Dit artikel is eerder verschenen in het schitterende wielermagazine Soigneur, nummer 4. Het is geschreven door Bas Steman, bekend van wielerroman “De Aankomst“. Foto’s zijn verzorgd door Casper Rila. Voor het verhaal is onder meer gebruik gemaakt van het archief van Sauna Diana.
“Een sextent?”
“Ja, joh, een bordeel, ‘t heeft niets met een sauna van doen”, zei de man naast me, leunend over het dranghek. Nadat ik me met veel gehannes na de juniorenkoers achterin de auto had omgekleed – half staand, gekromd wurmde ik me uit het Lycra, haalde een klamme washand langs mijn edele delen en trok een schoon T-shirt aan – was ik, met mijn racefiets losjes tussen mijn benen, bij hem gaan staan om de amateurs te zien rijden.
Lurkend aan mijn bidon volgde ik de renner die zojuist schreeuwend over de meet was gekomen. De ‘Beer uit Emst’, zo werd hij genoemd. Een kont waar een Belgisch rund bij zou verbleken, benen die je met recht ‘poten’ zou kunnen noemen. Om zijn dijen spande in een quasi-schrijfletter het woord Diana.
“Zo hé”, mompelde ik, al kon ik me er weinig bij voorstellen. Mijn seksuele ervaringen beperkten zich tot puberaal gefrunnik op zolderkamertjes, waar meisjes soms vreemden bleken van hun eigen lijf en ik mijn haspelende onervarenheid achter een façade van geruststellende fluisteringen probeerde te verbergen. “Ik geloof dat als ze een koers winnen dat ze gratis een avond lang mogen wippen”, klonk het naast me. “En hoe! Die meiden daar weten van wanten, hoor. Die doen dingen met je waar je alleen maar van kunt dromen.”
De dubbeldekker had ik wel vaker gezien bij de koersen, en ook eens op televisie, waar ze op de l’Alpe d’Huez flaneerde in het Tourcircus. De renners die omhoog zwoegden, wierpen een blik op de blauwe bus met het bloot en reden even glimlachend verder. Zij zouden zich na een etappe nog altijd bezweet achterin in een ploegleiderswagen proppen en soms een half uur moeten wachten totdat de laatste renner van de ploeg binnenkwam. Groot contrast met de jeugdrenners van Diana, die al jaren beschikten over een eigen clubhuis op wielen, compleet met ligbad en keuken. Alleen de PDM-ploeg had het begrepen. Toch duurde het sinds de introductie van de Dianabus zeker nog vijf jaar voordat de moderne, luxe touringcar van Jan Gisbers het profwereldje binnenreed.
Tussen alle grappen en grollen door, reden de topamateurs van Sauna Diana een mooi internationaal programma, wonnen ze regelmatig hun klassiekers en leverde de ploeg zowat jaarlijks een profrenner af: Jos van Aert, Kees Hopmans, maar de bekendste Diana-telg is toch Eddy Bouwmans. Na zijn zeges in de jongerenklassementen van de Trump Tour en de DDR-Rundfahrt in 1989, werd Bouwmans prof en kon hij met het grote Panasonic naar de Tour de France. Ook daar won Eddy het jongerenklassement. Vader Frans is er nog altijd trots op, op zijn ‘kutploegske’. Vanachter de door gordijnen gesloten raampjes van de bus klonk gelach. Zouden er ook meisjes zijn? Mijn fantasie demarreerde. Fietsen voor een sexclub, dat leek me ook wel wat. Volgend jaar zou ik amateur worden. Misschien dat als ik de komende winter heel hard zou trainen, in de voorjaarsklassiekers eens niet op het asfalt zou belanden, maar mee zou zitten, kort kon eindigen, misschien dat ik dan – al zou ik zelf een paar keer moeten bellen of een brief moeten schrijven – er wel een voet tussen de deur kon krijgen. Ach, het zou er nooit van komen. Sterker nog, de racefiets verhuisde al snel naar zolder.
Twintig jaar na de overwinning van de Beer uit Emst kon ik het shirt van Sauna Diana nog zo uittekenen. Mondriaanachtige vakken, maar dan zonder geel. Rood, twee schakeringen blauw. Een zwarte broek met witte flanken, een naam die mijn verbeeldingskracht inspoot met onverdunde afrodisiaca. Diana! Diana! Om ooit nog te rijden in een Diana-shirt, dat zou wat zijn. Maar bellen? Een sexclub bellen om te vragen naar een kledingstuk?
“Probeer Twitter eens,” raadde een collega me aan: “Je bent de enige sukkel die ik ken die dat nog niet heeft.”
“Twitter?”
“Ja.”
Binnen een paar tellen was de ‘app’ geïnstalleerd.
“Vooruit.”
“Wat?”
“Nu tweeten.”
“Twieten?”
