Juni 1996. Op een middelbare school in het Zwitserse kanton Schwyz, een slordige vijfentwintig kilometer ten zuiden van Zürich, viert een groep klasgenoten het einde van het schooljaar. Terwijl de pompende beats van de op dat moment mateloos populair zijnde Eurodance door de voor de gelegenheid tot feestzaal omgedoopte aula schallen, bannen de leerlingen hun dagelijkse sleur van huiswerk, overhoringen en toetsen voor enkele weken naar de achtergrond om plaats te maken voor die ene periode in het jaar waar elke scholier reikhalzend naar uitkijkt: de zomervakantie. Om de pubers alvast in de stemming te brengen, zweept de deejay van dienst zijn publiek op met zomerse hits van Peter Andre en Mr. President. Als de onvermijdelijke Macarena voor de zesde keer die avond is gedraaid en de populairste Zwitserse artiest van de jaren ’90, DJ BoBo, meermaals via cd en luidsprekers heeft bevestigd dat er inderdaad een feestje gaande is (‘there’s a party, don’t you know today there is a party’) laat de deejay het tempo van de muziek geleidelijk zakken. De opzwepende bassdrums maken plaats voor steeds zwoelere klanken. De feestende tieners weten ogenblikkelijk waar de deejay op aan stuurt. Er mag geschuifeld worden. In twee dozijn puberlichamen gaan de welig tierende hormonen het gevecht aan met verlegenheid, gebrek aan zelfvertrouwen en nervositeit, als waren het soldaten in een veldslag. Zenuwen worden de kop in gedrukt, angsten om afgewezen te worden overwonnen.
Terwijl enkele van zijn leeftijdsgenoten overleggen wie van hen nu precies welk meisje zal uitnodigen voor een schuifelsessie, stapt de zestienjarige Oliver rustig op een klasgenote af. Niet dat hij zich per se op deze avond heeft verheugd. Stiekem kijkt hij meer uit naar de training die hij de volgende ochtend bij zijn wielerclub VC Wetzikon zal gaan doen. Een spelbreker wil hij echter ook niet zijn en dus ondergaat hij lijdzaam de feestavond en doet op intuïtie wat er van hem verwacht wordt. Terwijl hij het meisje van zijn keuze op enkele meters is genaderd, voelt hij ineens een hand op zijn schouder. Als Oliver omkijkt ziet hij de smekende blik van een klasgenoot, een die hij tot zijn betere vrienden rekent. Woorden zijn niet nodig. Oliver begrijpt maar al te goed wat er stilzwijgend van hem verlangd wordt. Gelaten, maar zonder protest, biedt hij zijn klasgenoot de kans het meisje dat hij zelf op het oog had uit te nodigen voor een schuifelsessie. Ineens hoort hij de stem van zijn wielertrainer. In gedachten. Die zou hem bij het aanschouwen van hetgeen zich zojuist heeft afgespeeld waarschijnlijk vermanend hebben toegesproken, ten einde Oliver voor de zoveelste maal in te prenten dat hij simpelweg veel en veel te bescheiden is. In het dagelijks leven én op de fiets.
