Hoera, de dagen lengen weer. Het voorjaar komt eraan! De klassiekers lonken. En daarin gaan we klimmen. Nou ja, klimmen, het gaat af en toe kort maar heftig omhoog.
Sommige klassieke hellingen zijn mooier dan andere. En als ik mooi zeg, bedoel ik dat in landschappelijk-cyclopsychologisch opzicht. Het gaat dan om hellingen die dusdanig gelegen zijn, dat ze de renner – en in mijn geval betreft dat een argeloze fietser – een enorme angst inboezemen. Je fietst beneden, kijkt naar boven en daar gaat het in een lange streep omhoog. Geen bocht, geen rust. “Moet ik hier tegenop fietsen?” is de onvermijdelijke, angstige gedachte.
De televisie kan de angstaanjagendheid van de helling niet vatten. De camera nivelleert. Je moet het zelf aan den lijve ondervinden. De moed in de schoenen.
Even voor alle duidelijkheid: er zijn in de koers in kwestie mogelijk zwaarder en beslissender beklimmingen. Maar daar gaat het hier niet om. Toch kan ik me voorstellen dat de onderstaande vijf ook in het wielerpeloton worden gevreesd.
De vijf mooiste gemene beklimmingen uit de voorjaarsklassiekers:
5 Oude Kwaremont (Ronde van Vlaanderen, 1 april)
De Oude Kwaremont hoort eigenlijk niet in dit rijtje thuis. Het is geen rechte streep naar boven en ook zie je aan de voet van de klim niet waar hij eindigt. Maar als je hem eenmaal hebt gefietst, dan zit die muurvast in je geheugen. En dan wil je er nooit meer overheen. De angst voor het bekende.
De Oude Kwaremont is een hele nare klim. Niet al te steil, maar wel lang. In 2 kilometer wordt bijna 100 meter hoogteverschil overbrugd. Wat de klim evenwel zo erg maakt is dat de kasseien er schots en scheef liggen. Elke route die je kiest lijkt de verkeerde. Een hopeloos geval voor een sukkel zoals ik.
De Oude Kwaremont vormt in de Ronde van Vlaanderen een prachtig duo met de Paterberg. Niet alleen in cyclopsychologisch, maar ook in landschappelijk opzicht mooier dan het duo Muur – Bosberg. In dat heerlijke Vlaamse land, waar het altijd lijkt te regenen.
4 Eyserbosweg (Amstel Gold Race, 15 april)
Elke Nederlandse fietser kent de Eyserbosweg. Een kilometer lang, 88 meter hoogteverschil, met een maximum van 16%. Komend vanuit Gulpen zie je de top al van verre liggen, gemarkeerd als die is met een zendmast. Als je het dorp Eys van de westkant nadert zie je de Eyserbosweg al liggen. Vlak voor de bebouwde kom van Eys sla je linksaf en word je geconfronteerd met een langzaam maar zeker stijgende weg. Asymptotisch lijkt het wel: hoe verder je kijkt des te steiler die lijkt. En dat klopt helemaal. Langzaam ga je dood. Een dijenwurger. (Ik heb me altijd verbaasd over de term kuitenbijter. Als ik klim voel ik het nooit in mijn kuiten, maar altijd in mijn dijen. Ligt dat aan mij?)
3 Koppenberg (Ronde van Vlaanderen, 1 april)
De Ronde van Vlaanderen kent vele kasseienhellingen en de Koppenberg is daarvan de allerergste. 600 meter lang, 64 meter hoogteverschil en een steilste passage van 22%. Steil omhoog hobbelen op de kleinste versnelling. Als het nat is, is dat niet eenvoudig, want staand op de pedalen slip je door over de keien, en zittend op het zadel trekt de helling genadeloos in je dijen. Een verschrikkelijk kreng.
2 Côte de Wanne (Luik-Bastenaken-Luik, 22 april)
De langste klim uit dit rijtje. 2200 meter lang, 167 meter hoogteverschil. Het is alweer lang geleden dat ik hem heb gefietst, maar de Côte de Wanne staat in mijn geheugen gekrast als een hele lange rechte weg omhoog, door eeuwig groene velden, met alleen op het laatst een kleine kronkel door het bos. In L-B-L is de Wanne niet beslissend, maar de koers kan er wel flink worden hardgemaakt. Hier worden de mannen van de jongens gescheiden.
1 Paterberg (Ronde van Vlaanderen, 1 april)
De meest besproken klim van het komende voorjaar is zeker niet de zwaarste klim van de Ronde van Vlaanderen. Met zijn lengte van 380 meter en zijn hoogteverschil van 48 meter is het eigenlijk maar een lullige puist. Maar o, wat ligt de Paterberg daar prachtig in het van God verlaten Vlaamse coulissenlandschap. De weg is een vrijwel kaarsrechte streep omhoog. Maximaal 20%, over kasseien. Dit is pas een muur. Ook al is die nog zo kort. Boven aangekomen wordt de fietser beloond met een geweldig uitzicht over het Vlaamse land.
