Een vergeten held uit de prehistorie van het cyclisme
“24 uurs wereldkampioen. M. Cordang de held van een der schoonste overwinningen op rywielgebied werd geboren te Blerik bij Venlo en is thans 27 jaar oud. Hy is bizonder flink gebouwd, zit goed in zyn vleesch en is niet groot van gestalte, terwyl zyn breede borst en breede schouders hem nog kleiner doen schynen dan hij in werkelykheid is.
Hy begon zyn loopbaan op zee en heeft daardoor heel wat van de wereld gezien. Ongetwyfeld heeft hy zyn sterk gestel en buitengewoon volhardingsvermogen te danken aan het harde maar gezonde leven op zee”.
Zo begint een uitgebreide reclamefolder uit 1897 van de Dunlop fabrieken over de fenomenale prestaties van hun renner Mathieu Cordang.
Johannes Matheus Cordang, zoon van Gerardus Cordang, schipper en Joanna Janssen, geboren op 6 december 1869, negende uit een rij van vijftien. Waar vader beurtschipper speelde en moeder café hield om de vele monden te voeden, moest ook de kleine Mathieu al vroeg aan de bak. Met twaalf jaar werd hij oud en wijs genoeg bevonden om als scheepsjongen aan te monsteren op de grote vaart. Zijn eerste reis duurt twee jaar! Negen jaar lang zwerft hij over de wereldzeeën, om dan een wat geregelder leven te krijgen als steward op de veerboot tussen Vlissingen en Engeland. Als hij in 1893 weer eens vaste wal onder de voeten heeft stapt hij in Middelburg voor het eerst op zo’n duivelse uitvinding, een “safety” fiets voorzien van luchtbanden. Daarmee is het fenomeen geboren. In een tijdsbestek van zeven jaar fietst hij daarna alle records aan gruzelementen. “Recordang”, het natuurtalent is opgestaan.
Als 24-jarige -toen al een gevorderde leeftijd voor een sportman- zegt hij de zeevaart vaarwel en stort zich volledig op de wielersport. In zijn eerste amateur jaar schittert hij al in de Nederlandse klassiekers op de weg, zoals Amsterdam-Arnhem-Amsterdam. Maar ook op de piste staat hij zijn mannetje. Zoals op de baan te Venlo, waar hij een 6-uurs wedstrijd wint. Afgelegde afstand: 185,581km. Het Venloosch Weekblad van 28 september 1894 schrijft het verslag met kapitalen.
Na het behalen van het wereldkampioenschap 100 km amateurs met gangmaking te Keulen in ’95, waarin hij o.a. afrekent met de Noor Wilhelm Henie (de vader van de latere befaamde kunstschaatsster Sonja), is zijn naam definitief gevestigd en wordt Mathieu professional.
Die amateurwedstrijden waren natuurlijk wel aardig. maar wat moet je met al die medailles. om maar te zwijgen van ereprijzen als een Noorsche drinkhoorn in zilver, pendule in rood pluche of een in zilver gemonteerde hertenpoot als scheltrekker. Allemaal relicten uit de tijd dat het rennnerscorps nog voornamelijk bevolkt werd door dubbele namen als Gualthérie van Weezel, Korthals Altes of Van Pallandt Riebout. Nee, als prof was er goudgeld te verdienen, zeker in het buitenland. Parijs, Berlijn en Londen lokten. Mathieu moest zijn licentie in Parijs afhalen bij de Franse Union Vélocipédique. Voor de Nederlandse bond, de ANWB, was de beroepssport nog een verdorven bezigheid. In meerdere opzichten waren ze overigens recht in de leer; maar daarover later.
Waar heden ten dage de wielrennerij nog wel eens het etiket Circus List & Bedrog krijgt opgeplakt, ligt de kiem daarvan toch kennelijk al in die eerste dagen. Want na het Wereldkampioenschap in Keulen ontspon zich nog een interessante polemiek vanwege een al of niet vermeende ongebreidelde jacht op gangmakers. De Engelsman Wridgway beschuldigde Cordang er namelijk van dat hij hem, vóór de koers, een ploeg gangmakers had afgesnoept. Een ploeg notabene die hij extra uit Engeland had meegenomen naar dit kampioenschap. In werkelijkheid kwam het er eigenlijk op neer dat “vadertje” Stassar, de Maastrichtse manager van Mathieu, hier de trukendoos had opengetrokken. Hij was als een bezetene aan het werk geweest om, koste wat kost, voor zijn poulain de beste gangmaking te regelen. En daar was hij klaarblijkelijk, fiks met de geldbuidel rammelend, nog in geslaagd ook. Wridgway was piswoest!