Oktober 2011. Een omvangrijke kopgroep passeert op een zonnige herfstdag een wit bord, waarop in blauwe letters ‘10KM – Arrivo’ te lezen staat. De finale van de 105de editie van de Ronde van Lombardije is in volle gang. Op de Muro dell’Alpino voert Ivan Basso de forcing. Als herfstbladeren van een boomtak vallen de zwakste broeders door de tempoversnelling onmiddellijk weg. Drievoudig winnaar Damiano Cunego is een van hen, maar ook renners als Samuel Sánchez en Steven Kruijswijk zijn niet bij machte de inspanning van Basso te beantwoorden. De Italiaan is in de slotkilometers geheel op zichzelf aangewezen, nadat de coupe van zijn medekopman Vincenzo Nibali tien minuten eerder onschadelijk is gemaakt. In aanloop naar de Ghisallo, traditiegetrouw een van de scherprechters in ‘la corsa delle foglie morte’, oftewel ‘de koers van de vallende bladeren’ (letterlijk vertaald zelfs ‘van de dode bladeren’), was de renner van Liquigas uit het peloton weggesprongen. In eerste instantie had een viertal, onder wie de winnaar van de twee voorgaande edities, Philippe Gilbert, nog weerstand geboden, maar al snel had het kwartet tegenstribbelaars besloten niet te veel van hun krachten te verspillen en er op te gokken dat Nibali een solo van ruim dertig kilometer niet tot een goed einde zou weten te brengen. Een juiste inschatting, want op initiatief van de Sky-ploeg rond Rigoberto Urán was de eenzame vluchter er, met nog zestien kilometer te rijden, aan voor de moeite. Nibali moest zijn kamikazeactie vrijwel direct bekopen en de voorste groep laten gaan, waardoor Basso er nu in de finale alleen voor staat namens Liquigas. Precies nu de Monte Ghisallo en in het bijzonder het kerkje op de top, de Santuario della Madonna del Ghisallo, al gepasseerd zijn. Het beroemde bedevaartsoord voor met name wielertoeristen, vernoemd naar een legendarische Mariaverschijning, zou de perfecte plaats zijn voor een schietgebedje. Een helper zou Basso in deze fase van de Ronde van Lombardije uitstekend kunnen gebruiken. Een loyale, bescheiden knecht, die zonder morren zijn eigen kansen zou opofferen voor die van zijn kopman. Een jaar eerder had Basso er een tot zijn beschikking, maar aan het begin van het seizoen heeft die trouwe helper het wit, groen en blauw van Liquigas verruild voor het shirt van de Luxemburgse Leopard-ploeg. Kon Basso de tijd maar een jaar terugdraaien. Dan had er nu niet alleen een ploeggenoot bij hem in de voorste groep gezeten, maar zou diezelfde voormalige knecht niet net nu, uitgerekend op het moment dat Basso zijn concurrenten het leven zuur probeert te maken op de Muro dell’Alpino, vanuit zijn rug demarreren. Een achtstejaars prof, wiens zegeteller nog op nul staat. Als het een biertje was geweest had het Palmares 0.0 geheten. Een bescheiden Zwitser die zich zijn hele leven, op én naast de fiets, wegcijfert in dienst van anderen: Oliver Zaugg.
Talent
Dat Zaugg ruim zeven jaar eerder überhaupt profrenner was geworden had velen verbaasd. Zijn clubgenoten uit Wetzikon, het Zwitserse wielerjournaille, maar de dan 22-jarige zelf nog het meest. Weliswaar is Oliver al sinds zijn tiende lid van de Wetzikonner Velo-Club en heeft sindsdien een aantal trainingskilometers onder zijn fiets zien doorglijden waarmee je gemakkelijk meermaals de aardbol rond kunt, een uitzonderlijk talent is de Zwitser in zijn jonge jaren echter niet. In koersen voor junioren en beloften moet hij altijd zijn meerdere erkennen in leeftijdsgenoten. Vooruit, tegen de even jonge Fabian Cancellara valt ook net voor en rond de millenniumwisseling al weinig te beginnen, maar ook latere profs als Grégory Rast en Martin Elmiger kunnen als junior betere resultaten overleggen dan Oliver.