“Ja.”
https://twitter.com/Bassteman/status/138251329721208833
De spiegel vertoonde een wat sneu beeld. Man van middelbare leeftijd geperst in het korset van een veel te slank gesneden koerstrui van een bordeel, een strakke fietsbroek, op witte sokken met een bidonnetje in zijn hand waarin de geur van de jaren tachtig een kwart eeuw had liggen rijpen. Ik besefte, het moest er maar eens van komen. Diana, ze wachtte op me in Zundert.
De sexclub is verlaten. Voor me ligt een prijslijst. Tweehonderd euro voor een uur, blijven slapen kan ook. De meisjes komen zo, had Ruud gezegd, ik kan je de club wel even laten zien. “Tenminste, zolang er nog geen gasten zijn, hè”, knipoogt hij. Ook hier de omerta.
Ruud rommelt wat in een kastje, spreidt een stapeltje bierviltjes als kleine bordeauxrode dakpannetjes uit over de bar, staart voor zich uit over de rode warm beklede stoelen en bankjes… hij zit in een kleine afzink naar zijn verleden: “We fietsten allemaal, ja. Jan, Marc en ik. Jan was zelfs juniorenkampioen van Nederland geworden. Vóór Breukink, hè. Toen we jeugdrenners waren gingen we elk weekend met een klein Volkswagenbusje naar de koersen toe. Moest je je met een kannetje water wassen of je belde bij wildvreemden aan om te kunnen douchen. Zo ging dat ja. Mijn vader en moeder hebben op een bepaald moment een paar dubbeldekkers gekocht, eentje heeft jarenlang in het weiland gestaan langs de snelweg naar Antwerpen. Geel met in blauwe letters Sauna Diana, afslag Meer. Iedereen die langsreed moet die bus hebben gezien. Geweldige reclame was dat. Maar die blauwe bus ja, dat is de Moeder aller bussen, daarmee is het begonnen. We waren echt de eerste met een bus in het peloton, daarmee is een trend gezet. Vijftien, zestien jaar waren we toen.”
“Dus op een leeftijd dat veel jongens nog nooit een blote vrouw hebben gezien, reden jullie rond met de naam van een bordeel op het shirt?” “Ja, nu je het zegt, grappig wel. We wisten ook wel dat mijn ouders geen kantklosfabriek hadden, voor ons was het heel normaal.”
Corrie en Frans Siemons hadden eerst een club in België, café De Jachthoorn in Wuustwezel. Toen de burgemeester erachter kwam dat er behalve bier ook nog zekere diensten werden aangeboden ging de zaak op slot. Later werden de grensbordelen allemaal gesloten en weken Corrie en Frans uit naar Zundert. In 1978 begonnen ze met Sauna Diana. “Waar mijn vader ooit nog varkens fokte, ligt nu het Parc Diana”, zegt Ruud.
Twee verleidelijke dames nemen plaats aan de bar twee krukken verderop. Ze kijken me aan, glimlachen. Ik voel hoe mijn gezicht zich met hen spiegelt en er zich op mijn mond een nerveus lachje vormt. Ineens weet ik mezelf helemaal geen houding meer te geven. Opvallend lang roer ik in mijn kopje terwijl ik suiker noch melk gebruik. De biologie is weerbarstig: breng een mooie dame binnen de aura van een gezonde kerel en zijn verstand zakt subiet een meter (het inschatten van het aantal centimeters wordt meteen ook een stuk ingewikkelder).
“Zullen we dan maar?”, vraagt Ruud. “Eh?” De blondine zet haar glas neer en kijkt me aan. Waar gaat dit heen? Ruud mompelt iets tegen de dames, neemt zijn gsm en voert een kort gesprekje dat ik niet kan volgen. Mijn god, gaat mijn eerste Saunabezoekje nu al uit de klauwen lopen?
Even later komt Jan binnen. Het kost me weinig moeite om in hem de oud-TVM-renner te herkennen. De knecht die in de Tour zijn ballen uitkneep voor de Phil Andersons en Rooksen van deze wereld. De ex-prof is na zijn laatste koers in 1992 meteen bedrijfsleider geworden van het seksbedrijf. Een kleine stap voor Jan, een grote stap voor de renner. Van alle dagen van huis, ineens alle dagen thuis. “De zaak ligt op honderd meter van mijn bedje”, vertelt Jan terwijl hij me voorgaat. Hij leidt me een gangetje door. We passeren sfeervol ingerichte, diffuus verlichte kamers. Op de deuren glimmen in goudkleur de namen van klassieke schoonheden: Diana, Helena, Venus. “Waar is nu die sauna?” “Haha, die hebben we wel, hoor.” Weggestopt in een hoek bij het zwembad treffen we het kleinste kamertje van de club. “Zie je wel!”
