Teuntje wilde samen fietsen
‘Toontje’, riep hij. ‘Ga je mee?’
Dat zag Toontje ook wel zitten
Hop, en weg reden die twee

Precies 62 kilometer is de vijfde Touretappe van 1985 onderweg als twee Nederlanders het hazenpad kiezen. De ene heet inderdaad Teuntje. Van Vliet is zijn achternaam. Een jaar eerder heeft hij zijn profdebuut gemaakt bij het Belgische Dries-Verandalux en is nu aan zijn eerste echt volwaardige seizoen als beroepsrenner bezig. Ambitieus is de 23-jarige Vlaardinger. Gretig om zich te bewijzen, hongerig naar succes. En Tourdebutant, dat is hij ook. Uitgerekend op een moment dat een deel van het peloton een stop maakt om wat overtollig lichaamsvocht in een Noord-Franse berm te lozen, hijst Van Vliet zich uit het zadel om met een korte, hevige krachtsexplosie enkele decameters voorsprong te nemen op de renners achter hem. Slechts één collega besluit te anticiperen op de tempoversnelling en haakt niet veel later aan in het achterwiel van Teuntje. Het is Toontje. Manders van achteren. Eigenlijk heet hij helemaal geen Toontje. Ook geen Toon of Antoon of iets dat daar op lijkt, maar Henri. De 25-jarige Hagenaar is bezig aan zijn derde profseizoen en komt uit voor de Nederlandse Kwantum-ploeg van Jan Raas. In 1983 had Manders zijn debuut gemaakt als beroepsrenner en nog datzelfde jaar ook in de Tour. Zijn ploeggenoten bij het Belgische Jacky Aernoudt hadden hem de bijnaam Toontje cadeau gedaan. Naar verluidt omdat Henri’s achternaam hen aan Tom Manders deed denken. De Nederlandse komiek maakte in de jaren ’50 en ’60 furore als het typetje Dorus en had met Twee Motten een hit, die, mede dankzij TikTok en Gerard Joling, ook in 2024 trouwens nog steeds de hitparades weet te halen. Alleen verkeerden de Belgische renners van Jacky Aernoudt kennelijk in de veronderstelling dat die komiek Toon heette in plaats van Tom – vermoedelijk haalden ze Tom Manders en Toon Hermans door elkaar – en zo komt het dat Henri Manders in het peloton van 1985 Toontje wordt genoemd.

Teuntje en Toontje dus. Samen op weg naar Roubaix, waar etappe vijf van de 72ste Tour de France zal finishen. Beide Nederlanders beschikken nou niet bepaald over klimcapaciteiten, dus vormen voor de klassementsrenners geen enkele bedreiging. Van Vliet en Manders werken eendrachtig samen en vergaren in amper anderhalf uur koers een voorsprong die de twintig minuten overstijgt. Het peloton vindt het prima. De Deense geletruidrager Kim Andersen en zijn La Vie Claire-ploeg hebben immers een groter belang dan met man en macht het kleinood verdedigen. Met Bernard Hinault beschikken zij over de gedoodverfde favoriet voor de eindzege. Het geel van Andersen is niet meer dan een aardige bijkomstigheid, deels voortgevloeid uit het winnen van een ploegentijdrit twee dagen eerder. Die overwinning had Hinault en zijn ploeggenoten, onder wie naast Andersen ook Greg Lemond en Steve Bauer, direct meer dan een minuut tijdwinst opgeleverd op alle andere kanshebbers. Na de ploegentijdrit had Eric Vanderaerden, die met Panasonic derde was geworden, het geel nog kunnen behouden, maar een dag later was Andersen slim mee geglipt in een zeven man sterke kopgroep en had de finish met voldoende voorsprong bereikt om het tricot over te nemen van de Belg. Een leuke eer voor de helper van Hinault, maar als Van Vliet en Manders op weg naar Roubaix het peloton ontvluchten en al snel een monstervoorsprong opbouwen, voelt de La Vie Claire-ploeg geen enkele noodzaak om de achtervolging op het tweetal in te zetten.