Eigenlijk is ook zijn drie jaar jongere broer Pascal een groter talent, maar die besluit al snel de voorkeur te geven aan een maatschappelijke carrière en zijn ambities om eventueel profrenner te worden achter slot en grendel op te bergen. Oliver daarentegen komt, met name door zijn werklust, klimvermogen en bereidheid immer voor anderen te willen rijden, in het vizier bij Mauro Gianetti. De bepaald niet onomstreden – Gianetti lag in 1998 drie dagen in coma in het ziekenhuis toen een mislukt dopingexperiment een bijna fatale afloop kende – oud-winnaar van onder meer Luik-Bastenaken-Luik en de Amstel Gold Race is in 2004 in de rol van manager bezig met het opzetten van een nieuwe ploeg en ziet wel wat in de capaciteiten van zijn jonge landgenoot. Zaugg zou in zijn ogen in de bergen een uitstekende helper kunnen zijn van Joseba Beloki en Leonardo Piepoli, de kopmannen van de nieuwe Saunier Duval-ploeg, die Gianetti dan aan het opstarten is. Het profcontract is een mooie beloning voor het arbeidsethos van de jonge Zwitser, die tijdens trainingen eerder afgeremd moet worden dan aangemoedigd. Bij de Italiaanse beloftenploeg GS Zalf-Désirée-Fior, waarvoor Zaugg voor zijn overstap naar Saunier Duval rijdt, hebben ze al gemerkt dat de hij zichzelf nog wel eens over de kling wil jagen en te veel wil doen. Niet andere renners, maar de karaktereigenschappen nederigheid en onzekerheid zijn de grootste rivalen van de Zwitser, die de gewoonte heeft al snel overtuigd te geraken dat een opponent beter is dan hij en daardoor nog wel eens te veel wil trainen om zijn bescheidenheid enigszins te compenseren.
Op die zonnige najaarsdag in 2011, de vijftiende van oktober om precies te zijn, is daar voor de verandering geen spoor van zichtbaar als Oliver Zaugg in de laatste hectometers van de Muro dell’Alpino zijn duivels ontbindt en zijn medekoplopers het nakijken geeft. Met een vinnige demarrage duikt hij in het kielzog van de cameramotor van de Italiaanse televisiezender Rai Sport. Die neemt de Zwitser close-up in beeld, terwijl in de achtergrond te zien is dat zijn belangrijkste concurrenten steeds een paar meter extra moeten prijsgeven op het achterwiel van hun zojuist ontsnapte vakbroeder. Het vertrouwen dat diezelfde ochtend door de leiding van de Leopard-ploeg in hem gesteld is, kort voor de start, heeft de inmiddels 30-jarige renner zichtbaar goed gedaan. Voor het eerst heeft Zaugg de rol van kopman toebedeeld gekregen, nota bene in een van de vijf Monumenten, en die status wil hij waarmaken ook. Terwijl hij boven op de Muro dell’Alpino naar links stuurt om de bochtige afdaling naar de aankomst in Lecco in te zetten, heeft Oliver Zaugg enkele seconden om even de spanning van zijn benen te halen, op adem te komen en vluchtig een blik over zijn linkerschouder te werpen om het slagveld dat hij zo-even heeft aangericht te monsteren. Al die keren dat hij te horen kreeg te bescheiden te zijn flitsen als een stroboscoop in razend tempo door zijn hoofd. Tijd om na te denken is er nu niet. Laat staan om nederig te zijn. Eindelijk heeft Oliver Zaugg het hele peloton op de knieën. Kopmannen als Ivan Basso en Joaquim Rodríguez, in wiens dienst de Zwitser in het verleden reed, maar ook toppers als Dan Martin en Philippe Gilbert hebben simpelweg moeten passen toen Zaugg zijn versnelling plaatste. Die wetenschap geeft precies de moed om net iets meer risico te nemen in de afzink.