Mijn blik duikt in het zwembad. Het water waarin mannen met meisjes naaktzwemmen, stond ooit op zondagen ter beschikking aan de renners en hun families. Althans, Frans en Corrie nodigden hen graag uit voor een gezellig familiedagje. Er werd niet vaak op ingegaan. De meeste renners geneerden zich toch om hier met hun gezinnetjes te komen poedelen. Hun vrouwen zouden wel denken. In het peloton zongen verhalen rond over dat na de sluitingskoers Putte-Kapellen sommige renners zich laafden aan de Dianaatjes.
“Hier is de Afrikaanse hut”, duidt Jan, wijzend op een half geopende rieten hut midden in Parc Diana. Er staat een bed onder een klamboe. “Ook dit is toevallig ontstaan, net als de bus eigenlijk. Mijn vader wilde een mooie speeltuin maken voor de kleinkinderen, dat ze lekker hier konden spelen. Na hun vakantie naar Afrika wilde mijn vader ook zo’n hut hier. Ik geloof dat de kinderen er twee, drie keer hebben gespeeld. Toen stond ie er maar. Marc en ik hebben later besloten deze hut maar bij onze zaak te betrekken.”
“Als je hier ligt te vozen, kunnen ze vanuit die boomhut zo mee koekeloeren?”, merk ik op. Jan knikt: “Sommige mensen willen dat juist, maar je kunt het bed ook uit het zicht draaien.” In zijn lach twinkelt moeder Corrie. De charmante Brabantse madam die op eigen manier voor haar ‘meskes’ en haar renners zorgde. Het innerlijk archief opent met beelden uit de jaren negentig. De Saunabus in de Tour, de Giro, klassiekers. De oude blauwe dubbeldekker mocht met pensioen, een nieuwe ultramoderne dubbeldekker volgde haar op. Natuurlijk werd ook deze voorzien van afbeeldingen van schaars geklede dames en megaletters SAUNA DIANA. Bekende profploegen uit die jaren beschikten zelf nog niet over bussen en huurden die van Sauna Diana maar wat graag in. Je moest twee keer kijken om te ontdekken dat het de ploegbus was van TVM of GB-MG, anders zou je denken dat de Sauna met een eigen team in de Tour reed. Alleen die keer dat ze met Tulip naar de Tour gingen werden de dames tijdelijk afgeplakt. De ongebreidelde liefde voor de wielersport bleek uiteindelijk een ultieme reclamestunt. Publiek langs de parcoursen veranderde in hitsige hordes die de polonaise dansten. Beroemdheden en journalisten bezochten maar al te graag de Sauna-bus. Geen sportprogramma dat hen oversloeg, geen krant die niet over de Siemonsjes schreef.
Voor Corrie en Frans ging een droom in vervulling. Ze zaten eerste rij bij de grote koersen, reden mee in de karavaan en lieten de toprenners hun pannenkoekjes smaken. Cipollini, Museeuw, Vanzella, Anderson, Rooks en Theunisse, zonder de pannenkoeken van Corrie was de Tour voor hen zeker te lang. De bus was een luxe toen, een rustige plek waar de gelukkigen zich al konden laten masseren terwijl de concurrentie nog uren opgevouwen in de auto zat op weg naar een Frans hotelletje. Reizen met de bus en met de renners was voor Corrie en Frans de mooiste tijd uit hun leven. Ze is niet meer, Corrie, enkele jaren geleden werd ze geveld door een hersenbloeding.
De bus is gestript, het interieur is eruit getrokken, de banken, de bedden, het bad, de keuken. Weg. Wat rest zijn glasscherven op de vloer, lijmsporen aan de wanden. Ruud staart dromerig voor zich uit, zijn vingers strijken over de blauwe lak: “Onze moeder had nog één droom. Ze wilde deze blauwe bus weer in oude staat restaureren. Het badje er weer in, een nieuw keukentje. En weer de wijde wereld in, maar dan met haar kleinkinderen. Koersjes bezoeken of gewoon ergens kamperen.” “Waar de bus was, was mijn moeder”, vult Jan aan. “Doet ze het nog?”, vraag ik. “De bus?” Jan en Ruud kijken elkaar aan. Wanneer heeft ze voor het laatst gereden?
De bocht om, het Fransbaantje op, terug naar de Sauna. Vader Frans voedert zojuist zijn beesten, de zebra’s, de ezeltjes. Hij kijkt op, bevriest, slikt. Roerloos ziet hij de oude bus de straat indraaien. Jan trekt aan de hoorn. Tooooeeeeettt!! Frans houdt zijn adem in met ogen die overlopen. Dit had ze moeten zien, denkt hij, dit had ze moeten zien.
Dit artikel is eerder verschenen in het schitterende wielermagazine Soigneur, nummer 4. Het is geschreven door Bas Steman, bekend van wielerroman “De Aankomst“. Foto’s zijn verzorgd door Casper Rila. Voor het verhaal is onder meer gebruik gemaakt van het archief van Sauna Diana.
- Op zoek naar Diana - 31/07/2013
Geef een reactie