Gemakzucht

Op hun snelle fietsjes
Waren Teuntje en Toontje fijn op pad
De wind blies ze naar voren
Oh, wat heerlijk voelde dat

Als een motard de twee koplopers hun voorsprong komt melden, is er voor Teuntje en Toontje geen vuiltje aan de lucht. Twintig minuten en zesenveertig seconden, staat er in witte cijfers gekrijt op het bord dat de Nederlanders, als ware ze twee schooljongens, krijgen voorgehouden. Ook in het peloton wordt kennis genomen van het tijdverschil, maar de marge van het duo Van Vliet en Manders vormt nog altijd geen aanleiding iets dat ook maar lijkt op een achtervolging op touw te zetten. Slechts bij twee personen doet de monstervoorsprong alarmbellen rinkelen. De eerste is Félix Lévitan. De gemakzucht waarmee het peloton de koplopers heeft laten wegrijden, is de Tourdirecteur een doorn in het oog. Hij vindt het bepaald geen goede reclame voor de wielersport in het algemeen en zijn ronde in het bijzonder. Vanuit zijn volgauto gaat Lévitan diverse ploegleiders af met het vriendelijke doch dringende verzoek ‘koers te maken’ en dus de renners te instrueren de achtervolging in te zetten. Schouderophalend en gelaten wordt de kritiek van de Tourdirecteur ontvangen. Via de openstaande ramen waait Lévitans smeekbede frivool door de ploegleidersauto’s, om met speels gemak weer naar buiten te worden geblazen en vervolgens met de Noord-Franse wind het luchtledige in te verdwijnen. Tot zijn frustratie krijgt Lévitan overal nul op het rekest.

De tweede persoon die aanslaat op de riante voorsprong van Manders en Van Vliet is Jan Raas. De Zeeuw zit in de Tour van 1985 voor het eerst niet meer op de fiets, maar achter het stuur van de eerste ploegleidersauto van Kwantum. Enkele weken eerder heeft hij, tamelijk onverwacht, afscheid genomen van zijn carrière als beroepsrenner. Een kleine anderhalf jaar voordien was Raas in Milaan-Sanremo zwaar ten val gekomen. De tuimelpartij bezorgde de kalende Zeeuw een ferme rugblessure en zou het einde van zijn actieve loopbaan inluiden. Ondanks een comeback in de zomer van 1984, waarin Raas zelfs nog Nederlands kampioen werd en een Tourrit won, haalde hij niet meer het niveau van voor zijn val. Joop Steenbergen, oprichter en directeur van hoofdsponsor Kwantum Hallen, een woondiscounter met tientallen vestigingen in zowel Nederland als België, had Raas er hoogstpersoonlijk van overtuigd het smalle zadel van een racefiets te verruilen voor een veel comfortabeler zittende autostoel.

Twee jaar eerder was het juist Raas geweest die Steenbergen ervan had overtuigd als sponsor in te stappen in de wielersport. Het was precies op het moment dat de onenigheid tussen Raas en zijn toenmalige ploegleider bij TI-Raleigh, Peter Post, een nieuw kookpunt had bereikt. De ruzie had de Zeeuw doen besluiten een eigen team te beginnen. In Steenbergen, een oud-bokser, en diens Kwantum Hallen had Raas een geldschieter gevonden. Samen met een aantal getrouwen bij TI-Raleigh, onder wie Cees Priem, Leo van Vliet en Ludo Peeters, was hij naar de nieuwe ploeg verkast. Ook enkele jonge talenten, zoals Adrie van der Poel, Jelle Nijdam en Henri Manders hadden zich bij hen aangesloten. Als ploegleider was Guillaume ‘Lomme’ Driessens aangesteld, maar dat bleek geen succes. Toen ook diens opvolger Jan Gisbers al snel weer vertrok, zag Steenbergen maar een mogelijkheid. Raas zou achter het stuur van de ploegleidersauto een veel belangrijkere rol kunnen vervullen dan op de fiets. Ook in het zadel was de Zeeuw de onbetwiste leider geweest, maar nu Raas, mede door de val in Noord-Italië ruim een jaar eerder, nooit meer zijn oude niveau zou kunnen aantikken, was de keuze snel gemaakt. Op 28 mei 1985 rijdt hij zijn laatste koers en stapt daarna de ploegleidersauto in.