De kasseien zijn overigens te vermijden door langs de kasseien door het betonnen gootje te fietsen. Maar zie als je moe bent maar eens je stuur recht te houden op zo’n steile klim. Dat lukt van geen kanten. Slingerend, worstelend naar boven. In de koers, en zeker in de Ronde van Vlaanderen, is rijden door het gootje geen optie. Dan staan daar dranghekken in of voor.
Dit jaar zal de Ronde van Vlaanderen op de Paterberg worden beslist. Daar verheug ik me nu al op.
- Getest: Sigma ROX 12.1 EVO fietscomputer - 24/10/2023
- Boekrecensie: Opgeladen! - 10/09/2023
- Koerslandschappen 8: Tussen Ieper en Wevelgem - 25/03/2023
Die oude kwaremont is een f*cker, juist omdat je ‘m niet kunt inschatten. De eerste keer dat ik ‘m opreed heb ik het daar slecht gehad omdat mijn gezelschap even niet goed geinformeerd was en op de aanloop (de nieuwe kwaremont?) al bijna boven meende te zijn. Ze dachten ‘dat viel mee’ en trokken de gashendel (kortstondig) open. Totaal in het rood begonnen we toen alsnog aan dat kreng..
Waar ik me vorig jaar toch op verkeken heb is de Gulpenerberg. Die heeft een lange, goed lopende kant, maar ook een stijle kant. Die viel me rauw op mijn dak.
Hier een reactie van een Vlaamse hellingen idool.
Uiteraard zijn de hellingen “an sich” mooi, heroisch, uitdagend en wat al niet meer.
Echter, in de koers zijn er dingen van minstens zo grote waarde als de helling zelf.
Zoals de aanloop er naar toe. De Molenberg bij voorbeeld is een kreng, maar niet de lastigste helling. Maar ken je de weg ernaartoe niet en zit je achteraan in de groep, dan heb je het slecht getroffen. Ineens sta je voor die bocht, meestal een half peloton zet voet aan de grond. Vanuit stilstand de bocht om, direct omhoog en dan de ketting uiteraard nog op het buitenblad.
Nog een mooi voorbeeld: de Oude Kwaremont. Imniddels weet vrijwel iedereen dat de laatste kilometer (of zijn het er twee) vor de klim dusdanig smal is, dat je daar niet meer kunt inhalen. Voordat je dat weggetje opdraait (of eigenlijk voordat je de plaats Berchem binnenrijdt) moet je dus al van voren zitten. De koers speelt zich dus hoofdzakelijk vóór de heuvel af, zoals een eindsprint hoofdzakelijk bepaald wordt tijdens het positioneren in de laatste 10 a 5 km en niet in de finale 200 m. Vervolgens kun je zo’n 5 minuten op adem komen, alvorens je op de kasseien omhoog rijdt.
Denk je als solofietser in Kwaremont de klim achter de rug te hebben, “en course” begint daar de strijd pas. Per koers verschilt daar ook de route. Maar altijd gaat de ketting op de grote plaat, het tempo flink omhoog en de weg blijft meestal lichtjes oplopen. Soms nog meer kasseien en nog wat meer omhoog, vaak kiezen renners hier stukjes stoep. Het echte zwaartepunt van de Oude Kwaremont ligt ná de klim.
Amper als helling te boek staand. maar door de staat van het wegdek en de snelheid van de koers: Kerkgate. De zeer slecht lopende kasseiweg, oplopend in de richting van Mater gat zeer sterk in de benen zitten. En in een amateurkoers (bij de profs ook meestal niet) staan er geen dranghekken, dus is het stoep op, stoep af en slalommen tussen de winkelwaar, terrasstoelen en ander gerei (ik weet eigenlijk niet precies wat er allemaal langs de weg staat, want op dat in je op te nemen ontbreekt meestal de tijd en aandacht). Altijd hektisch.
Mijn persoonlijke favoriet en eigenlijk nooit meer in een wedstrijd (voor zover ik het nog volg): côte de les Hauts, nabij de gelijknamige camping. In het verleden werd deze lastige, gedeeltelijk kasseiklim (net geen Vlaanderen meer, maar Henegouwen, Wallonië) beklommen tijdens Dwars door Vlaanderen (nu Dwars door België). Ik meen vanaf Ellezelles via Sauvage naar Saint-Sauveur.
Een prachtige verbinding van Brakel naar Ronse.
Jammer, dat het zo veraf ligt.
Ha, Saint-Sauveur, onthou die naam, die duikt nog wel eens op de komende dagen!
En over de Wanne: da’s ook mijn persoonlijke kwelgeest. Het profpeloton rijdt echter alweer heel wat jaren tijdens LBL de zijkant van de Wanne op via het gehucht Spineux.
Dat je last hebt van je dijen komt omdat je waarschijnlijk alleen maar “duwt” op de pedalen. als je naast het duwen ook aan de pedalen trekt, ga je je kuiten pas gebruiken.
dus ja, het ligt aan jou ;)