en moet minuten prijsgeven op zijn teamgenoot Roche, maar ook op de jonge Zwitser Tony Rominger en het Panasonic-duo Millar-Breukink.

Die laatste twee hopen in de slotweek te profiteren van de interne strijd bij het Carrera van klassementsleider Stephen Roche, maar de Ier is dat jaar simpelweg te sterk, al blijven de onderlinge verschillen erg klein. Slechts één keer breekt de dan net 23-jarige Breukink. In de een-na-laatste rit – hij staat dan nog tweede op nauwelijks meer dan een halve minuut van Roche – kan hij op weg van Como naar Pila niet mee met Roche, Millar en de Spaanse klimmer Marino Lejarreta. Hij verliest iets meer dan twee minuten en is daarmee gezien voor de eindzege. Hoewel Breukink de Giro afsluit als derde, één plekje achter Millar, zegt hij dat hij nooit echt hoop had gekoesterd om hem ook daadwerkelijk te winnen: “Ik heb nooit geloofd dat ik die jongens aankon”, blikt hij terug op die Giro. “Ik was er steeds van overtuigd dat ik wel een mindere dag zou krijgen.”

In 1988 is de Giro – na de behaalde podiumplaats van een jaar eerder – hét hoofddoel voor Breukink. In het voorjaar tankt hij vertrouwen met eindzeges in zowel het Critérium International als de Ronde van het Baskenland, waarin hij in totaal ook drie etappe-overwinningen boekt. Opvallend genoeg komen al die zeges op de slotdagen, waarmee hij in beide gevallen het algemeen klassement in één moeite door naar zijn hand zet. Het Critérium International wordt traditiegetrouw met een tijdrit afgesloten en daarin klopt Breukink niet de minste namen. Gianni Bugno, Laurent Fignon en inmiddels oud-teamgenoot Millar bijten zich namelijk stuk op de tijd van de Nederlander.

In Baskenland staan er niet één, maar twee etappes op die laatste dag op het programma. Eerst is Breukink in een korte bergrit van iets meer dan 100 kilometer de beste, maar op dat moment moet hij nog wel landgenoot Luc Suykerbuyk voor zich dulden in het klassement. Die is er een paar uur later ook aan voor de moeite, als Breukink eveneens de korte afsluitende tijdrit wint. Dit keer eindigen renners als Sean Kelly – drievoudig winnaar in het Baskenland -, Vuelta-winnaar Eric Caritoux en Gert-Jan Theunisse op gepaste afstand van de – tot op de dag van vandaag – enige Nederlandse winnaar van deze ronde. Hoewel hij dus een uitstekend voorjaar rijdt, noemt Breukink zichzelf aan de vooravond van de Giro van ’88 geen kanshebber op de eindzege. ‘Zover ben ik nog niet’, laat hij bescheiden optekenen in de Volkskrant.

Deze editie is er niet een voor doetjes. De ronde telt meer dan 3,5 duizend kilometer, de 22 etappes worden verreden zonder rustdag – ondenkbaar in het hedendaagse wielrennen – en dan is er ook nog eens het bar slechte weer dat de renners dagenlang zal teisteren. Fransman Jean-François Bernard wint de proloog, maar hij mag zijn handen dichtknijpen dat Tony Rominger dubbele pech beleeft. Twee kilometer voor de finish raakt de Zwitser in een bocht de grond met een pedaal en hij kwakt tegen het asfalt. Dubbele pech dus, want in zijn val springt ook nog eens zijn ketting eraf. “Dat heeft me de ritzege gekost”, concludeert de Zwitser, die zelfs met val en mechanische problemen slechts drie seconden langzamer is dan de winnende Fransman. Breukink klokt keurig de vierde tijd.

De twee dagen daarna is het aan de sprinters (in dit geval Guido Bontempi en de Zwitser Stephan Joho), maar al op de vierde dag worden de eerste echte verschillen gemaakt in het algemeen klassement als het peloton tweemaal aan de bak moet. ‘s Morgens spaart het peloton haar krachten, maar twee man weigeren mee te doen aan deze collectieve snipperochtend: Cyrille Fancello en Massimo Podenzana. Die laatste, later nog tweemaal Italiaans kampioen, lost zijn metgezel en komt vijf minuten voor de rest over de finish in Rodi Garganico. In diezelfde zuidelijke kustplaats start ‘s middags de ploegentijdrit. De Italiaanse equipe Del Tongo, met daarin onder anderen de lokale favorieten Flavio Giupponi, Franco Chioccoli, tweevoudig Girowinnaar Giuseppe Saronni en de Poolse tempobeul Lech Piasecki, is 11 seconden sneller dan het Carrera van Visentini en Urs Zimmermann. Breukink geeft met Panasonic iets meer dan een minuut prijs, terwijl Andy Hampstens 7-Eleven daar weer een halve minuut achter eindigt. Bernard verliest twee volle minuten en wordt helemaal weggeslagen uit de top van het klassement.