Virtueel

Uitgerekend de winnaar van de afscheidswedstrijd van Jan Raas fietst een maand later op kop in de vijfde Touretappe van 1985 naar Roubaix. Niet Toontje Manders uit Raas’ eigen Kwantum-ploeg, maar Teun van Vliet. Die heeft dankzij de voorsprong van ruim twintig minuten het geel plotseling stevig om de schouders. Virtueel dan, dat wel. De renner van Verandalux staat er in het algemeen klassement een stuk beter voor dan zijn medevluchter. In tegenstelling tot Van Vliet, die in de Belgische ploeg een vrijbuitersrol heeft, is Henri Manders naar de Tour gekomen als helper van kopman Joop Zoetemelk. Daardoor heeft de Hagenaar in de eerste etappes soms krachten gespaard en het peloton in de slotkilometers laten gaan. Bovendien kampte Toontje de voorgaande dagen met maagklachten, wat hem ook niet bepaald hielp het tijdverlies te beperken. Als de twee de kasseistroken – en zo veel zijn dat er niet – richting Roubaix goed overkomen en ten minste een vijfde van hun voorsprong van dik twintig minuten overhouden, zal Van Vliet de volgende dag in het geel rijden.

Na een poosje rijden
De jongens werden al wat moe
Passeerde vader in zijn auto
‘Toontje, stop met fietsen!’, schreeuwde hij ze toe

Niet lang nadat de motard met zijn bord hun riante voorsprong aan Teuntje en Toontje heeft getoond, het is dan nog een slordig 160 kilometer tot de finish, verschijnt de geelwitte ploegleidersauto van Kwantum naast de twee koplopers. Door het openstaande raam aan de bestuurderskant steekt het ronde hoofd van Hilaire Van der Schueren, de rechterhand van Jan Raas, naar buiten. Als Teuntje hoort wat Toontje krijgt opgedragen vallen zijn oren bijna van zijn hoofd. Met een Vlaams accent klinkt alles zachter en vriendelijker dan in het hoekigere Nederlands, maar hetgeen Van der Schueren zijn pupil mede deelt komt bij de aanstaande geletruidrager binnen als een donderslag bij heldere hemel. ‘Stoppen met rijden!’, luidt de opdracht aan Manders. De assistent is slechts de brenger van de boodschap, die bij Raas vandaan komt. Die wil dat zijn renner niet langer op kop komt. Manders moet zich schuil houden in het achterwiel van zijn medevluchter. In het vermoeid rakende lijf van Teun van Vliet borrelen gevoelens van frustratie en onbegrip op. De renner van Verandalux besluit de stalorders te counteren met een tegenvoorstel. In de optiek van Teuntje is samen vooruit blijven voor beiden een ideale situatie. Als hij het geel pakt, mag Toontje de rit winnen.

Harde les

Ondanks dat Van Vliet al zijn overtuigingskracht in de strijd gooit om Manders er toe te bewegen weer mee te rijden en hem meermaals garandeert de ritzege te mogen opstrijken, is alle redevoering tegen dovemans oren gericht. Toontje beroept zich op de stalorders van zijn broodheer en is niet langer voornemens om ook maar één trap extra te doen. Teuntje heeft geen andere keus dan zelf al het kopwerk voor zijn rekening te nemen en zijn medevluchter mee te voeren, als ware die een zware boodschappentas op zijn bagagedrager. De opgebouwde voorsprong laten verdampen is niet alleen zonde van alle verspilde krachten en energie, Van Vliet zou wederom een kans op aansprekend succes laten liggen. Net als drie maanden eerder. Toen was Teuntje in Milaan-Sanremo veruit de sterkste in koers geweest. In de finale reed hij op de Poggio op kop met Silvano Riccò. In een sprint-a-deux zou hij de Italiaan met speels gemak moeten kunnen verschalken. Bovendien had hij Verandalux-ploeggenoot Hennie Kuiper niet ver achter zich rijden, om de vlucht te beschermen en eventuele achtervolgers onschadelijk te maken.

