De kleine Benny Broomans, over wie ik eerder schreef, is in de jaren zeventig een renner in de marge. Maar wat nou als je 1.52 ‘lang’ bent en vast van plan bent een succesvol wielrenner te worden. Kan dat? Kun je met korte benen meer kracht zitten? Of ben je een betere klimmer omdat je als korte renner minder weegt? De theorieën heb ik er niet op nageslagen maar van allebei zijn voorbeelden. Fransman Jean Robic (1.59) wint in 1947 zelfs de Tour.
Van presteren én klein zijn, krijg je bijnamen, dat is zeker. Vicente Trueba (1.54), in 1933 de eerste bergkoning in de Tour, heet ook wel ‘De Vlo van Torrelavega’. En sinds Karl-Heinz Kunde (eveneens 1.54) het geel in de Tour verovert, noemen ‘we’ hem ‘De Gele Dwerg’ of ‘De Gele Vlo’. ‘Karl der Kurze’ is ook een van zijn bijnamen.
Over kleine renners wordt vaak wat lacherig gedaan. In 1987 schrijft Bennie Ceulen voor het Limburgsch Dagblad een portret over de eerste Japanse profrenner op de weg. Masatoshi Ichikawa is zijn naam, 1.59 zijn lengte. Ceulen verhaalt over Eric Vanderaerden die de Japanner voor het eerst ziet en roept: ‘Wat hebben ze nu met Flup Van den brande (een ploeggenoot van Ichikawa, red.) gedaan? Ze hebben er de helft vanaf gezaagd. Haha.’ Als het in krantenartikelen en blogs over de kleine renners gaat, zijn de verkleinwoordjes ook nog eens niet aan te slepen. Zo is Ichikawa voor Ceulen dat ‘kleine, brildragende ventje’ met dat ‘koddige gezichtje en twinkelende oogjes’. Een ‘Japanse dreumes’ ook.
Maar kleine renners, de meeste dan toch, slaan terug. Met prestaties op de fiets.
5. Samuel Dumoulin
Bij aanvang van de Tour maakt de organisatie altijd bekend wie de oudste, de jongste en de langste is en dus ook de kortste wordt genoemd. De laatste jaren is dat steevast de Fransman Samuel Dumoulin, een renner die in 2009 in Andorra had moeten winnen. Schrijft Nutblog. ‘Ach, wat had ik het leuk gevonden als Samuel Dumoulin vandaag als eerste de finish gepasseerd was. Een dwerg die wint in een dwergstaatje.’ Zelf vermijdt hij het benoemen van zijn lengte, lijkt het. Op zijn site wordt ‘mon profil’ beschreven, maar zijn 1.59 blijft bijna onbesproken. In 2008 wint Dumoulin een rit in de Tour.
4. Wim Prinsen
Zelfde lengte als Dumoulin, andere insteek. Dit gaat over Wim Prinsen (1945-1977) die in 1972 in het Limburgsch Dagblad vertelt dat hij bij de amateurs bij de start van een wedstrijd met opzet naast de ruim twee meter lange Leen Poortvliet ging staan. ‘Geen gezicht (…) maar ik deed het doorgaans om het publiek aan het lachen te krijgen. Het publiek is in feite je werkgever, komt er geen publiek meer naar je ‘werk’ kijken dan kun je wel wat anders gaan doen.’ Prinsen (de middelste op de ploegfoto) is een klimtalent maar grote profzeges blijven uit. In 1971 wordt bij achter Joop Zoetemelk tweede bij het NK.
3. Fons de Bal
De kleine Fons de Bal (1.55) wint in zijn carrière aardig wat wedstrijden en hij maakt het grote renners als Thurau, De Vlaeminck en Godefroot soms best lastig. Dat gebeurt vooral ‘als hij buiten mocht spelen’, grapt Fabiofarelli.blogspot.nl. Als De Bal jarig is, schrijft Slogblog.nl dat hij de kaarsjes mag uitblazen. ‘Als de taart tenminste niet te hoog staat want Fonske is zo’n klein manneke dat bij zijn afscheid als wielrenner het grapje de ronde deed dat zijn fiets als sleutelhanger verkocht zou worden.’
Uit hetzelfde bericht wordt duidelijk dat klein zijn ook flink wat invloed kan hebben op de fiets. ‘Het fietsje van Alfons De Bal was zo klein dat de bovenbuis en schuine onderbaas ter hoogte van de kopserie (balhoofd) samenkwamen. Fonske De Bal reed ook steeds met de versnellingsschakelaars aan de stuuruiteinden (zie de foto) omdat er op de schuine onderbuis te weinig plaats was om de versnellingshendels te plaatsen. Op die plaats was op de bovenbuis tijdens de wedstrijden reeds het fotofinish-kaderplaatje bevestigd. Er was zelfs te weinig plaats om het (te grote) GIOS-balhoofdplaatje op de kop vooraan te bevestigen.’