Orkaan
Enkele jaren eerder had de wielerwereld al kennis kunnen maken met de klimcapaciteiten van Oliver Zaugg. Na drie seizoenen bij Saunier Duval maakte de Zwitser eind 2006 de overstap naar Team Gerolsteiner. Precies op tijd om de naderende dopingorkaan, die Saunier Duval en renners als Leonardo Piepoli, Riccardo Riccò en Juan José Cobo binnen enkele jaren uit het peloton en uit menig uitslag zou blazen, te ontlopen. Al heeft Team Gerolsteiner met terugwerkende kracht in die jaren de schijn ook behoorlijk tegen. De kopmannen aan wie Oliver Zaugg in 2007 en 2008 zijn diensten aanbiedt luisteren naar namen als Davide Rebellin, Stefan Schumacher en Bernard Kohl. Het zijn bepaald geen onbeschreven bladen in die wielergeschiedenis. Met Kohl heeft Oliver Zaugg trouwens een opmerkelijke overeenkomst: beide renners zijn vóór hun profcarrière opgeleid tot… schoorsteenveger!
Deels door alle dopingescapades, maar ook omdat de Duitse bronwaterverkoper vindt dat het sponsoren van een wielerploeg niet langer aansluit bij de beoogde doelgroep van haar merk, gaat eind 2008 de stekker uit de ploeg en verdwijnen de lichtblauwe shirts uit het peloton. Zaugg heeft zijn twee jaren bij Team Gerolsteiner niet alleen benut om te knechten. Door lang aan te klampen in het hooggebergte en door de afwezigheid van een duidelijke kopman om voor te rijden heeft hij twee goede Vuelta’s voltooid, met eerst een vijftiende en een jaar later zelfs een elfde plaats in het eindklassement als fraai bewijs van zijn kunnen. Het levert hem een contract op bij Liquigas, waar Ivan Basso en Vincenzo Nibali voor de opvolgende twee jaren zijn kopmannen zijn. In het wit-groen-blauw van de Italiaanse ploeg mag Zaugg in 2010 heel voorzichtig snuffelen aan een eerste profzege. Nadat ploeggenoot Francesco Chicchi op de openingsdag van de Settimana Internazionale di Coppi e Bartali de massasprint aan het einde van een korte ochtendetappe in zijn voordeel heeft beslist, wint Liquigas diezelfde middag de ploegentijdrit. Als Chicchi de volgende dag op de heuvelachtige Italiaanse wegen langs de Adriatische Zee zijn spurtersbenen opblaast, mag Zaugg zowaar de leiderstrui overnemen. Om die de volgende dag netjes af te staan aan ploeggenoot Ivan Santaromita. Bescheiden als hij is twijfelt Zaugg aan zijn eigen kansen, is snel overtuigd dat de Italiaan beter is dan hij zelf en cijfert zich al vroeg in de etappe weg. De Zwitser doet hetgeen waarvoor hij betaald wordt, een ploeggenoot aan de winst helpen – Santaromita zal de Wielerweek enkele dagen later winnen – maar zijn eigen erelijst blijft maagdelijk wit.
Hetzelfde wit-groen-blauwe shirt, dat door de kleurstelling de renners van Liquigas soms op fietsende kolibries laat lijken, als waarin hij een klein jaar eerder zelf nog reed, ziet Oliver Zaugg als hij na de drie kilometer lange afdaling van de Muro dell’Alpino nog maar eens over zijn schouder kijkt. Iets meer dan honderd meter achter hem doet zijn voormalige kopman Ivan Basso nog maar eens een kopbeurt. Basso, Martin, Rodriguez, maar ook de twee minder uitgesproken favorieten in het achtervolgende elitegroepje, Domenico Pozzovivo en Przemyslaw Niemiec; het zijn stuk voor stuk renners die Zaugg onder normale omstandigheden hoger inschat dan zichzelf. Zonder problemen zou hij zijn eigen kansen voor hen opofferen, mits ze in hetzelfde tenue als hij zouden fietsen. Maar vandaag is dat niet het geval. Het zwart-witte shirt van Leopard, met een blauwgrijze baan ter hoogte van de borst, dat Zaugg sinds het begin van het jaar in elke koers draagt, is verder in geen velden of wegen te bekennen. Vandaag is er niemand om op te wachten of voor te knechten. Oliver Zaugg is op zichzelf aan gewezen. Nu moet hij zich bewijzen en de hele wielerwereld kijkt naar hem.