Tenminste, zo had Van Vliet het zich bovenop de Poggio voorgesteld. Wat zou volgen was een harde les voor de beginnende prof en een ruwe kennismaking met het bikkelharde wielermilieu, waarin soms niets is wat het lijkt. In plaats van zich in dienst te stellen van zijn kansrijke ploegmakker, had de op de klim geloste Kuiper in de bochtige afzink van de Poggio een nieuwe dosis energie gevonden in de krochten van zijn lichaam en was in een ruk naar de verraste Van Vliet en Riccò gereden. Vervolgens had Kuiper onmiddellijk doorgepakt en zich losgemaakt van het tweetal dat hij zo-even had bijgehaald. Van Vliet zat genadeloos in de tang. Zelf zijn ploeggenoot terughalen kon natuurlijk niet en de zichtbaar vermoeide Riccò was niet bij machte de kolen voor Van Vliet uit het vuur te halen. Kuiper zou luttele minuten later de zege opstrijken, terwijl zijn jonge ploeggenoot genoegen moest nemen met de ondankbare tweede plek.

Voor de buitenwereld leek het sterke rijden van de Verandalux-renner een puike prestatie, ook omdat Van Vliet bij het passeren van de finish zijn beide handen in de lucht stak om de zege van zijn ploeggenoot en zijn eigen tweede plaats te vieren. Pas later voelde hij zich met terugwerkende kracht geflikt door Kuiper en zou de afloop van Milaan-Sanremo gaan ervaren als een nederlaag. Teuntje had veel reacties gekregen van mensen die vonden dat hij zich in de finale had laten piepelen door zijn geroutineerde ploegmaat. Drie maanden later, op weg naar Roubaix in de vijfde Touretappe, was hij niet van plan door de stalorders van Kwantum weer mis te grijpen.

Trekhaak

Toontje mocht van vader niet meer trappen
Dat had Teuntje zeer verrast
Vooral toen hij vader hoorde zeggen
‘Toontje, grijp je maar aan Teuntje vast!’

Teuntje bikkelt stevig door over de Noord-Franse wegen, met Toontje in zijn kielzog. Die lijkt zich met behulp van een denkbeeldige trekhaak aan de fiets van zijn landgenoot te hebben bevestigd, zoals een caravan achter een auto, en laat zich gedwee meevoeren zonder een trap te veel te doen. Ondertussen is in het peloton eindelijk een achtervolging op gang gekomen. Lange tijd heeft niemand zich iets aangetrokken van het gemopper van Tourdirecteur Félix Lévitan – Nouja, bijna niemand. De Fransman Alain Bondue stort zich gedurende een kilometer of dertig in een ‘chasse patate’ door voor het peloton uit te gaan rijden – maar als de voorsprong van Teuntje en Toontje de spuigaten dreigt uit te lopen, komt er zowaar een tegenreactie op gang. Niet van de La Vie Claire-ploeg van Bernard Hinault en geletruidrager Kim Andersen, maar Panasonic neemt het initiatief. De troepen van Peter Post hebben met Eric Vanderaerden niet alleen een favoriet voor dagsucces op de kasseien naar Roubaix, de Belg zou, met behulp van de te verdienen bonificatieseconden, ook het geel kunnen heroveren op Andersen. Al lijkt het besef van die kansen bij Panasonic buitengewoon laat ingedaald.

