Met gemengde gevoelens stuurt Thijs Roks zijn fiets door hartje Amsterdam. Behendig wipt de Brabander over de tramrails die het Damrak met het Rokin verbinden. Roks vindt het maar gevaarlijke hindernissen. De trambaan is niet alleen verraderlijk glad, de gleuf in het midden is precies breed genoeg om met het voorwiel van een racefiets in vast te raken. Met een valpartij als onvermijdelijk gevolg. Alsof Roks al niet vaak genoeg gevallen is in de achterliggende weken. Thuis in Sprundel, een dorp tussen Roosendaal en Etten-Leur, liggen dergelijke obstakels niet. Nee, de stad is niets voor Thijs Roks, concludeert de renner terwijl hij zijn bestemming nadert. Het is dat de koers van de 21-jarige Brabander verlangd heeft af te reizen naar de hoofdstad, anders had hij op deze Tweede Pinksterdag in 1952 nu niet door het centrum van Amsterdam gereden. Over een half uur zal op de Dam het startschot worden gelost voor de vijfde editie van de Ronde van Nederland.

Als Thijs Roks denkt aan de plaats waar hij en zijn 41 collega’s over enkele uren zullen finishen breekt een lach door op zijn gezicht. De finishlijn van de eerste etappe is uitgerekend getrokken in Etten, op niet meer dan een paar kilometer van ‘zijn’ Sprundel. Een thuiswedstrijd dus voor de renner die in het peloton de bijnaam ‘de Beer van Sprundel’ draagt. Met trots. Opnieuw dwalen de gedachten van Roks af. Nu niet naar de etappe die op het punt van beginnen staat of naar de finish enkele uren later. Het brein van Thijs Roks reist af naar wat er zich ruim duizend kilometer zuidelijker afspeelt. Terwijl Amsterdam zich klaar maakt voor de start van de Ronde van Nederland, wordt op diezelfde tweede juni in 1952 namelijk de vijftiende etappe van de Giro d’Italia verreden. Een nagenoeg vlakke rit van Como naar Genua. Dat is de reden dat gemengde gevoelens zich meester hebben gemaakt van het lichaam van Thijs Roks, terwijl hij door Amsterdam fietst. Als een valpartij hem bespaard was gebleven had hij nu niet in Amsterdam aan het vertrek gestaan, maar waarschijnlijk nog altijd deel uitgemaakt van het peloton dat diezelfde dag koers zet richting de Ligurische Zee.

De 35ste editie van de Giro d’Italia is op 17 mei 1952 in Milaan van start gegaan. Tussen klinkende namen als Fausto Coppi, Gino Bartali, Ferdi Kübler, Hugo Koblet, Fiorenzo Magni, Rik van Steenbergen, Stan Ockers en Raphaël Geminiani staat één Nederlander aan het vertrek. Als eerste landgenoot ooit. Inderdaad, het is dezelfde renner die nu, zestien dagen later en zes dagen vóór de slotetappe het Giro-peloton terug zal brengen naar Milaan, op het punt staat aan de Ronde van Nederland te beginnen: de Beer van Sprundel, Thijs Roks.

Terwijl Roks zich afvraagt of Fausto Coppi aan het einde van de dag nog steeds het roze in zijn bezit zal hebben, maakt de Amsterdamse wethouder Van Wijck zich op voor het lossen van het startschot. De Ronde van Nederland begint echter niet voordat Wim van Est is gehuldigd. De renner uit Sint Willebrord, een dorp dat haast letterlijk op een steenworp afstand ligt van Sprundel, heeft een week eerder voor de tweede keer in zijn carrière Bordeaux-Parijs gewonnen. Net als twee jaar terug stond er op 25 mei 1952 geen maat op Van Est in de monsterklassieker van bijna zeshonderd kilometer. Opnieuw bekruipen Thijs Roks gemengde gevoelens. Natuurlijk is hij trots op zijn provincie- en ploeggenoot, maar ook een tikje jaloers op het succes van zijn kopman en de daar bij horende waardering van de fans.