Vijf kilometer is het nog tot de verlossende aankomstlijn. De weg naar Lecco loopt nog altijd licht omlaag, waardoor het de koploper relatief weinig moeite kost om het tempo hoog te houden. Zijn achtervolgers komen ogenschijnlijk geen meter dichterbij. Integendeel. Misschien rijden ze niet voluit om nog wat laatste krachten over te houden voor een ultieme jump of eindsprint, zodra de vluchter is ingelopen. Of willen ze simpelweg niet de kastanjes voor elkaar uit het vuur halen. Niet eerder heeft Oliver Zaugg zo’n uitgelezen kans gekregen als nu om eindelijk van een blanco erelijst te worden verlost. Ook voor zijn ploeg zou het winnen van de Ronde van Lombardije een geschenk uit de hemel zijn en bovenal een zeer welkome afsluiter van een seizoen met enkele pieken, maar met vooral ook diepe dalen.
Omgeving
Na twee jaar bij Liquigas is Oliver Zaugg begin 2011 overgestapt naar de nieuwe Leopard-ploeg. Met name de trainingsbegeleiding, of beter: het gebrek daaraan, zorgde dat de Zwitser toe was aan een nieuwe omgeving. Door de bekende valkuilen, ingebakken in zijn karakter, en de bijbehorende neiging te veel en te hard te trainen, had Zaugg in koers regelmatig vroeg of laat de onvermijdelijke prijs moet betalen. Als in het najaar van 2010 de broertjes Schleck bezig zijn hun eigen formatie uit de grond te stampen en niet alleen interesse tonen in Zaugg, maar ook aangeven zijn capaciteiten goed te kunnen gebruiken en bovendien optimale trainingsbegeleiding in het vooruitzicht stellen, is de keuze snel gemaakt. Kers op de taart komt als een paar weken nadat Zaugg zijn handtekening onder een meerjarig contract heeft gezet, wordt aangekondigd dat ook land- en leeftijdgenoot Fabian Cancellara de ploeg komt versterken. Met de ervaren wegkapiteins Jens Voigt en Stuart O’Grady, topsprinters Daniele Bennati en Wouter Weylandt en talent Jakob Fuglsang heeft Team Leopard-Trek, zoals de volledige naam luidt, alles in huis om in elke koers en op ieder front een hoofdrol te spelen.
In theorie is er geen verschil tussen theorie en praktijk, in de praktijk wel. Aldus het gezegde. De Leopard-ploeg kan de hooggespannen verwachtingen van zowel eigenaar Flavio Becca, een Luxemburgse vastgoedmagnaat, als de sponsors, als eigenlijk de gehele wielerwereld, in het voorjaar niet waarmaken. Fabian Cancellara wint weliswaar een etappe in de Tirreno-Adriatico en schrijft even later de E3 Prijs Vlaanderen-Harelbeke op zijn naam, in de grote klassiekers vist de Zwitser telkens achter het net en moet genoegen nemen met de immer ondankbare ereplaatsen. Net als de andere favorieten in het peloton, want wie vooraf Matthew Goss (Milaan-Sanremo), Nick Nuyens (Ronde van Vlaanderen) en Johan Vansummeren (Parijs-Roubaix) als winnaars van een Monument had voorspeld, mag zich in het voorjaar van 2011 vermoedelijk bijkans miljonair noemen. Alleen na afloop van Luik-Bastenaken-Luik staat de gedoodverfde favoriet, Philippe Gilbert, aan het einde van de middag daadwerkelijk met een bos bloemen te zwaaien op het erepodium.