Hoewel Atala van Podenzana het nog slechter doet en pas als 17e van de 20 ploegen eindigt, is de buffer van de man in het roze dusdanig comfortabel, dat hij voorlopig stevig in die trui blijft zitten. Negen dagen zal hij uiteindelijk het klassement aanvoeren, maar in de twaalfde rit is het sprookje van de Italiaan voorbij. Een dag nadat de elfde rit geschrapt moest worden, omdat een groepje demonstranten de finish blokkeerde, voert het parcours namelijk langs vier gecategoriseerde klimmen. Del Tongo-ploegleider Pietro Algeri besluit al zijn kaarten op Choccioli, liefkozend de kleine Fausto genoemd, te zetten en hij laat Saronni en Giupponi de koers hard maken. De groep der favorieten bereikt gezamenlijk de voet van de laatste klim, waar Hampsten en Pedro Delgado al snel het hazenpad kiezen. Zij nemen een kleine voorsprong van een handvol seconden op de andere klassementsmannen, waaronder Chioccoli, Bernard, de teamgenoten Visentini en Zimmermann én Breukink, voordat de Amerikaan zijn Spaanse bondgenoot achterlaat en solo aankomt. Chioccoli wint dus niet, maar lost nog wel zijn landgenoot Podenzana af als lijstaanvoerder.

Hoewel de vorige dag al voor een eerste grote schifting had gezorgd, blijkt het slechts kinderspel te zijn in vergelijking met de legendarische rit over de Gavia die volgt. Het is die vijfde juni steenkoud in Italië. Volgens Chioccoli overweegt de organisatie de wedstrijd te staken aan de voet van die deels onverharde klim, maar zijn zij nergens te bekennen als het peloton daar langskomt en dus begint ook de Italiaan in het roze aan die helse beklimming. Breukink kan zich van een dergelijk scenario niks herinneren, maar sluit niet uit dat de Italianen destijds meer wisten dan de andere renners, al begon het volgens hem pas halverwege de beklimming te sneeuwen en werden de renners daar juist door verrast. Hij wist in ieder geval nooit anders dan dat hij die helse tocht zou moeten gaan afleggen. De NRC van 6 juni lijkt Chioccioli enigszins gelijk te geven. Vanwege slecht zicht op de flanken van de Gavia zou er inderdaad sprake van zijn geweest, dat de wedstrijdleiding overwoog de berg te mijden. “Gelukkig voor Breukink besloten direkteur Torriani en de zijnen het peloton toch omhoog te sturen”, zo concludeert de krant.

Hoe het ook zij, in zijn roze hemdsmouwen is Chioccioli niet opgewassen tegen de kou. Dat geldt aanvankelijk niet voor de man in het paars. Johan van der Velde draagt op dat moment de puntentrui, maar is al lang geen gevaar meer in het klassement. Breukinks oud-ploeggenoot gaat ervandoor en krijgt ruim baan van het steeds verder uitdunnende peloton. Hij komt moederziel alleen boven, maar de kou heeft zijn tol geëist op de inmiddels verkleumde Nederlander in Italiaanse dienst – Van der Velde rijdt dat seizoen voor GIS-Ecoflam – en iets na de top moet hij op adem en temperatuur komen in een rennersbus. In totaal zit hij daar een half uur ontredderd zich af te vragen waar hij mee bezig is. “Ik dacht: Wat ben ik hier aan het doen, in de smurrie? Wat is de zin van dit alles? Zoiets vreselijks bestaat toch niet echt?” tekent de NRC uit zijn mond op. Uiteindelijk zal de Brabander ruim veertig minuten moeten prijsgeven, maar zijn aanval op de Gavia – zo schrijft Jan van Mersbergen op wielerblog Het is koers – levert hem in Italië wel de bijnaam  l’Uomo di Gavia op. ‘Een hele eer’, sluit Van Mersbergen af.

