Eddy Bouwmans (30 januari 1968)
Eddy Bouwmans was niet boos, ben je gek. Niet in 1993, en ook niet in 2003. Wel teleurgesteld, dat wel. Maar boos? Nee.
Op school wil het met de jonge Eddy nooit echt vlotten. Leren en stilzitten behoren niet tot zijn favoriete bezigheden, en erg goed is hij er ook niet in. Liever gaat hij met de jongens uit de buurt fietsen. Ieder weekend wordt er gereden, onder de vlag van toerfietsvereniging Aan de Wielen. Eddy geniet van de inspanning, van de kracht die zijn malende benen op de pedalen blijven uitoefenen, kilometers lang.
Zijn naam, Eddy, komt niet voor niets van Merckx.
’s Zomers kijkt hij naar de Tour de France op televisie. Het is een droom om daar ooit eens bij te zijn, maar alleen als hij er een belangrijke rol kan spelen. Pelotonvulling zijn kan iedereen; Eddy wil uitblinken in de bergen en een klassementsrenner worden. Voor minder doet hij het niet.
Maar wie zijn dromen wil verwezenlijken, moet weg uit Aarle-Rixtel.
Eddy stelt voor om het tempo van de toertochten iets op te krikken. 25 kilometer per uur op zaterdagochtend, daar haal je de top-10 van de Tour niet mee. De leden van Aan de Wielen zijn tegen, en Eddy zoekt zijn heil elders.
Inmiddels heeft hij de school eraan gegeven om timmerman te worden. Eindelijk hoeft hij niet meer stil te zitten, maar kan hij met zijn handen werken. Buiten werktijd zit hij op de fiets, met zijn broers (die allemaal naar de universiteit gaan) of alleen. Soms rijdt hij een dikkebandenrace. De Tour is dan nog eindeloos ver weg.
De dikkebandenraces worden echte wedstrijden, echte wedstrijden worden internationale wedstrijden en internationale wedstrijden worden wedstrijden met de nationale selectie: Eddy Bouwmans is een natuurtalent en het profpeloton komt met iedere trap dichterbij.
Als Eddy na een wedstrijd in Canada terugkeert in Brabant en op maandagochtend zijn timmerwerkzaamheden wil hervatten, blijkt het bedrijf waar hij werkt failliet.
Zonder het echt te willen is Eddy Bouwmans opeens wielrenner geworden.
Hij geeft zichzelf twee jaar de tijd. Als het na die twee jaar niets is geworden, dan pakt hij de hamer en de zaag weer ter hand. Dan zat het er gewoon niet in.
Hij gaat rijden voor de ploeg van Sauna Diana, het familiebedrijfje van de familie Simons en hun twee wielrennende zonen Jan en Marc.
(Sauna Diana is wat je denkt dat het is.)
In de Trump Tour van 1989 mag Eddy zijn krachten meten met de beste profs van dat moment. In het gebergte klimt hij soepel omhoog met Steven Rooks en Gert-Jan Theunisse, het nieuwe koningskoppel van de ploeg-Post.
Moet jij geen prof worden, vragen Rooks en Theunisse Eddy.
Jawel, zegt Eddy.
Een jaar later is hij prof. Bij Post.
Eddy begint voortvarend aan zijn professionele carrière, bang om voor pelotonvulling te worden aangezien. Hij wordt onder meer zevende in de Ronde van Zwitserland, maar als Post hem vraagt of hij naar de Tour wil, schudt hij van nee. Eddy acht zichzelf te jong.
Als de Tour bezig is, traint Eddy zich een slag in de rondte. Als hij op een dag thuis komt, ligt er een kleurenfoto bij de post. Op die foto beklimt Eddy schouder aan schouder met Andy Hampsten en Sean Kelly de San Bernadinopas. Eddy kijkt er naar en weet: hij is geen pelotonvulling.
In 1992 debuteert Eddy Bouwmans in de Tour de France. Het is het jaar waarin de Tourorganisatie besluit niet langer voor ieder deelklassementje een trui uit te delen. Het jongerenklassement moet het voortaan zonder stellen.
Eddy wint die trui die er dus niet meer is, door Pascal Lino en Richard Virenque achter zich te houden. De Panasonic-ploeg is dolgelukkig met ‘m, ook zonder trui.
Dan volgt het jaar 1993. Eddy wint de Classique des Alpes, een loodzare wedstrijd waarin in één dag verschillende Alpenreuzen overwonnen moeten worden. Zijn voorbereiding voor de Tour lijkt optimaal.
Kort gezegd: hij bakt er niets van. In een jaar tijd is Eddy Bouwmans minuten langzamer geworden, elke etappe opnieuw. Iedere dag stapt hij met toenemende weerzin op zijn fiets, niet wetende wat hij in godsnaam verkeerd doet.
Eigenlijk weet hij het wel. De verhalen doen al het hele jaar de ronde. Er is íets. Een middeltje. Een toverdrank. Epo. Eddy heeft het nooit gezien, en hij hoeft het ook nooit te zien. Alles wat zijn lichaam ingaat, controleert hij zelf. Hij eist een uitgebreid medisch bulletin van iedere ploegdokter die een naald in hem wil planten.
Wie kinderen wil, moet zich ver van epo houden, dat zijn de berichten. En dat advies neemt Eddy Bouwmans ter harte. Boos is hij niet, waarom zou-ie ook? Het is zijn eigen keuze, zoals iedereen in die periode zijn eigen keuzes maakt.
In 1994 rijdt hij geen Tour de France meer.
Bouwmans besluit dat zijn falen niet alleen aan het wondergoedje kan liggen. Misschien deugt zijn training, de training van het natuurtalent, wel niet meer in het geprofessionaliseerde wielrennen. Die winter laat hij zich voorlichten door Ab Krook, de schaatscoach. Krook leert hem op interval en snelheid te trainen. Tegen beter weten in; het is dan al te laat.
In 1995 wint Eddy Bouwmans geen enkele wedstrijd meer en voor het jaar 1996 kan hij alleen nog terecht bij het miniploegje van Foreldorado, een woordspelig vakantiepark in Zuid-Limburg. Een ploeg zonder budget, zonder idee, zonder toekomst. Nog één zege volgt er: een zege in de Teleflex Tour in 1997. Niet de grote Tour, daar zien ze hem nooit meer terug.
Wanneer Eddy beseft dat hij altijd pelotonvulling zal blijven, stopt hij met fietsen. Hij is nog geen dertig jaar oud.
Jaren later wordt hij door Marije Randewijk geïnterviewd voor het boek De vergeten Tour. Bouwmans heeft dan zijn eigen interieurbedrijf in Gemert.
Of hij boos is, vraagt Randewijk.
Neuh, zegt Eddy. Niet boos. Hij onthoudt liever het positieve.
Bron: Marije Randewijk, De vergeten Tour. Uitgever: Tirion. Amsterdam, 2003.
- Voorpublicatie ‘Fietsen om niet aan te komen’ van Frank Heinen - 30/04/2021
- Vergeten wielrenner: José Beyaert - 20/04/2021
- Vergeten wielrenner: Rebecca Twigg - 01/04/2021
“Ze geven een trui terug en vervolgens zijn ze toch nog de kampioen. Daar doet iedereen aan mee, ook jij”, aldus Eddy Bouwmans in de Avondetappe tegen Mart Smeets over ‘epo’ers’ als Bjarne Riis en heel veel anderen….