Net als Roks rijdt Van Est voor de Garin-Wolber-ploeg. Tenminste, normaal gesproken dan. In de Ronde van Nederland wordt namelijk niet gereden met merkenteams, maar met landenploegen. Het maakt dat Roks en Van Est even geen ploeggenoten zijn. Laatstgenoemde zit in de sterkste van drie Nederlandse teams, met Henk Faanhof, Hans Dekkers, Hein van Breenen, Gerrit Voorting en Wout Wagtmans. Roks mag gedurende een week Adri Suijkerbuijk, Toon van Elderen, Harry Schoenmakers, Gerry Loos en Harm Smits zijn ploeggenoten noemen. Naast de drie Nederlandse teams staan twee Belgische landenploegen aan het vertrek in Amsterdam, één Duitse en een gemengde ploeg van Luxemburgers en Zwitsers. Geen Italianen en Fransen dus in de eerste lustrumeditie van de Ronde van Nederland. Het is de prijs die wordt betaald voor het samenvallen van de ronde met de Giro.

De tol zou zomaar nog iets hoger kunnen zijn geweest, als de sportcommissie van de KNWU zich niet had bemoeid met de startlijst van de Ronde van Nederland. En daarmee in feite ook met die van de Giro. Het scheelt weinig of niet Thijs Roks, maar Wout Wagtmans en Gerrit Voorting zijn in 1952 de eerste Nederlanders die de Giro d’Italia rijden. Hun beider namen duiken een paar weken voor aanvang van de Ronde van Italië op een voorlopige startlijst op. Het brengt de twee onverwacht behoorlijk in de problemen. Het rijden met landenploegen in de Ronde van Nederland maakt dat de organisatie renners individueel kan contracteren om te starten. Al vroeg in het voorjaar worden afspraken gemaakt en handtekeningen gezet, zodat de ronde verzekerd is van een sterk deelnemersveld. De wedstrijdleiding kijkt dan ook vreemd op als bekend wordt dat maar liefst zeven van de 42 deelnemers aan de Ronde van Nederland ook op de startlijst van de Giro staan. Beide rondes worden immers gelijktijdig verreden; de Giro van 17 mei tot en met 8 juni, de Ronde van Nederland start op 2 juni en eindigt ook op de achtste. Wagtmans en Voorting staan dus op beide deelnemerslijsten, net als de Duitsers Hubert Schwarzenberg, Fritz Siefert, Matthias Pfannenmüller en Valentin Petry en de Luxemburger Jean ‘Bim’ Diederich. De sportcommissie van de KNWU maakt de zeven het kiezen niet moeilijk. Strafmaatregelen zullen volgen als de renners hun contract met de Ronde van Nederland niet nakomen en in Italië aan het vertrek verschijnen, laat de bond ondubbelzinnig weten. Het zet een streep door de ambities van Wagtmans en Voorting om de strijd aan te binden met Coppi, Bartali en andere wereldtoppers. Finishplaatsen als Rome, Napels en Milaan worden Etten, Veendam en Amsterdam. Er zit weinig anders op voor het zevental. Het voorval biedt echter kansen voor andere renners. Zo zet het wegvallen van Wout Wagtmans de deur naar Italië open voor één van zijn ploeggenoten bij Garin-Wolber.