Een paar jaar later nog een fraai staaltje van zogenaamd innovatief denken.
In Argenteuil was de wielerbaan van het Parc des Princes geopend. Een superbe piste van 666 meter. Profiterend van de bestuurlijke chaos waarmee de Parijse Vélodromes Réunis op dat moment kampten, zag Henri Desgrange, de directeur van de nieuwe baan, zijn kans schoon om de meest sensationele lange afstandskoers ooit verreden, te organiseren. Een droomscenario was het. Het ging om een “match à trois” over 24 uur tussen Constant Huret, Gaston Rivierre en Mathieu Cordang. Die kamp moest het definitieve antwoord geven op de vraag wie van hen nu feitelijk de allerbeste was. Vol overgave begonnen ook de drie renners aan hun voorbereidingen op dit unieke treffen.
Op de 14e augustus 1897 om zes uur ’s avonds klonk het startschot. Een massa volk was komen opdagen om getuige te zijn van dit heroïsche gevecht. De renners beschikten alle drie over formidabel ondersteunend geschut. De fine fleur van het gangmakersgilde was opgetrommeld. Tot grote verbazing van het publiek bleken alle voor Cordang bestemde “gangmaak-machines” aan de achterkant uitgerust te zijn met een schelpvormig soort windscherm. In het grootste geheim had zijn firma dit in de voorafgaande week in elkaar gesleuteld. En het kunstje was nog gelukt ook! Geen reglement dat het verbood.
Nadat ze van de eerste schrik waren bekomen begonnen de verzorgers van zijn tegenstanders verwoede pogingen in het werk te stellen om het aanzienlijke nadeel, dat ze opgelopen hadden door de ingenieuze truc van Cordang, weer ongedaan te maken. In een oogwenk hadden de gangmakers van Huret voor hun renner ook een provisorisch windscherm in elkaar gefabriekt. Maar ondertussen ging de wedstrijd natuurlijk gewoon door.
Constant Huret was vertrokken in een waanzinnig tempo; alsof het om een koers over één uur ging. Vanaf de 20e ronde had hij zijn twee rivalen vaarwel gezegd. In het eerste wedstrijduur had hij meer dan 47 kilometer afgelegd en vanaf kilometer 80 begon hij alle wereldrecords te verbeteren. Juist op het moment dat Cordang de leiding van Huret zou gaan overnemen, haakten twee gangmaak-quadruplets (vierzitters) in elkaar, sloegen tegen de grond en sleurden Mathieu mee. Einde oefening voor hem. Maar de windschermen waren vanaf dat moment op de pistes niet meer weg te denken.
Fameus, maar niet echt serieus is zijn weddenschap om een duel aan te gaan met de trein Maastricht-Roermond in 1896. Hij won, zelfs met een af te leggen omweg van 2 km.
In die dagen werden er wel meer van die fancy wedstrijdjes georganiseerd. In het Amsterdamse theater Carré bijvoorbeeld, waar het renpaard Dolly Warden op een loopband (“un trottoir rollant”) het opnam tegen de Amerikaanse renner Jimmy Walthour op de rollenbank.
Zo was er ook eens een wedstrijdje gepland tussen Cordang en een “Juf”. In de Kampioen het bondsorgaan van de ANWB verschijnt een vlammend artikel: “We hebben onze oogen haast niet kunnen geloven. En toch schijnt het echt waar te zijn! Het is nl. gebleken dat de onbekende rijder die a.s. zondag op de baan in Maastricht tegen een zoogenaamde Fransche rij-juf zal uitkomen niemand minder is dan onze Wereld Kampioen Cordang. Het is haast niet te begrijpen, hoe iemand die een reputatie te verliezen heeft als deze kranige rijder er zich voor geld toe leent om een dergelijke circus vertooning te geven als gewoonlijk een zoogenaamde match tusschen een rijder en vrouwelijke trap-machine is”. De bond weigert de “rij-juf” een licentie en dreigt met het intrekken van die van Cordang. “Ons fatsoenlijke publiek houdt niet van deze onsmakelijke vertooningen van over een wielerbaan flinderende Fransche of Engelsche juffen en wenscht onze kampioenen toe te juichen in een strijd van ongeveer gelijke krachten”. Het feest gaat dus niet door; de Bond heeft haar spierballen weer eens terdege laten zien. “Woman is the nigger of the world”, ook toen al.
