De Kannibaal,
De Krekel,
De Adelaar van Toledo,
De Dolfijn van Bibione,
De Haai van Messina.
Het is slechts een kleine greep uit de lange lijst van prachtige bijnamen die de wielersport in haar rijke geschiedenis jaar heeft voortgebracht. De wielersport is een sport die zich uitstekende leent voor de meest prachtige bijnamen voor even zo mooie renners. Terwijl bij voetbal, tennis, zwemmen of andere sporten alleen enkele grote winnaars en persoonlijkheden een bijnaam hebben, grossiert de wielersport in de bijnamen.
Wellicht zijn wielrenners nou eenmaal meer indrukwekkende sportmensen. Misschien nodigt de heroïek van het fietsen uit tot het vormen van bijnamen. Het zou ook een bepaalde cultuur kunnen zijn, die door wielerliefhebbers tot op de dag van vandaag graag in stand wordt gehouden. Wat het ook is, er is een drang om voor renners die – om wat voor reden dan ook – indruk maken, een zo toepasselijk mogelijk bijnaam te verzinnen.
Een zelfde lot trof Robert Gesink. Nóg voordat hij aan zijn eerste grote ronde begonnen was. Omdat hij als 21-jarige al zo goed reed in de bergen van Cantabrië en Lombardije. Omdat hij al jongerenklassementen won. Omdat wielerminnend Nederland weer hoop had op een Tourpretendent voor de toekomst. Er was niet meer voor nodig dan een oproep van een sportblad en bij heel Nederland gingen de raderen draaien.
En zo was de Condor van Varsseveld geboren. Simpel bedacht. Passend in de traditie van bijnamen in de wielersport om een dier of ander iets te combineren met de woonplaats of streek van de betreffende renner. Robert Gesink was er zelfs niet eens blij mee. Misschien vond ie het niet goed verzonnen. Misschien vond ie het niet lekker klinken. Of wellicht was ie niet blij met de verwachtingen, die meekomen met een dergelijke bijnaam.
De recente wielerprestaties van Gesink vragen om een nieuwe bijnaam. In potentie is hij goed, maar tegelijk zo kwetsbaar. Een valpartij tijdens een training met een gebroken bovenbeen als gevolg. Een crash in de Tour, waarbij hij op zijn rug belandt. Aanhoudend slecht weer in de Giro, waardoor hij ziek wordt en een topklassering uitblijft. Telkens weer pech of ongelukken waardoor de condor niet naar grote hoogten kan vliegen.
Tijd voor een nieuwe bijnaam.
Kristal. Materiaal daar door zijn structuur makkelijk stuk gaat. Dezelfde structuur, die meer schittering geeft en een rijker kleurenspectrum. Arjen Robben werd al eens De Man van Kristal genoemd, vanwege de aaneenschakeling aan blessures. Maar ook vanwege zijn briljante acties en prachtige goals.
Laten we hopen dat de condor niets overkomt. Zodat hij weer de kans en de ruimte krijgt om in volle glorie te schitteren. Dat er niets is dat hem omstoot, wanneer hij door het hooggebergte vliegt.
Robert Gesink. De Kristallen Condor.
Het aantal bijnamen in een sport heeft vrij weinig met de indrukwekkendheid van zijn beoefenaars te maken, ben ik bang. Zo heeft in het professionele dartscircuit elke speler een bijnaam. Daar is het volkomen doorgeslagen. Laat het wielrennen hiervoor bespaard blijven. Maar ‘kristallen condor’ is mooi. Op naar de Vuelta.
Het is ook duidelijk dat de wielersport de meest literaire is van alle sporten. Over welke sport werden zoveel romans en novellen geschreven? Iemand schreef weleens een roman over cricket (Ian Buruma) of over baseball (De Lillo) of over langeafstandslopen (Allan Sillitoe)of over tennis (de Dordrechtse tennisclub, onder de bezielende leiding van de te vroeg gestorven Siebe Huizinga, liet ooit een tennisthriller schrijven die was bijeengeschreven door allerlei tennissende auteurs, zowel Vlaamse als Nederlandse), maar dan hebben we het wel gehad, al wordt er ook getennist in de roman ‘De tuinen van de Finzi Contini’ van Giorgio Bassani. Wielrennen inspireert dus duidelijk niet alleen maar de tifosi.Ik concludeer: het is inderdaad de mooiste sport ter wereld.
De giraf.
http://www.vonnetje.isdenaam.nl/homepage/show/987715.gif
Of in de geest van de bijnaam van Ludo Dierckxsens: de Boemeltrein van Kasterlee wordt Robert Gesink: De Fyra van Varsseveld.
https://fbcdn-sphotos-g-a.akamaihd.net/hphotos-ak-frc3/980021_202440993238004_1506998092_o.jpg
Wij hebben de Roek van de Achterhoek. http://www.schaatsfietsgroepvarsselderulft.nl/roek-eet-te-veel-koek/
In Nederland hebben we al een man van glas. Robert Gesink is de Arjen (of Arjan) Robben van het wielrennen aan het worden. Dat is erg jammer met die verwachtingen die hij uit zijn eerste jaren wekte. Verschil met Robben is dat ik Gesink wel mag, maar Robben vind ik niks.
Ik vind het vooral sneu voor Gesink en anderen dat hen wordt voorgehouden dat mits kadaverdiscipline en specialisatie er mogelijkheden als klimmer liggen.
Ik zie heel goed wanneer Gesink goed rijdt maar dan moet ik nog steeds concluderen dat hij op geen enkel moment een punch heeft. En dat is toch echt onontbeerlijk. Het zullen zijn slow-twitch spieren wel zijn en daar zit ‘m wat mij betreft de kneep. Gesink had natuurlijk gewoon een supertijdrijder moeten worden en jaar na jaar zijn Drentse cluppie aan het NK tijdrijden helpen.
Dat is wat overdreven maar ik denk echt dat Gesink en ook ten Dam en Mollema zich te gek laten maken.
Daarnaast maken deze renners geen gezonde indruk op mij: eerder een staat van chronische vermoeidheid. Niet die blos die je bij een Sagan na een heel voorjaar nog steeds ziet.
Gesink moet zulke zware voorbereidingen treffen met een beperkt repertoire -geen demarrage en/of lange adem- dat ik het niet in verhouding vind staan tot de resultaten.
En of hij plezier in koersen heeft, dat is iets wat ik bij hem sowieso moeilijk te ontwaren vind.
Ik gun iemand die zo hard werkt gewoon lol in koersen en ik zie ’t niet bij Robert, ten Dam en Bauke.
Ja, Mollema is af en toe vreemd opgetogen, maar die snapt volgens mij toch niet helemaal wat er gebeurt.