Desondanks smelt de voorsprong van de twee koplopers als een ijscoupe op een tropische dag. Door de werkweigering van Henri Manders en de jacht die het peloton eindelijk maakt, slinkt het tijdverschil rap. Met nog honderd kilometer voor de wielen lagen Teuntje en Toontje twintig minuten voor. Bij het opdraaien van de eerste kasseistrook, veertig kilometer verderop, waren er daar veertien van over. Nu de Panasonic-renners de gashendel steeds meer open draaien, is de marge van de vluchters bij het passeren van het 25 kilometer spandoek nog ‘maar’ 7 minuten. En nagenoeg al die tijd laat Toontje zich gewillig meevoeren door het beuls- en sleurwerk van Teuntje. Opnieuw windt Félix Lévitan zich op. De Franse woorden voor ‘onsportief’ en ‘wanprestatie’ vliegen, vergezeld door de nodige schuttingtaal, op vol volume door de koersradio de volgwagens in. Net als enkele uren eerder gaat de Tourdirecteur opnieuw persoonlijk verhaal halen. Hij laat zijn auto naast die van Jan Raas manoeuvreren om zich bij de Zeeuw te beklagen over het rijden – of beter: het niet rijden – van Manders. De ploegleider hoort de opgewonden Franse stroomversnelling van woorden aan en pareert vervolgens door te stellen dat de koersdirectie niet bepaalt of en hoe er gereden wordt. Opnieuw vangt Lévitan bot en druipt af. In de pers zal hij later nogmaals zijn frustraties uiten.

Maagklachten

Raas voert, zowel tegen Lévitan als, na de etappe, ten overstaan van de gretig toegestroomde pers, de al genoemde maagklachten van Manders aan als excuus waarom hij zijn renner niet langer wilde laten meerijden met Van Vliet. De avond voor de vijfde etappe, terwijl zijn Kwantum-ploeggenoten in de hotellobby het dagsucces van Gerrit Solleveld vierden, was Toontje al vroeg naar zijn kamer vertrokken. Buikkrampen dwongen hem zijn bed op te zoeken. Van slapen was die nacht niet veel gekomen. De dokter had Manders maagtabletten gegeven om de boel wat te kalmeren. Allerminst fit was de renner de ochtend van de rit naar Roubaix opgestaan om zijn Tour dan toch maar gewoon te vervolgen. In dat licht bezien niet geheel logisch dat uitgerekend Manders als enige in het peloton had geanticipeerd toen Van Vliet al na 62 kilometer koers, amper een kwart van de te rijden afstand, was gedemarreerd.

Teuntje raakte steeds vermoeider
Al die tijd fietste hij voor twee
‘Toontje’, riep hij, ‘ kun jij niet rijden?’
Maar die schudde heftig: ‘nee!’

 Gaandeweg de etappe krijgt Teun van Vliet het alsmaar zwaarder. Doordat Manders zich blijft verschuilen in het kielzog van zijn landgenoot, is de renner van Verandalux feitelijk aan een monstersolo bezig. Het is alsof Toontje niet in zijn wiel zit, maar een onzichtbaar lijntje visdraad heeft gesponnen, waarmee hij het tempo van zijn metgezel in het geniep kan doen afremmen en zo diens energie als een vampier uit het vermoeide lijf zuigt. Wat Van Vliet nog het meest frustreert, is dat Manders in geen enkel opzicht ontvankelijk is voor overleg. De geboden ritwinst lijkt hem niets te interesseren en ook het voorstel van Verandalux-ploegleider Roger Swerts om de Kwantum-renner een extra zakcentje toe te stoppen in ruil voor kopwerk, wordt resoluut afgewimpeld. Telkenmale beroept Manders zich op het feit dat hij slechts braaf uitvoert wat hem door Raas en Van der Schueren wordt opgedragen.

Kramp

Teuntje is ten einde raad. Als hij van de wedstrijdleiding een nieuwe update van de resterende voorsprong krijgt, is het net of het schoolbord niet voor hem wordt gehouden, maar alsof hij er recht mee in zijn gezicht wordt geslagen. Bij het ingaan van de laatste dertig kilometer had Manders zich weliswaar heel sporadisch weer eens op kop gezet, maar Van Vliet was veruit het meeste werk blijven verzetten. De voorsprong van het tweetal is er flink door geslonken. Ineens trekt er een golf van kramp door de benen van Teuntje. Met een verwrongen gezicht vangt hij de pijn op. Even moet hij beide benen stil houden en stokt zijn tempo. Van Vliet zet na een paar seconden van ontspanning weer aan, maar zodra hij opnieuw druk uitoefent op de pedalen, keert de kramp terug. Zijn spieren zijn zodanig verzuurd dat het lijkt alsof tientallen onzichtbare duiveltjes met hun drietanden geniepig in de dijen en kuiten van de uitgeputte renner prikken. Enkele tientallen meters verderop moet Van Vliet opnieuw inhouden. Staand op de pedalen probeert hij nogmaals beide benen kortstondige momenten van rust en ontspanning te gunnen. Als hij weer aanzet schiet de pijn direct terug. Teuntje kan niet meer.