Twintig jaar jong is Thijs Roks nog maar als hij in 1951 een profcontract tekent. Noodgedwongen, min of meer. Na het winnen van de eerste etappe in de Ronde van Brabant een klein jaar eerder heeft Roks als amateur prijzengeld aangenomen. Het is in die tijd een doodzonde. In eerste instantie is er niets aan de hand, maar een paar maanden later ploft er een envelop op de deurmat van huize Roks. ‘Overtreding van de amateurbepalingen’, leest de onwetende renner in de brief van de Nederlandse Wieler Unie. De bond laat Thijs Roks geen andere keuze dan per direct beroepsrenner te worden. Hetzelfde geldt voor de andere winnaars in diezelfde Ronde van Brabant. De organisatie van de etappekoers komt er vanaf met een boete van 250 gulden. Ploegleider Guillaume ‘Lomme’ Driessens pikt Roks op en gunt de Brabander een kans als prof bij zijn Garin-Wolber-ploeg. De grotendeels Belgische ploeg, in 1951 nog uitkomend op een Franse licentie, rijdt niet alleen op het merk fietsen dat Maurice Garin na zijn actieve carrière heeft gelanceerd, de man die zich in 1903 de winnaar mocht noemen van de allereerste Tour de France is ook als manager bij de ploeg betrokken. Roks’ ploeggenoten zijn voornamelijk Belgen, een handvol Luxemburgers en een paar Nederlanders. Zo verdedigt Wim van Est de witte kleuren van Garin-Wolber, net als Wout Wagtmans, Gerrit Schulte en zelfs Theo Middelkamp. De eerste Nederlandse winnaar van een Touretappe sluit er in 1951, vijftien jaar na die bijzondere prestatie, zijn profcarrière af.

Een jaar later rijdt diezelfde Garin-Wolber-ploeg op een Belgische licentie en heeft onder meer de Giro op haar programma staan. Zonder Wout Wagtmans dus, door toedoen van de NWU die zich dan inmiddels ‘koninklijk’ mag noemen. Ook Wim van Est is niet van de partij in Italië. Hij kiest in aanloop naar de Tour de France van 1952 voor een programma met onder meer Bordeaux-Parijs en de Ronde van Nederland. Ploegleider Lomme Driessens stelt Raymond Impanis daarom als kopman op in Italië. De Belg, die luistert naar de bijnaam ‘het bakkertje van Berg’, heeft al een fraaie erelijst bij elkaar gefietst. Hoogtepunten op zijn palmares zijn op dat moment drie Touretappes en Gent-Wevelgem. Impanis dankt zijn illustere bijnaam aan de mythe dat hij als baby te vondeling zou zijn gelegd door zijn moeder. De pastoor van het dorp Berg in Vlaams-Brabant zou de kleine Raymond hebben gevonden en vervolgens bij de plaatselijke bakkerij hebben afgeleverd met de opdracht voor de baby te zorgen. Alvorens terug te keren naar de kerk, zou de pastoor volgens de overlevering nog snel de achternaam Impanis hebben verzonnen, krom Latijn voor ‘in een brood’. Het verhaal over de eerste levensjaren van Raymond Impanis zou jarenlang rondgaan in de wielerwereld, maar zou later wel degelijk niet meer dan een sterk verhaal voor bij een nog sterkere borrel blijken. In werkelijkheid is de kopman van de Garin-Wolber-ploeg in de Giro van 1952 gewoon geboren in een bakkersfamilie in Berg. Ook verhalen dat vader Impanis als baby te vondeling zou zijn gelegd hebben inmiddels een plaatsje in het rijk der fabelen bemachtigd. In de Giro van 1952 zal Raymond Impanis weinig indruk maken. Na drie weken fietsen vindt de Belg zichzelf terug op de 25ste plaats in het eindklassement, twaalf plekken achter land- en ploeggenoot Alex Close. Naast de bakkerszoon en Close neemt adjunct-ploegleider Fons Versnick de Belgen Désiré Keteleer, Jozef Schils en Edward van Ende mee naar Italië, net als de Luxemburger Jean Kirchen. De laatste plek in de ploeg van zeven gaat naar een renner uit een land dat nog niet eerder een Giro-deelnemer heeft geleverd: Nederland. Het is Thijs Roks. Even lijkt een knieblessure door een val in de Ronde van Ossendrecht, een week voor de Giro, de eerste Nederlandse deelname in gevaar te brengen, maar Roks is op tijd hersteld.

