Komende zondag wordt in het Amerikaanse Richmond het 88e wereldkampioenschap voor eliterenners verreden. Leuk om bespiegelingen op los te laten natuurlijk. Wie is er goed, welk type coureur kan goed uit de voeten op dit parcours, welke landenploeg is scherp, heeft genoeg geduld en een juiste tactiek? Vooruitblikken naar zo’n wedstrijd biedt echter ook de gelegenheid om nog eens wat oude koeien uit de sloot te takelen. Een terugblik leert namelijk dat ook een WK soms beter overgeslagen was of nooit gebeurd. Wegens geen spektakel. Wegens een flutpodium. Wegens een eendagsvlieg. Of wegens een parcours, een wereldkampioenschap onwaardig.
Ik begin vier jaar geleden. De Britse ploeg controleert de strijd helemaal kapot. Wat mij betreft had de uitreiking van de regenboogtrui aan Marc Cavendish in 2011 in Kopenhagen administratief kunnen geschieden – wegens totaal geestdodende voorspelbaarheid. Ik geef u er nog één. Mario Cipollini, Zolder 2002. Vijf uur en dertig minuten rondjes fietsen, eigenlijk voor nop. Prima coureur hoor, Cipo. Maar sprinters als wereldkampioen? Ik heb het er niet op.
Laten we wel wezen: in de moderne tijd van het koersen zijn er toch wel een paar stinkers van kampioenschappen afgewerkt. Ik heb het dan over het tijdperk post-Joop, dus na 1985. Ik grijp in dit betoog de dichterlijke vrijheid om even wat frustraties van me af te schrijven. De regenboogtruien met een bruin randje, volgens het evangelie van wielerapostel Barend Pelgrim.
Soms is alleen een foto genoeg. San Sebastian, 1997. Laurent Brochard. Natuurlijk won deze man wel eens wat (een touretappe, twee keer Parijs-Camembert) maar gottegot, wat een armoei. Edoch, het aller-aller-allerergste om deze 18 jaar oude beelden terug te zien, is hoe Léon van Bon zich in de luren liet leggen. Ik denk dat hij in zijn dromen tot op de dag van vandaag die sprint aan het overdoen is. Hij hield er brons aan over. Achter een Fransman met een foeilelijk kapsel en minder talent.
Om maar in de Franse hoek te blijven: Luc Leblanc in ’94. Terechte winnaar op een selectief parcours hoor, daar niet van. Maar wat vooral bijblijft: de domme manier van koersen door de Italianen. Plus een kleurloze kampioen met een palmares ter grootte van een postzegel. Ik zal het maar bekennen: ik heb een aperte hekel aan lelijke wereldkampioenen. Het is toch een beetje het bezoedelen van het heilige regenboogtricot. Die van Fondriest uit ’88 past daar ook bij. Een jaar rondrijden in een gestolen trui, door de zwabbersprint van Bauer en de val van Criquielion. Snel vergeten.
Andersom kan trouwens ook, zoals Cadel Evans in 2009. Jaren- en jarenlang verketterde ik de Australiër met de
vierkante kin. Tot dat moment. Ik werd nooit fan, maar hij won wel mijn respect. Ik herinner me een retespannende finale waarin die grijzige wieltjesplakker Evans eindelijk eens zijn grauwsluier afschudde en won als een echte champion. Hulde.
Geen Tschmil
Laten we echter in de uitverkoophoek blijven. Plouay in het jaar 2000. Een renner uit Letland staat op het hoogste treetje. De oostblokbelg en favoriet Andrei Tschmil valt vlak voor de eindstreep stil en een Litouwse coureur brengt de achtervolgende groep terug. Achteraf blijkt dat deze Raimondas Rumsas in het pact zat met de nieuwe wereldkampioen. Romāns Vainšteins had de portemonnee getrokken om Rumsas als huurling het vuile werk te laten doen en sprint sneller dan Freire en de Pool Spruch (wie?). Vainšteins. Lelijke hoekige renner. Tussenpaus. Lelijk shirt. Snel vergeten. Jammer voor de sport.
De laatste drie jaar hebben wij koersliefhebbers gelukkig geen klagen. Gilbert, Rui Costa en Kwiatkowski werden terecht wereldkampioen. Al vond en vind ik het parcours van Valkenburg niet selectief genoeg, ook niet voor een klassieker. Anderzijds moeten de Italianen, Engelsen, Amerikanen, Nederlanders, Spanjaarden en andere wielermogendheden niet zeuren. Dan moet je de koers maar hard maken en de schifting voor de Cauberg maken. 1998 is daarop echter een positieve uitzondering. In een zinderende finale sluipt Oscar Camenzind weg en op dat moment rijdt de ijzersterke Michael Boogerd lek. De Zwitser zien ze niet meer terug, vooral omdat Van Petegem, Armstrong en Bartoli het heel druk hebben met naar elkaar loeren. Leuke finale, mooie kampioen.
Er is er eentje waar ik anno 2015 nog over twijfel, maar die ik na heroverweging toch bij het grof vuil zet. Wegens volkomen niet interessant koersverloop. Saaie finale. Vijf jaar geleden, de titel van de God of Thunder, Thor Hushovd. In Geelong, Australië is hij de sterkste van een te grote kopgroep. Terpstra doet in de laatste kilometer nog een vermetele poging maar de groep is sneller. Voor de sprinter met ausdauer, Hushovd, is het vervolgens een koud kunstje om de rest uit het wiel te rijden. De Noor is weliswaar een mooie wereldkampioen, maar verdiende een fraaiere wedstrijd dan deze. Sprinters in de regenboogtrui. Niet doen. Met een of twee uitzonderingen. De beste? Ongetwijfeld Óscar Freire Gomez. Drie maal campeón del mundo. Stuk voor stuk dik verdiend. En de lelijkste? Freddy Maertens, met vlag, wimpel en regenboog.
Foto’s:
Cadel Evans: Velominati.com
Laurent Brochard: matlepirate.canalblog.com
Romans Vainsteins: bikeraceinfo.com
Freddy Maertens: delcampe.net
Mario Cipollini: kenpapai.com, RAI Sport photo
- Een Schietgebed pour Le Tour - 19/07/2023
- Lekker gereden, pik! - 14/07/2022
- Die f*cking schansspringer - 09/09/2020
Wat denk je van Harm Ottenbros in 1969 in Zolder?
Zolder is ronduit ongeschikt als wielercircuit, zoveel is zeker!