Teuntje kon toen niet meer verder
Zijn benen deden steeds meer pijn
Hij wilde naar huis, naar bed toe
Samen fietsen was niet meer zo fijn

Als een Formule 1-coureur die de motor van zijn bolide heeft opgeblazen en op een slakkengang de pits probeert te bereiken, kachelt Teuntje door. Inmiddels is Toontje hem voorbij gestoken en rijdt een tiental meters verderop. Met een katachtige jump naar het achterwiel van zijn bijna ex-metgezel sprinten is zinloos. Elk laatste greintje kracht is weg uit het lijf van Teun van Vliet. Het liefst zou hij afstappen en languit in de berm gaan liggen, maar Roubaix is nog zestien kilometer weg. Op karakter zal hij door moeten naar de finish, maar zijn gele droom is aan duigen. Toen ‘s ochtends in Neufchâtel-en-Bray het startschot klonk, was de achterstand van Teuntje op klassementsleider Andersen vier minuten en één tel. Daar gaan, dankzij onderweg vergaarde bonificaties, dertig seconden vanaf, maar dan blijft er nog steeds ruim drie en een halve minuut over, die Van Vliet in Roubaix zal moeten overhouden op Andersen. Het is onbegonnen werk. De moegestreden renner rijdt inmiddels als een omaatje dat op zaterdagochtend op weg is naar de warme bakker.

Hete adem

In een mum van tijd is Manders aan de horizon verdwenen en amper tien kilometer nadat Van Vliet zijn metgezel heeft moeten laten gaan – hun voorsprong is dan nog altijd ruim vijf minuten – wordt de eenzame renner verschalkt door het jagende peloton. Hij vindt nog net voldoende reserves in zijn lichaam om in het laatste wiel aan te kunnen pikken. Ondertussen rijdt Manders als aangeschoten wild een minuut of drie voor de jagende wolvenroedel uit. De Panasonic-ploeg is eindelijk echt op stoom geraakt en realiseert zich plotsklaps dat er wat te halen valt in Roubaix. In het uitgedunde peloton maken rappe mannen als Vanderaerden en Phil Anderson niet alleen kans op de dagprijs, het geel kan door de bonificaties ook dichterbij komen. Bovendien zijn Kwantum-ploegleider Jan Raas en Panasonic-collega Peter Post, sinds hun breuk ruim anderhalf jaar eerder, water en vuur. Als Post zijn rivaal een succes kan afsnoepen, is dat al een overwinning op zich. Zelfs al gaat een lachende derde er met de winst vandoor.

Nu reed Toontje zonder Teuntje
En waren ze geen vriendjes meer
Het gezellig samen fietsen
Was meteen de laatste keer

Met de hete adem van het peloton in zijn nek rijdt Toontje Roubaix binnen. Dankzij het kilometers lange meeliften op de bagagedrager van Teuntje heeft hij nog net voldoende sap in de benen om de jagende meute voor te blijven. Elf tellen houdt hij over. Een vloek en een zucht, meer is het niet. Maar het is genoeg. Achter de dolgelukkige Nederlander sprinten Kelly, Anderson en Vanderaerden naar de ereplaatsen. Kim Andersen haalt in de buik van de voorste groep opgelucht adem. Zijn gele trui is veilig. Achteraan, als voorlaatste van het ruim zestig man tellende peloton, sukkelt Teuntje over de meet. Gevoelens van boosheid, teleurstelling, frustratie en onbegrip gieren door zijn lichaam, vechtend om de overhand.