Het schrijverscollectief Velominati omschrijft op hun beurt in hun boek Wielergoden: de meest heldhaftige renners ooit de taferelen bovenop de Gavia als volgt: ‘Het was totale chaos. Stoere kerels huilden. Renners stopten langs de weg en pisten op hun handen en benen om op te warmen.’ Eenmaal op de top wordt het niet makkelijker voor de renners, want de afdaling is zo mogelijk nog zwaarder. Het spekgladde wegdek scheert namelijk langs een ravijn, terwijl de remmen door de kou inmiddels vaker niet dan wel werken. Met soms beide voeten aan de grond rijden de mannen in een slakkengangetje naar beneden. Breukink heeft bovenaan geprobeerd zijn regenjasje dicht te krijgen, maar zijn vingers waren dusdanig bevroren dat hij de rits niet meer omhoog kreeg en heeft hem afgegooid. Met niets anders dan armstukken rijdt hij door de sneeuw naar beneden. “Stilstaan was erger, want dan kreeg je het pas echt koud”, zegt hij daar later over en wonderwel gaat hij dan ook als beste naar beneden. Nadat hij op de top Van der Velde is gepasseerd, gaat hij in de afzink richting Bormio op en over virtueel maglia rosa Hampsten. Met zeven seconden voorsprong op de Amerikaan wint Breukink een van de meest memorabele etappes uit de wielergeschiedenis. “Dit soort etappes maak je maar één keer in je leven mee.”

Hampsten is met een marge van vijftien tellen in het klassement zeker niet uit zicht voor Breukink, maar hij bouwt richting de laatste lange tijdrit die voorsprong steeds iets verder uit en heeft zo genoeg buffer om die laatste hindernis te overleven. Na 21 etappes staat hij in finishplaats Vittorio Veneto als eerste en tot nu toe enige Amerikaanse winnaar van de Giro met het roze om de schouders. “In tegenstelling tot een jaar eerder had ik dit keer wel gekoerst om te winnen”, geeft Breukink aan, om daar eerlijk aan toe te voegen: “Hampsten was alleen steeds net iets beter op de cruciale momenten.”

Een jaar later geven nagenoeg dezelfde mannen acte de présence in de Giro van 1989, alleen krijgen zij dit keer het gezelschap van Le Professeur, Laurent Fignon. De Fransman is door koersdirecteur Vincenzo Torriani in hoogsteigen persoon overgehaald om mee te doen aan de – in de woorden van Torriani – “zwaarste Giro ooit”. Dat de Italiaan de tweevoudig Tourwinnaar een smak geld in het vooruitzicht stelt helpt ook een handje. Toevallig is de man met wie Fignon enkele weken later een bloedstollend gevecht op de Champs-Elysees zal uitvechten, Greg Lemond, er ook bij in Italië, maar de Amerikaan is nog lang niet klaar voor een ronde van drie weken en hij zal dan ook geen rol van betekenis spelen.

 

In de eerste week blijven de verschillen klein. Zelfs na de ploegentijdrit op de vierde dag staat de gehele top 10 nog op een zakdoek van elkaar en ook tijdens de eerste test bergop richting de Gran Sasso ontlopen de klassementsmannen elkaar nauwelijks. Wel pakt Breukink voor het eerst deze ronde het roze, maar een dag later zal hij die weer kwijt zijn aan de Portugese sprinter Acácio da Silva. In de 36 kilometer lange tijdrit naar Riccione moet het dan gebeuren. De eerste helft van deze Giro wordt hierna namelijk weer afgesloten met twee sprintetappes en dus is dit de uitgelezen kans om daarvoor al een gat te slaan met de concurrentie. Breukink wordt tweede – niet voor het eerst moet hij de zege laten aan Piasecki – maar van alle renners met ambitie richting de eindzege doet hij het wel het best. Na deze etappe heeft hij 46 seconden voorsprong op Roche en op Fignon is het gat zelfs al iets meer dan een minuut. Maar belangrijker nog, de Nederlander oogt tot op dat moment soeverein en ook als Luis Herrera een dag later zijn duivels ontbindt richting Tre Cime di Lavaredo raakt hij niet in paniek. Hij moet de Colombiaan laten gaan, maar blijft in het zog van concurrent Fignon, die slechts een paar seconden van zijn achterstand afsnoept.