De ‘Beer van Sprundel’ maakt op de eerste dag van zijn Giro-debuut meteen indruk. Als topfavoriet voor de eindzege Fausto Coppi in de etappe tussen Milaan en Bologna de slag mist en diens Bianchi-ploeg het gat met een aantal directe concurrenten niet snel genoeg dicht krijgt, zet Thijs Roks zich op kop van de ‘groep Coppi’. De Brabander en de Italiaan zijn geen onbekenden van elkaar. Een klein half jaar eerder, in de winter van 1951, heeft Fausto Coppi een bezoek aan Sint Willebrord gebracht. ‘Il Campionissimo’ deelt naast hard fietsen namelijk nog een passie met Wim van Est: jagen. Hazen, konijnen, fazanten en andere stukken fauna zijn op die decemberdag in 1951 niet veilig in de bossen rond Schijndel. Net als in het peloton hebben Coppi en Van Est voor Thijs Roks een knechtenrol bedacht tijdens de jachtpartij. In het lommerrijke Brabant is hij voor de verandering eens niet in de weer met het achtervolgen van koplopers of het halen van drinkbussen, tijdens de jachtpartij fungeert hij als drijver. In de basis is het werk hetzelfde als in de koers. Ook in het Brabantse bos is het Roks’ voorbereidende werk dat de kopmannen in staat moet stellen genadeloos af te ronden.

Op de wegen tussen Milaan en Bologna laat Roks ruim een half jaar later opnieuw zien dat hij zich zonder moeite weet weg te cijferen voor een kopman. Met een ferme krachtsinspanning rijdt de Brabander Coppi en diens kompanen terug naar de voorhoede. De Italiaan laat direct zijn waardering blijken voor de Nederlandse inspanning en geeft Roks een bemoedigende klop op de schouder. Een gebaar dat de Beer van Sprundel tot aan zijn overlijden in 2007 altijd zal bijblijven. Aan het einde van de etappe heeft Thijs Roks zelfs nog voldoende krachten over om in Bologna in zijn allereerste Giro-etappe als elfde te finishen. Dat het sterke debuut van Roks slechts één schamel regeltje krijgt in de Nederlandse kranten is niet alleen te danken aan de geringe populariteit van de Italiaanse ronde in ons land, maar ook aan Ferdi Kübler en Fiorenzo Magni. De twee kemphanen zitten elkaar zodanig in de weg in de sprint om de ritzege dat het niet alleen leidt tot een kort handgemeen na de finish, de Italiaan Giorgio Albani gaat als lachende derde met de etappewinst en de eerste roze trui aan de haal. Het incident maakt het sterke rijden van debutant Roks niet veel meer dan een bijzaak.

Nog geen 24 uur later komt het eerste Nederlandse Giro-optreden abrupt tot een einde. Een ongelukkige val dwingt Thijs Roks in de tweede etappe tot het aanvaarden van de thuisreis. ‘Ritirati’, staat er achter zijn naam in de uitslag van de door Angelo Conterno gewonnen rit naar Montecatini Terme. Garin-Wolber-ploeggenoot Jozef Schils en Thijs Roks zijn de eerste uitvallers in de Giro d’Italia van 1952. Onderweg terug naar Brabant heeft de Beer van Sprundel stof tot nadenken. Vrijwel meteen na het finishen van de eerste etappe in Bologna heeft Fausto Coppi zijn waardering voor het beulswerk van de Nederlander namelijk nog eens extra onderstreept en Roks een lucratief voorstel gedaan. Wat zou hij er van denken om het volgende seizoen in het witblauwe tenue van Coppi’s Bianchi-ploeg te rijden? Een maandsalaris van 800 gulden (een fraai bedrag in die tijd!), een auto en een huis mag Thijs Roks verwachten in ruil voor zijn diensten. Maar dan wel een woning in Italië…

