Verjaardagskalender 15 mei: Jørgen Marcussen (1950)
‘Slaying The Badger’ is de titel van het boek dat de, drie jaar terug overleden, Schotse sportjournalist en schrijver Richard Moore publiceerde over de spraakmakende Tour de France van 1986. Greg Lemond legde destijds, na een bloedstollende tweestrijd met zijn La Vie Claire-ploeggenoot Bernard Hinault, de Fransman uiteindelijk over de knie en streek de eindoverwinning op. ‘De Das’, zoals Hinault genoemd wordt, was verslagen. Gedood. Vandaar de, toch enigszins pompeuze, titel van het boek van Moore. Sportzender ESPN maakte later nog een documentaire over de Tour van 1986 met precies diezelfde titel.
Vergeleken met het ‘doden van de Das’ door Lemond is de schade die Jørgen Marcussen iets meer dan zes jaar eerder aanricht bij Hinault niet veel meer dan een speldenprik te noemen. Zo een die je in eerste instantie nauwelijks voelt nadat het puntige uiteinde van een speldje op een ondoordacht moment met de huid in aanraking is gekomen, maar die na enkele seconden toch best zeer doet en waar vervolgens heel zacht enkele druppels bloed door naar buiten beginnen te sijpelen. Je houdt je vinger onder de koude kraan, plakt een pleister en niet veel later is het leed wel weer geleden. Toch voelt de Fransman het door Marcussen uitgedeelde prikje net wat langer. En best goed ook. De Deen doorkruist Hinaults plannen om flink uit te halen in een tijdrit en grist als een dief in de nacht het dagsucces weg voor de neus van de Das.
Wie van mening is dat een tijdrit de meest eerlijke krachtproef in het wielrennen is, kent duidelijk de vijfde Giro-etappe van 1980 niet. De 36 kilometer lange chronorace, tussen Pontedera en Pisa, verloopt namelijk allerminst onder gelijke omstandigheden. Met dank aan de weergoden. Het is in het noordwesten van Italië, als de renners op dinsdag 20 mei een voor een aan de individuele proef tegen het uurwerk beginnen, de hele dag al niet bepaald het voorjaarsweer waarop je, gezien de tijd van het jaar, zou hopen, maar gaandeweg de middag verslechteren de weersomstandigheden alleen maar meer. Uitgerekend op het moment dat de klassementsrenners aan hun tijdrit beginnen, wordt er een niet aflatende hoeveelheid hemelwater naar beneden gestort. Het wegdek verandert spontaan in iets dat nog het meest lijkt op de wildwaterbaan in een Avonturenpark.
Het is koren op de molen van de vroege starters. Renners die in de eerste vijf Girodagen, bestaande uit een proloog en vier niet al te lastige etappes, tot degenen hadden behoord die het peloton niet konden volgen en al direct op achterstand in het algemeen klassement zijn komen te staan. De Fransman Bernard Quilfen, bijvoorbeeld, en de Duitser Hans Hindelang. Dankzij hun lage posities in de algemene rangschikking mogen zij relatief vroeg op de dag aan hun tijdrit beginnen. Zij rijden daardoor, in tegenstelling tot veel van hun collega’s en zeker tot de klassementsfavorieten, nog op een droog wegdek. Het levert het tweetal een verrassende top 10-klassering in de tijdrit op.
Ook Jørgen Marcussen is zo’n vroege starter. In de proloog in Genua is de Deen uit de Inoxpran-ploeg niet verder gekomen dan de 116de plaats, in een deelnemersveld van niet meer dan 130 renners. Met terugwerkende kracht doet de ploeggenoot van Giovanni Battaglin en Roy Schuiten zichzelf, nog ongewis over de weersituatie vier dagen later op weg naar Pisa, een groot plezier met die teleurstellende klassering. Marcussen rijdt een nagenoeg ‘droge’ tijdrit, terwijl hetgeen waar klassementsrenners en tijdritspecialisten als Giuseppe Saronni, Francesco Moser en Bernard Hinault enkele uren later toe veroordeeld zijn meer lijkt op waterfietsen dan op het rijden van een chronorace. Laatstgenoemde had vooraf duidelijk zijn zinnen gezet op zowel de ritzege als het boeken van flink wat tijdwinst op zijn directe concurrenten.
Hoe zeer de Das ook zijn best doet op de kletsnatte Italiaanse wegen en alle risico’s die hij daarbij neemt ten spijt, Hinault slaagt alleen in dat laatste. Ondanks dat hij Moser en Saronni behoorlijk wat achterstand aansmeert en alvast een stevige fundering legt onder zijn latere eindzege, moet de Fransman de winst in de tijdrit aan Marcussen laten. Die is, met dank aan de hem gunstig gezinde weergoden, veertien tellen sneller dan Hinault. De Fransman neemt weliswaar het roze van Moser over, maar staat met een gezicht als een oorwurm bij het podium als etappewinnaar Marcussen in het zonnetje wordt gezet. De Das is niet gedood, dat komt zes jaar later pas in de Tour de France, maar loopt wel een flink deukje op. In zijn ego.