De tegenvallende resultaten in de voorjaarsklassiekers zijn echter niets vergeleken bij hetgeen de Leopard-ploeg enkele weken later in de Giro voor haar kiezen krijgt. In de derde etappe komt Wouter Weylandt in de afdaling van de Passo del Bocco ten val. De Belgische sprinter, die op de dag af exact een jaar eerder nog winnaar was van de Girorit naar Middelburg, is op slag dood. Oliver Zaugg en zijn zeven ploeggenoten stappen als eerbetoon de volgende ochtend nog wel op voor de geneutraliseerde etappe naar Livorno, maar verschijnen een dag later niet meer aan het vertrek.
De Tour de France behoort niet tot het programma van Oliver Zaugg – sterker: hij zal de Franse ronde nooit rijden – maar de broers Schleck staan in Parijs beiden op het erepodium. Andy wordt tweede, vlak voor Fränk, en wint bovendien de rit naar de Col du Galibier, De Schlecks kunnen niet voorkomen dat Cadel Evans op de Champs-Élysées het geel om de schouders heeft. Als 83 dagen na de Tour het startschot van de 105de Ronde van Lombardije door Milaan galmt, liggen de Luxemburgse broers net als Fabian Cancellara ergens op het strand van een subtropisch oord. De ‘koers van de vallende bladeren’ laten zij aan zich voorbij gaan, zodat ploegleider Kim Andersen twee andere renners als kopman uitspeelt. Jakob Fuglsang en Oliver Zaugg dienen die rol te delen en gaandeweg de wedstrijd uit te maken wie van hen het meest kansrijk is. Niet bepaald een afspraak die de Zwitser op het bescheiden lijf is geschreven, maar als de Monte Ghisallo zijn Deense ploeggenoot te machtig blijkt, wordt Zaugg van zijn dilemma én zijn medekopman verlost. In de voorgaande weken heeft hij in Italiaanse eendagskoersen bovendien een keurig vormpeil getoond.
Eerst was de Vuelta voor de Zwitser nog op een deceptie uitgelopen, al begint die voor Zaugg en zijn Luxemburgse werkgever juist nog zo goed. Onder aanvoering van Fabian Cancellara slaat Leopard op de openingsdag direct toe in de 13,5 kilometer lange ploegentijdrit in en rond Benidorm. Het verschroeiende tempo waarmee Zauggs kopman zijn teamgenoten door de badplaats loodst, zorgt aan de warme Costa Blanca bijna voor een duidelijk voelbare bries. Terwijl ploeggenoot Jakob Fuglsang zijn voorwiel als eerste over de streep duwt en de rode leiderstrui mag komen afhalen, houdt Oliver Zaugg bescheiden de benen stil in de laatste honderd meter van de ploegentijdrit. Zeven tellen na zijn zegevierende team glijdt hij voldaan over de finish. Het beeld vat de carrière en de koersinstelling van de Zwitser perfect samen. Eerst komt het team en het bijbehorende belang en dan pas de leeggereden en moegestreden helper. De trouwe waterdrager, die zich immer wegcijfert. Als Daniele Bennati precies drie weken later de voorlaatste etappe wint en Jakob Fuglsang en Maxime Monfort namens Leopard top 10-klasseringen in de eindrangschikking hebben veilig gesteld, zit Oliver Zaugg al thuis. Maagklachten nopen hem de Vuelta voortijdig te verlaten. De noodgedwongen periode van rust biedt echter ook kansen. Zaugg staat relatief fris aan het vertrek van de Italiaanse eendagswedstrijden in de laatste weken van het wielerseizoen en dwingt er met fraaie uitslagen het gedeelde kopmanschap in de Ronde van Lombardije af.
