Ik kan, na mijn eerste ritje op Franse bodem, nog net naar de zwembaddouche wankelen. Met mijn fietskleding aan koel ik af onder de koude straal, terwijl de overige campinggasten me meewarig aankijken. Rare vent. Met deze temperatuur fietsen. Ik ben volkomen naar de gallemiezen gedraaid. Combinatie van zon, woedende mistralwind en twee slopende klimmetjes. Arnaud zoekt me even later gniffelend op. Hij komt even informeren hoe het was en weet donders goed wat hij me geflikt heeft. “Ik moet die dikke Hollander wel een beetje goed voorbereiden”, lacht hij me toe.
Arnaud Sichel, een dertiger, woont in Angers. Voor de Nederlandse referentie: ergens 300 kilometer ten zuidwesten van Parijs. Maar dat doet er even niet toe. Hoewel. Als je door omstandigheden zowat een dagreis in een trein nodig hebt naar je vakantiebestemming in eigen land, dan is er iets aan de hand. Want Frankrijk is een groot land, maar met de TGV zoef je in minder dan 7u van Lille naar Perpignan. Totdat je natuurlijk een fiets wil meenemen. Dan wordt ook een trip van Angers naar Orange een onderneming. Laat staan met een fiets mét.
Dat zit zo: Arnaud is slechtziend. Mag dus niet autorijden. Daar houdt het niet mee op. Zijn vriendin Élise is praktisch blind. Zij kan alleen licht en kleuren onderscheiden. Ze maakten ooit kennis in het onderwijs voor blinden en slechtzienden. Inmiddels zijn ze al jaren een stel. Hoe zat dat dan met die fiets, zult u vragen.
Ze hebben van de nood een deugd gemaakt. De fiets voor hen ‘is a means to an end’. Autorijden kan niet, dus het gebeurt met de tweewieler. Tot een paar jaar geleden was dat een tandem, nu rijden ze op een wat specialer modelletje. Een ruim dertig kilo wegende Hase van het model Pino . Ze zijn er trots op. Op deze fiets kunnen ze beter met elkaar communiceren en is het gezelliger. De prestaties zijn ook zeker beter. Hij navigeert, zij is de grand moteur, zo vertelt hij me. “Als het er echt op aankomt, is Élise diegene die doortrapt en ons er doorheen sleept. Zij heeft zo’n wilskracht.”
Ik ontmoet het stel al vrij snel na onze aankomst op onze camping-à-la-ferme (klein, pittoresk en nul Nederlanders, een aanrader!). Ik raak met Arnaud aan de praat. Hij heeft mijn racefiets gespot. Al snel besluit hij dat ik hulp kan gebruiken en hij stippelt wat trainingsmateriaal voor me uit. De volgende dag ga ik met Arnaud en Élise vanuit Camaret op pad. Het is even wennen. Hij zittend, zij liggend, ik ernaast. Ze blijken geoefende pedaleurs. Op mijn racekarretje ben ik uiteraard wel sneller en heuvelop kom ik beter vooruit, maar het is zeker geen truttentempo. Hij vertelt honderduit. Over de wegen, de streek, de wind, de dorpjes. In een stevige afdaling op de D7 na Vacqueyras halen we snelheden richting de 60 per uur. In Beaumes-de-Venise na een 25-tal kilometers stuurt hij me links richting Lafare. Zij gaan vandaag voor een toertje Bédoin –Malaucène via de D19. Inderdaad – we zitten in de buurt ván.
Ik bijt me die dag vol-ko-men stuk op mijn tocht door de Dentelles de Montmirail. Col de la Chaine. Col de Suzette. Ik lees achteraf pas van de gemiddelde stijging van 6,4%. Gemiddeld. Een paar keer moet de voet aan de grond wegens oververhitting. Ik moet vanaf Malaucène ook nog eens vol tegenwind terug met die smerige Mistral in mijn snuit. Afgebrand en nog geen 70 kilometer afgelegd.
In de daarop volgende dagen zet hij me nog een paar keer stevig aan het werk. Een kloteklim is in zijn bewoordingen ‘violent’ (het bergweggetje binnendoor vanaf Séguret naar Vaison!), een gestage opgang is ‘une route large qui monte au fur et á mesure’ en de pittige is gewoon ‘faisable’. Arnaud weet in deze streek precies hoe je je route indeelt om tegenwind te omzeilen, hoe de leukste uitzichtpunten te befietsen en waar de mooiste dorpjes te vinden zijn. Het blijkt dat zijn vriendin en hij al jaren en jaren iedere zomer toeren in de Vaucluse. Dagelijks fietsen ze pak ‘m beet tussen de veertig en tachtig kilometer. Ook bergop. Vrijwel dagelijks een nieuw project. Het is hun vakantie. Steden bezoeken, wijndorpjes, wegen die op een kaart niet te vinden zijn. Hun fietscomputer bevat een schat aan fraaie routes en kent tochten die nergens anders geregistreerd staan.
Ik raak in de loop van mijn vakantie steeds meer onder de indruk van hun symbiose. Hun zelfopgelegde discipline. En van het zichtbare plezier dat ze hebben. Arnaud helpt me de nodige meters af te leggen als basis voor mijn Ventoux-beklimming de week erop. Hij heeft inmiddels door dat die wat maffe Nederlander iets te weinig klimkilometers in de benen heeft om goed de Kale op te komen en geeft hem de laatste benodigde trainingsstof. Ooit fietsten Élise en Arnaud zelf naar boven vanaf Malaucène. Maar dat was toeval. Ze waren er toch. Halverwege zijn ze gekeerd. Niet dat het ondoenlijk was, maar ze moesten ook nog de ruim 30 kilometers terug naar de camping en dat zou niet verantwoord zijn na een dergelijke inspanning. De weg naar boven vonden ze bovendien maar niks. Teveel fietsers en auto’s, ééntonig, een te brede asfaltweg, zonder bijzonderheden ook.
Op hun laatste vakantiedag flikken ze mijn eerste fietsrondje, maar dan vanaf de zijde van Malaucène naar Suzette. Ze keren roodbruin-verbrand en content terug op de camping. Ik sta te kijken van hun kracht en doorzettingsvermogen, omdat ik weet hoe steil de klim is. Ze hebben genoten en bevestigen dat er een paar gemene haarspeldbochten in het parcours zitten. We drinken wijn en ze vertellen. Over zijn vele fietsen (bakfietsen en andere modellen), hun dagelijkse leven als visueel gehandicapten. Zij blijkt juriste. Hij is ICT’er. Ze hebben een enorme liefde voor deze streek in de Provence ontwikkeld. Mooi stel. Een paar dagen later sta ik afgepeigerd op de Mont Ventoux. Zonder diepzinnige gedacht en. Wel met trots. Ik denk ook even aan hen. Dit is namelijk ook hun verhaal.
- Een Schietgebed pour Le Tour - 19/07/2023
- Lekker gereden, pik! - 14/07/2022
- Die f*cking schansspringer - 09/09/2020
Geef een reactie