Zoals wespen op een boterham met jam, die in een onbewaakt ogenblik op een tuintafel is achtergelaten, duikt het journaille op de twee Nederlanders. Van Vliet heeft logischerwijs zelf ook meer vragen dan antwoorden. Manders is weliswaar blij met de grootste overwinning uit zijn carrière, maar voelt ook een lichte schuld richting zijn collega. Hij geeft meermaals aan niet anders te hebben kunnen doen dan de instructies van zijn ploegleiders gehoorzaam op te volgen. Concrete antwoorden leveren de interviews niet op. De vete tussen Raas en Post moet ongetwijfeld een rol hebben gespeeld, zoveel is zeker, maar beiden doen er het zwijgen toe en laten de wielerwereld in het ongewisse over hun precieze motieven.

Het mysterie ontrafeld

Pas jaren later wordt ‘het mysterie van Roubaix’ dan toch ontrafeld. In 1994 komen hoofdrolspelers Teuntje en Toontje samen om nog eens terug te blikken op die merkwaardige Touretappe van negen jaar eerder. Beide renners zijn inmiddels gestopt en in een andere hoedanigheid in de Tour aanwezig. Teuntje werkt als verslaggever voor RTL5, Toontje rijdt als chauffeur gasten rond. Alsof een ‘cold case’ heropend wordt doet het tweetal de ware toedracht uit de doeken. De crux van de vreemde vertoning blijkt inderdaad in de verstandhouding tussen Raas en Post te hebben gezeten, maar niet op de manier die velen zouden verwachten. De rivaliserende ploegleiders hadden die dag in 1985 namelijk niet tegen elkaar gewerkt, maar juist mét elkaar.

Toen de voorsprong van Teuntje en Toontje dusdanig groot was geworden dat Van Vliet niet alleen het geel zou pakken, maar het kleinood door de enorme marge vermoedelijk ook meerdere dagen zou mogen dragen, hadden Raas en Post een gezamenlijke conclusie getrokken. Het succes van de Verandalux-renner en de publiciteit die zijn gele trui hem zou opleveren, zou hen de wind behoorlijk uit de zeilen nemen. Wie in Nederland zou immers nog oog hebben voor de renners van Kwantum en Panasonic als er een knalgele bliksemafleider namens een andere ploeg rondreed om alle aandacht op te eisen?

Voor één dag sloten Raas en Post een pact en besloten samen te werken. Eerstgenoemde gaf Manders de opdracht zijn benen stil te houden en zijn collega zette zijn renners op kop van het peloton. Zo sloegen ze niet twee vliegen in een klap, maar meteen een hele zwerm. Als de voorsprong fors zou slinken, hield Vanderaerden namens Post zicht op de gele trui. Manders kon op zijn beurt krachten sparen en Raas een ritzege schenken. Zolang die dekselse Van Vliet maar naast het geel zou grijpen. Bovendien had Peter Post nog een ander belang. Het attractieve rijden van de jonge Teuntje was hem al lang en breed opgevallen en het liefst wilde hij de jonge prof aan zijn Panasonic-ploeg binden. Maar een ex-geletruidrager stelt vanzelfsprekend veel hogere salariseisen en daar had Post geen zin in. Geel dragen en Touretappes winnen, dat kon Van Vliet in zijn optiek beter nog maar even uitstellen tot hij het Panasonic-shirt om de schouders had. Het zou hem een flinke slok op de budgettaire borrel schelen. Nog diezelfde Tour zou Post de renner inderdaad vastleggen voor de volgende jaren.

Negen jaar na dato waren de raadsels van die merkwaardige vijfde Touretappe van 1985 eindelijk opgehelderd. Teuntje en Toontje hadden zich intussen verzoend met de afloop van hun bizarre tocht naar Roubaix. Wat daarbij zeker had geholpen was dat Teun van Vliet in 1988, in dienst van Panasonic, alsnog voor een paar dagen de gele trui had mogen dragen. Henri Manders zou nooit een grotere overwinning boeken dan op die ene dag in Roubaix.

 

Bronnen:
Peter Ouwerkerk – Parijs Is Nog Ver (De Arbeiderspers; 2003)
Anke Tiel – Teuntje & Toontje Gingen Uit Fietsen (Uitgeverij H. H. van Zetten; 1987)

Vincent de Lijser