Cordang ontbolsterde pas echt in de wegkoersen als alle elementen tegenwerkten. Kou, modder, regen, stormwind, nauwelijks geplaveide wegen; het deerde hem allemaal niet. Dan voelde hij weer de bulderende orkaan op zee en geselde zijn pedalen nog wat harder.
De grote koersen in die dagen worden gereden met levende of mechanische gangmaking. We volgen nog even het verslag van Bordeaux-Parijs 1997 uit de Dunlop folder: “…Cordang was by den laatsten wedstryd Bordeaux-Parys zyn mededingers by de eerste 500 km ver vooruit en hy zou waarschynlyk den wedstryd gewonnen hebben, ware het niet dat de Heer Charron die hem met een motorrytuig in een fellen tegenwind tot pacemaker diende, hem in den steek moest laten doordat de Heer Charron al zyn brandstof, petroleum, verbruikt had. Cordang’s meest gevreesde concurrent Rivierre, echter had een groot aantal motorytuigen tot zyn dispositie, zoodat deze goed tegen den langs de boorden van de Loire huilenden wind beschut met eene snelheid van 40 km per uur voorbystoof” Er werd trouwens verteld dat Rivierre van links naar rechts zigzagde om Cordang te beletten aan te pikken. Alleen vechtend tegen een apocalyptische natuur werd hij slechts tweede.
Toch werd 1897 een jubeljaar. Hij had zich samen met Jaap Eden in Parijs gevestigd, het Mekka van de wielersport in die dagen. De fiets was een ultramodern technisch hoogstandje en de wielersport een echte hype. In de velodromes ontmoette de beau monde (maar ook de demi-monde) van Parijs elkaar. De intellectuele en artistieke elite zat in de loges. In die mondaine en wufte wereld zakte Jaap Eden, stevig geholpen door wijntje en trijntje, ongenadig door het ijs. Exit voor een groot sportman.
Maar Mathieu bleef recht van lijf en leden. De grootse banketten na afloop van de monstertochten deed hij alle eer aan. Grote sigaren rokend, liet hij- “Monsieur Tobacco”- de kelk echt niet aan zich voorbijgaan. Ook in de Parijse cafés en cabarets liet hij zich opmerken. Wel altijd vòòr middernacht weer terug in de rue Pégolèse bij zijn hospita.
Fysiek en moreel een ijzersterke beer. Hij beschikte over een ongekende hoeveelheid lucht. Een kaars op 6 meter afstand blies hij zomaar uit. Het dagblad Le Vélo, organisator van de grote Franse wegwedstrijden, wijdde in de boekenserie “de Koningen van het Rijwiel”, deel II aan hem. Één grote lofzang op zijn wilskracht en courage. Een hele eer om in die reeks te figureren tussen publieksafgoden als Huret, Jacquelin en Bourrilon.