2. Jean Robic
Tourwinnaar Jean Robic (1.58) is een goeie cyclecrosser en klimmer, en iemand die goed kan improviseren, is het verhaal. Als klein en licht (60 kg) mannetje kan hij tijdens afdalingen weinig snelheid maken en echt makkelijk rijden is er ook niet bij. Daarom komt hij op het idee om op de top een drinkbus aan te nemen die voor driekwart gevuld is met lood. Het zorgt voor een betere wegligging en meer snelheid.
1. Vicente Belda
Slechts 1 meter en 52 centimeter meet de Kelme-Spanjaard Vicente Belda, hoewel bij zijn afscheid als renner in 1989 wordt gesproken over 1.53. Dat gebeurt in een krantenberichtje uit Het Vrije Volk waarin wordt gesteld dat de ‘Spaanse vlo’ ‘een uitstekende klimmer is die nochtans weinig aansprekende resultaten boekte omdat zijn lijfje te weinig weerbaarheid had in de vlakke etappes en tijdritten’. Zij erelijst telt overigens wel ritzeges in Vuelta en Giro en de eindklassementen van bijvoorbeeld de Rondes van Catalonië en Galicië.
In 1988 meldt Het Vrije Volk, in een rennersportret, nog twee andere kwaliteiten van Belda: de Spanjaard verwekte twee tweelingen en het kleine ‘manneke’ is niet op z’n mondje gevallen. Over dat laatste: in 1988 roept hij dat er in de concurrerende BH-ploeg wordt ‘gepakt’. Het leidt tot een relletje en Belda maakt uiteindelijk zijn excuses. Omdat hij het ‘pakken’ niet kan bewijzen…
- UCI-man springt en juicht voor Jopie - 25/09/2020
- Raad het plaatje - 25/09/2020
- De spreekwoordelijke rode lantaarn - 18/09/2020
En niet te vergeten Wladimiro Panizza: 1,57m. Recordhouder deelnames aan de Giro: 18x.
@Peter. Klopt, hij kwam in aanmerking voor de Top 5 maar ik kon geen anekdotes vinden over zijn klein-zijn :-)
Grote kleine mannen: op de Nederlandse wiki staat de lengte van Jacques Marinelli aangegeven als 1,62 meter: veel te lang voor dit klassement.
Me stond echter bij dat hij kleiner dan 1,60 is en diverse Franse online bronnen bevestigen dit: 1,58 meter (http://www.lejdd.fr/Sport/Cyclisme/Actualite/Jacques-Marinelli-le-Tour-d-une-vie-616399)
Jacques werd in ’49 derde in de Tour, achter de twee Italiaanse legendes Coppi en Bartali.
In dat jaar droeg hij zelfs zes dagen de gele trui, toen als jongste gele Fransman ooit. Inmiddels moet hij ook hier slechts twee absolute kanjers voor zich dulden: Anquetil en Fignon waren nog jonger, toen zij hun eerste leiderstrui mochten aantrekken.
In tegenstelling tot menig ander kortlijvig coureur blijkt Jacques een lang verblijf in dit ondermaanse beschoren: twee weken geleden vierde hij zijn 90e verjaardag.
@PeterLievense Dank voor de informatie. Hoewel ik met mijn lijstje niet de pretentie had volledig te zijn, ontbrak Marinelli ook op mijn groslijst. Op dewielersite.net wordt Marinelli de “vriendelijke en hard werkende kabouter” genoemd…
Zeg Jos, lange renners, zomaar uit het losse polsje – Axel Merckx 1,91. Jens Voigt 1,92, Eros Poli & Magnus Bäckstedt 1,93, Michel Zanoli 1,96, Johan Vansummeren 1,97…
Moet toch bijzonder vervelend zijn om bij een meerdaagse wedstrijd met je afgematte lijf helemaal opgevouwen op een standaard hotelmatrasje te moeten slapen.
Maar ik vraag me af: zijn er bij jouw weten profs van boven de twee meter geweest?
Hallo Peter, ik kwam bij toeval weer eens bij dit artikel terecht. Ik kan me zo even niet iemand voor de geest halen, maar ze zullen er zeker zijn. Ik zal eens een oproepje plaatsen op Twitter en/of Facebook.