Als Garin-Wolber-ploeggenoot Désiré Keteleer twee dagen later de vierde etappe in de Giro wint door Alfredo Pasotti in een sprint-à-deux te verslaan, heeft Thijs Roks thuis in Sprundel de training al hervat. De gevolgen van zijn val zijn gelukkig nauwelijks merkbaar en een plaats in de Nederlandse ploeg voor de Tour de France lonkt. Om wat extra kilometers in de benen te krijgen, eist Roks in extremis een plaats voor zich op in één van de Nederlandse landenploegen voor de nationale ronde, die op Tweede Pinksterdag vanuit Amsterdam zal vertrekken. Terwijl Fausto Coppi concurrenten Magni, Kübler, Zampini en Bartali uiteindelijk op een slordige tien minuten achterstand rijdt en op 8 juni voor de vierde keer de Giro d’Italia op zijn naam schrijft, wordt Thijs Roks diezelfde dag zestiende in het eindklassement van de Ronde van Nederland. Iets meer dan een maand later finisht hij de Tour de France als 53ste.

Het volgende jaar is de eerste Nederlander in de Giro terug in Italië. Niet in hetzelfde tenue als Fausto Coppi. Ondanks dat Roks en zijn ouders het maandsalaris van 800 gulden maar wat goed zouden kunnen gebruiken, wordt het aanbod van Il Campionissimo nooit serieus overwogen. Vader en moeder Roks vinden het maar niets dat hun 21-jarige zoon naar Italië zou moeten verkassen. Tot hun grote opluchting, en vermoedelijk ook van de in de Piëmontse bossen aanwezige dierenpopulatie, wijst Roks het voorstel van Coppi gedecideerd af. Dus niet voor Bianchi, maar in het shirt van de Locomotief-ploeg van Kees Pellenaars rijdt Thijs Roks een jaar na zijn kortstondige debuut opnieuw de Giro d’Italia. Deze keer is hij niet de enige Nederlander. Locomotief bestaat volledig uit landgenoten. Behalve Thijs Roks tekenen ook Wout Wagtmans, Wim van Est, Hein van Breenen, Hans Dekkers, Adri Suijkerbuijk en Gerrit Peters op 12 mei 1953 de startlijst van de Giro in Milaan. De Ronde van Nederland wordt dat jaar niet verreden, dus er hoeft niet te worden gekozen waar te starten en er hangt niemand een boete of dreigement van de KNWU boven het hoofd. Meteen in de openingsrit tussen Milaan en Abano Terme slaat Wim van Est toe. Juichend komt hij solo als winnaar over de streep en verovert zo als eerste Nederlander de roze trui. Het maakt bij Thijs Roks opnieuw gemengde gevoelens los. Trots en een lichte vorm van jaloezie lopen wederom hand-in-hand door het lichaam van de Brabander. Drie weken later finisht Roks zijn tweede Giro als 51ste. Ook in de twee jaren die volgen gaat de Brabander van start in Italië. In 1954 zorgt een val na een klapband in de tiende etappe dat Roks de strijd opnieuw voortijdig moet staken en terug kan naar Brabant. Een jaar later bereikt hij Milaan weer wel, nu als 81ste.

En de verstandhouding met Fausto Coppi? Die blijft ondanks het resoluut afwijzen van diens aanbod altijd goed. Als Thijs Roks in de Giro van 1954 met pech en zonder drinken langs de kant van de weg komt te staan, biedt Coppi onmiddellijk zijn bidon aan. “Ik laat mijn knechten wel een nieuwe halen”, knipoogt Il Campionissimo naar de Beer van Sprundel.

 

Bronnen:
Fred van Slogteren – Als Je De Tour Niet Hebt Gereden… Deel 1 (Uitgeverij Sylfaen, 2013)
Bart Jungmann – http://www.volkskrant.nl/sport/een-schouderkloppie-van-fausto-coppi~a330470/

Vincent de Lijser