Wielercultuur

Toen de vandaag (5 augustus) jarige Gilles Delion nog één opleefde

Twee mannen staan er enigszins ongemakkelijk bij. De blikken die ze uitwisselen verraden dat ze in een niet bepaald alledaagse situatie zijn beland. Op zachte toon maken ze over en weer enkele opmerkingen. Een ingehouden glimlach verschijnt op hun beider gezichten, vermoedelijk om het ijs wat te breken. Zo dadelijk zal het tweetal, dat qua leeftijd vader en zoon zou kunnen zijn, iets doen waar ze vele malen vertrouwder mee zijn. Ze zullen hun handtekening zetten.

De oudste doet dat bijna dagelijks onder allerlei contracten, de jongste zet zijn krabbel met een bijna zelfde frequentie op de presentielijst van menig koers. De plek waar de twee zo meteen zullen signeren is hen echter even onbekend als vreemd. Ze bevinden zich liefst vijfentwintig meter onder de grond. Om precies te zijn, in de Gemeentegrot in Valkenburg.

Tourdirecteur Jean-Marie Leblanc en etappewinnaar Gilles Delion staan er, bijna twee jaar nadat laatstgenoemde triomferend over de meet kwam in de Zuid-Limburgse plaats en zo de zevende Tourrit van 1992 won, op het punt hun handtekeningen te zetten tussen tal van anderen die ooit een hoofdrol hebben gespeeld in de Valkenburgse wielergeschiedenis.

Bijna 85 jaar eerder zette de Vlaamse wereldkampioen Marcel Kint iets in gang dat, zonder dat hij daar destijds zelf weet van had, zou uitgroeien tot een traditie. Direct na het behalen van zijn titel in de Limburgse heuvels – het WK van 1938 was het eerste dat in Valkenburg werd verreden – was Kint de Gemeentegrot binnen gegaan en had zijn handtekening op een speciaal voor die gelegenheid in het leven geroepen ondergrondse gedenkwand geplaatst.

Niet dat die originele krabbel er lang zichtbaar zou zijn. Gedurende de Tweede Wereldoorlog hadden de Duitsers de grot geconfisqueerd en nieuwe muren gebouwd, waardoor de oorspronkelijke herinnering aan het eerste WK in Zuid-Limburg weer uit het zicht was verdwenen. Na de oorlog werd het aandenken door middel van een replica in ere hersteld en kwam Kint nogmaals naar de grotten om een nieuwe krabbel te zetten. Vanaf dat moment is het een goed gebruik geworden dat renners die in Valkenburg een titel hadden gewonnen, of een andere aansprekende prestatie hadden geleverd, hun naam bijschrijven op een plaquette op de grotmuur.

Vandaar dat Leblanc en Delion op dinsdag 19 april 1994 zich vijfentwintig meter onder de asfaltweg die naar de top van de Cauberg leidt, bevinden om, evenals burgemeester Constant Nuytens, hun krabbel te zetten op de plaquette die herinnert aan de aankomst van de zevende etappe van de Tour van 1992. De ritzege zou achteraf een laatste stuiptrekking zijn in de carrière van Delion, die niet lang daarna snel op z’n einde zou lopen.

Er zijn maar weinig renners uit de jaren ‘90 over wie de algemene consensus bestaat dat ze nooit en te immer zijn gezwicht voor EPO of andere stimulerende middelen. Delion is er een van. De Fransman is net zo dol op doping als Gargamel op Smurfen. Het verklaart meteen waarom de aanvankelijk zo veelbelovend lijkende loopbaan van Delion in de kiem gesmoord wordt.

Als aanstormend talent wint hij de witte trui van het jongerenklassement in de Tour van 1990 en datzelfde najaar ook de Ronde van Lombardije. Als in de volgende jaren renners die Delion voorheen bergop makkelijk kon lossen, plotseling de stenen uit de straat rijden, begint de Fransman hevig aan zichzelf te twijfelen. Hij kan ze simpelweg niet meer bijbenen.

Wanhopig bezoekt Delion artsen, homeopaten, specialisten en zelfs gebedsgenezers, maar een concrete aanwijzing waarom hij niet meer de resultaten van weleer boekt, wordt niet gevonden. Inmiddels weten we beter en Delion zelf ook.

De laatste kortstondige opleving van de Fransman is een feit op zaterdag 11 juli 1992, de dag dat de Tour Nederland met een bezoekje vereert en, net als de Amstel Gold Race, na het op denderen van de Cauberg finisht op de Rijksweg in Vilt. Niet dat de voor de Zwitserse Helvetia-ploeg van Paul Köchli uitkomende renner de hele dag de beste is. Integendeel. Op de Limburgse klimmetjes moet Delion meermaals enkele meters prijsgeven op de besten in koers of kan maar ternauwernood het wiel houden.

Desondanks hervindt hij telkens de aansluiting en als een vier man sterke kopgroep aan de Cauberg begint, zit Delion er zelfs bij. Oud-Tourwinnaar Stephen Roche, de hele dag zichtbaar de sterkste in koers, Valerio Tebaldi en Rolf Järmann heten de metgezellen, met wie hij op de aankomst af rijdt. De laatste scherprechter van de dag brengt echter geen verschillen teweeg tussen de vier. Pas bovenop de Cauberg is het Järmann die durft te versnellen. Tebaldi is duidelijk aan het einde van zijn Latijn en Delion laat heel uitgekiend Roche de kolen uit het vuur halen.

Zodra de oud-Tourwinnaar Järmann bijhaalt en even op adem wil komen, poeft Delion uit zijn rug vandaan. Roche zet nog wel de achtervolging in, maar heeft niet meer de kracht de Fransman bij te halen. De, naar schatting, ruim 300.000 fans die naar Zuid-Limburg zijn gekomen om de Tour met eigen ogen te aanschouwen, krijgen geen Nederlander of een Ierse vedette als winnaar, maar Gilles Delion. Hij is degene die in gezelschap van Tourdirecteur Jean-Marie Leblanc in het voorjaar van 1994 – beiden zijn vanwege de Waalse Pijl, waarover de Franse ronde-organisatie eveneens de scepter zwaait en die een dag later verreden zal worden, in de buurt van Valkenburg en hebben een gaatje in hun agenda – zijn handtekening mag zetten op een nieuwe plaquette in de Gemeentegrot, aan de voet van de Cauberg.

Ondanks dat Delion er in het EPO-tijdperk, door zijn sterke afkeer van het gebruik van verboden middelen, amper meer aan te pas zal komen in het peloton, laat hij in Zuid-Limburg letterlijk voor altijd een onuitwisbare indruk achter.

Bekijk ook van Vincent de Lijser

Toen de vandaag (5 augustus) jarige Gilles Delion nog één opleefde

Wielercultuur

De tragedie achter de pieken en dalen van de vandaag (4 augustus) jarige Luc Leblanc

Wielercultuur