Vertrouwen
Als zijn ploeg in hem gelooft en hem kansen op een topklassering toedicht, wie is Oliver Zaugg dan om het in hem gestelde vertrouwen met bescheidenheid te reduceren? In de straten van Lecco rekent de Zwitser af met zijn eigen twijfels, onzekerheden en zelfbeeld. Voor een keer ten minste. Martin, Basso, Rodríguez, Niemiec en Pozzovivo komen in de slotkilometers geen meter dichterbij, waardoor Zaugg voldoende tijd heeft om ruim voor de finish het grootste succes uit zijn carrière te vieren. Zijn shirt glad te strijken, de rechtervuist te ballen en op te heffen als ware hij Superman op weg naar een hulpbehoevende en uiteindelijk de aankomstlijn te passeren met beide handen gericht naar de hemel, waarvandaan zijn verongelukte collega en vriend Wouter Weylandt ongetwijfeld mee kijkt. De blanco erelijst van Oliver Zaugg wordt na acht profjaren eindelijk beschreven. En hoe. In grote kapitalen prijkt de Ronde van Lombardije voortaan voor eeuwig op zijn palmares. Als je dan toch niet meer dan één enkele overwinning behaalt, dan maar meteen, heel onbescheiden, een grote.
Het zal inderdaad bij die ene profzege blijven. Oliver Zaugg is na 2011 nog vijf jaar prof en weliswaar een paar keer dichtbij een tweede overwinning, maar de geboden kans weet hij nimmer te benutten. In 2012 doet hij in Lombardije opnieuw tot diep in de finale mee, maar in een ditmaal door de stromende regen kletsnat Lecco staat er geen maat op Joaquim Rodríguez. Acht seconden na de Spanjaard finisht de winnaar van een jaar eerder in de groep geklopten op de achtste plaats. In de Vuelta van 2014 lijkt Zaugg, dan in dienst van de Tinkoff-ploeg rond Alberto Contador, zowaar op weg naar ritwinst in de veertiende etappe. Terwijl zijn kopman, die het klassement aanvoert, en de andere favorieten uitsluitend oog hebben voor elkaar, mag Oliver Zaugg op weg naar La Camperona zijn eigen kans gaan. Hij sluipt mee met een vroege vlucht en geeft op de loodzware slotklim, met stijgingspercentages tot tegen de twintig procent, zijn metgezellen in eerste instantie een voor een het nakijken.
Het zal toch niet? Een tweede overwinning? Ritwinst in een grote ronde nog wel? Op enkele honderden meters van de aankomst sijpelen plotseling de krachten in rap tempo uit de verzuurde benen van de moegestreden Zwitser. Alsof hij een voetbal is die zojuist is lek geprikt en door het euvel binnen enkele minuten gereduceerd wordt tot een troosteloos hoopje leer. Voor heel even is Oliver Zaugg weer die schooljongen van achttien jaar eerder. Een leven geleden, lijkt het. Zijn doel is ditmaal niet een meisje uit zijn klas, maar een finishlijn. Langzaam komt hij steeds dichterbij, maar dan is daar plotseling die rivaal. Nu is het geen hand op zijn schouder, maar een snuivende en hijgende gestalte achter hem. Opnieuw weet Oliver Zaugg dat het tijd is om plaats te maken. Niet voor een klasgenoot, maar voor een concurrent. Ryder Hesjedal zoeft voorbij en eist de dagzege op. Niet meer dan honderdnegentig meter te lang is de veertiende Vuelta-etappe van 2014 voor Oliver Zaugg. Minder dan een straatlengte. Uitgeput en gelaten komt Zaugg een tiental seconden na Hesjedal over de finish. De teleurstelling is zichtbaar, maar een paar minuten later zal hij op bescheiden toon aan een journalist uitleggen dat er simpelweg iemand beter was dan hij. Zoals altijd. Nou ja, bijna altijd. Op 15 oktober 2011 in Lombardije voor één enkele keer niet.
- WK 1990: ‘Dhaentje’ de wereldkampioen - 27/09/2024
- Vuelta 1991: Melchor Mauri en de doorbraak van de ONCE-ploeg - 05/09/2024
- Tour 1985: Teuntje en Toontje gingen uit fietsen - 07/07/2024