Parijs-Roubaix 1897 leek in de knip toen hij met Garin (winnaar van de eerste Tour de France in 1903; red.) de wielerbaan opstormde. Laat ons met de Parijse topjournalisten Victor Breyer en Robert Coquelle even meekijken naar die gedenkwaardige editie . “Cordang vertrok als de grote favoriet, ondanks de aanwezigheid van specialisten als Rivierre, Garin en Frédéric. Het was erg slecht weer; het stortregende al de hele morgen. Bij de eerste controle lag de Hollander alleen op kop en hij hield die plaats vast tot aan de voorlaatste controle. Garin, beter bekend met en gewend aan de slechte wegen op het laatste stuk van het parcours, had een helse jacht op hem geopend. Toch zou Cordang als eerste de wielerbaan van Roubaix, waar de eindstreep getrokken was, in het oog krijgen. Maar bij het opdraaien van de baan slipte hij en ging onderuit. Net op dat moment achterhaalt Garin hem en draait nu de baan op met een voorsprong van ongeveer 150 meter op de Hollander die zich weer rap in het zadel heeft gehesen. Toen ontspon zich voor de ogen van de 15000 geestdriftige toeschouwers een ongekend titanengevecht. En dan te bedenken dat het hier om een koers ging die al meer dan 10 duurde. Het werd een regelrechte handicaprace over zes baanrondes waarin Cordang steeds verder inliep op zijn rivaal. In de laatste ronde hoefde hij nog maar dertig meter goed te maken, maar met de moed der wanhoop wist Garin toch nog het laatste restje van zijn voorsprong te behouden en won met twee lengtes.
Het gefascineerde publiek beloonde de twee mannen met een ovationeel applaus voor dat staaltje van onmetelijke energie dat ze samen hadden tentoongespreid”.
Voor Cordang was de wedstrijd niet echt verloren: De pers verklaard hem tot “zeedelijk winnaar”. En hele troost!
Voortaan droeg hij in Frankrijk die andere bijnaam, Le Vaillant, de Onverschrokkene.
Getergd door die tegenslagen toog Mathieu naar het Crystal Palace in Londen waar hij in september de grootste prestatie uit zijn loopbaan leverde: 24 uur achter levende gangmaking (“gepaced door een keurbende gezeten op liefst zeven quadruplets en vijf quintuplets”) waarbij alle wereldrecords aan gort werden gereden. Het leek zelfs of zijn snelheid alleen maar begrensd werd door het feit dat zijn gangmakers niet harder konden. Totaal afgelegde afstand ruim 991 km. Hij volhardt daarna nog tot aan de 1000 kilometer grens die hij bereikt in 24 uur en 12 minuten, waarna hij even fris als toen hij begon van de fiets stapt. Een half uur na het eindschot stapt hij alweer binnen in zijn Londens hotel, uiteraard voorzien van zijn traditionele en onafscheidelijke Havanna sigaar.
Tegen 1900 stonden alle mogelijk records op naam van Cordang. Als dertigjarige beleefde Mathieu het culminatiepunt in zijn carrière, door het winnen van de Bol d’Or , een 24 uurs wedstrijd op de baan. In deze meest prestigieuze proef van die tijd versloeg hij op de Parijse Velodrome Municipal, Garin en de Duitser Robl na bijna 957 km te hebben afgelegd.
Hij hing daarna de fiets abrupt en definitief aan de wilgen en begon een garagebedrijf in Swalmen, het dorp van zijn grote liefde Maria Konings, dochter van een bekende fabrikant. Zjwame, of all places, en alleen maar nog maar Zjwame. Je moet toch een stoïcijnse natuur hebben om dat na een regelrecht nomadenbestaan van twintig jaar op de wereldzeeën en in de grootste Europese metropolen te kunnen verteren. Liefde slecht alle grenzen zullen we maar zeggen. Nauwelijks nog gekend als de beroemde sportheld van weleer overleed hij in 1942 aan een longontsteking. Zomaar plotseling was de eik geveld!
- Peter en de treurktukker - 07/03/2023
- Een koffietje doen - 26/01/2021
- Gianni Savio: amore & vita - 03/11/2020
Mathieu, op de foto als pater familias, draagt op zijn vest nog de gouden medaille van het WK in Keulen. De rest van al zijn trofeeën waren bij een brand verloren gegaan.
Man, man, man, dat waren toch nog eens tijden…
De naam Cordang was mij bekent. Dat hij uit blerick kwam ook. Alleen de verhalen en prestaties waren mij onbekend. Dat hij een groot renner was wist ik. Mijn Opa ( Jac Hermans ) vertelde mij er wel eens over hoe geweldig hij was. Mijn Opa was ook werzaam op de Blerickse wielerbaan ( d,n Telder ) als monteur voor de renners. Zelf 35 jaar wedstrijden gereden en mijn opa ging soms op z,n brommer mee. Hij noemde mij zijn Eddy Merxks.