De veertiende etappe is de tappone, de koninginnerit, van deze Giro. Maar liefst vijf beklimmingen wachten de renners: de Giau, de Santa Lucia, de Marmolada, de Passo Pordoi en de Campolongo. Het zal een zwarte dag worden voor Breukink. “We hadden de Passo Pordoi al gehad”, herinnert hij zich die dag, “en hadden nog maar één klim te gaan, de Campolongo van de 3e categorie, maar in de afdaling voelde ik al dat ik niet goed was en toen er aan de voet gas werd gegeven, had ik meteen geen power meer.” De Nederlander baant zich harkend een weg naar boven, ziet de toppers steeds verder bij hem weg rijden en komt zelf tussen renners te fietsen waar hij normaal nooit bij in de buurt gezien zou worden. Seconden worden minuten en terwijl Giupponi Fignon aftroeft om de dagzege, moet Breukink nog vijf minuten worstelen om boven te komen. Hij kukelt in het klassement naar de zevende plek, maar erger is het besef dat de eindwinst uit zicht is.

De inzinking blijft beperkt tot één dag. De volgende ritten komt Breukink weer mee met de besten en hij stijgt zelfs nog een paar plaatsen naar de vierde plek in het eindklassement, achter winnaar Fignon, Giupponi en Hampsten. Zijn achterstand op de Fransman bedraagt dezelfde vijf minuten die hij al achter lag na de koninginnenrit. “Zonder die hongerklop had ik gewonnen”, is hij nog altijd overtuigd.

Breukink is in drie opeenvolgende Giro’s dichtbij de eindzege geweest, heeft er in de laatste daarvan zelfs aan mogen ruiken, maar de eindzege ontglipt hem steeds. De 25-jarige renner lijkt de tijd aan zijn kant te hebben, maar het zal zes jaar duren voor hij terugkeert naar de Giro. Hij heeft intussen namelijk ook al van zich doen spreken in de Tour de France en als hij aan het eind van het seizoen mag vertrekken bij Panasonic en overstapt naar PDM, wordt het vizier gericht op geel in plaats van op roze. PDM-ploegleider Jan Gisbers haalt Breukink als opvolger voor Steven Rooks – die samen met Theunisse de omgekeerde weg bewandelt – en de renner betaalt Gisbers’ vertrouwen onmiddellijk terug. Hij rijdt in 1990 een beresterke Tour, wordt derde in het eindklassement, achter winnaar Lemond en de Italiaanse klimmer Claudio Chiappucci, en wint twee individuele tijdritten, maar het had niet veel gescheeld of hij was daar de derde Nederlandse Tourwinnaar geworden.

Weer ging het mis in één etappe. De dan nog vrij onbekende Chiappucci rijdt dankzij een monsterontsnapping al dagen in het geel, maar lijkt geen onneembare horde. Breukink staat achter hem tweede met een half minuutje speling op Lemond. In de zestiende etappe, die over de Tourmalet voert en finisht op Luz Ardiden, voelt Breukink zich niet goed. ”Ik reed niet lekker, dat had ik de uren daarvoor al gemerkt. Niet slecht, maar er zat iets onzekers in mijn hele rijden”, vertelt hij na afloop aan Mart Smeets, “en Lemond had dat in de smiezen. Je hebt daar maar één blik voor nodig. Dat hebben alle wielrenners.” Breukink verliest die dag vier minuten en zelfs een uitmuntende tijdrit, waarin hij zich karakteristiek het snot voor ogen rijdt en erkende mede-tijdrijders als Miguel Indurain en Lemond op bijna een minuut zet, is niet voldoende om de Amerikaan van een derde Tourzege te houden.

Toch is Breukink dan nog altijd maar 26 en heeft hij in zowel de Giro als de Tour etappes gewonnen, in de leiderstrui gereden en het podium gehaald. Maar in 1991 gooit bedorven kip echter bijna letterlijk roet in het eten en vervolgens begint Indurain aan zijn jaren van dominantie en krijgt EPO het wielrennen steeds meer in haar greep. In 1992 eindigt Breukink nog één keer in de top 10 van de Tour en een jaar later in Spaanse dienst bij ONCE ook in de Vuelta, maar daarna drogen de resultaten op.

De renner die op zijn best was tegen de klok en altijd de tijd aan zijn kant leek te hebben, was opeens door diezelfde tijd ingehaald.

Lees ook van Sander Grasman

Kroonieken | Toen Erik Breukink op weg leek Nederlands eerste Giro-winnaar te worden

Algemeen

Worden zij het derde wiel of de derde hond?

Algemeen