Foto Eric HOUDAS, CC BY-SA 3.0
Verjaardagskalender 22 januari: Andrei Tchmil (1963)
Jaren voordat BN’ers in de rij staan om tijdens The Passion de rol van Judas te mogen spelen, rijdt er in het peloton een rond. Tegen wil en dank, vanzelfsprekend. De typering is bepaald niet liefkozend bedoeld en de benaming doet de renner in kwestie zichtbaar iets. Maar een niet onaanzienlijk deel van de Belgische wielerfans is onverbiddelijk en uitgesproken in haar mening. Kijk de beelden van bijvoorbeeld de Ronde van Vlaanderen of Gent-Wevelgem uit medio jaren ’90 maar eens terug op YouTube en het wemelt van de spandoeken langs de kant van de weg. ‘Tchmil = Judas’, is meermaals in dikke chocolateletters op hagelwitte lakens gekalkt om duidelijk te maken hoe men in Vlaanderen denkt over de voormalige Sovjet-Rus.
Voor de oorsprong moeten we iets verder terug in de tijd. Naar het wereldkampioenschap van 1993. In een kletsnat Oslo strijdt een twaalftal koplopers in de finale om de regenboogtrui. Onder hen renners als Miguel Induráin, Olaf Ludwig, Frans Maassen en de latere kampioen, het dan pas 22-jarige lefgozertje dat luistert naar de naam Lance Armstrong. Als die in de slotfase zijn duivels ontbindt en zijn medevluchters te slim én te snel af is, wordt pijnlijk duidelijk dat op een WK ploeg- en landsbelangen haaks op elkaar kunnen staan. In de voorste groep bevinden zich ook Johan Museeuw en Andrei Tchmil. In het dagelijks leven ploeggenoten bij het door Patrick Lefevere geleide GB-MG Maglificio. Maar op die ene dag in het jaar dat er in nationale tricots wordt gereden even niet. Museeuw vertegenwoordigt België, Tchmil Moldavië. Niet dat die laatste over een ploeg beschikt. Sterker, de Moldavische wielerbond heeft niet eens een eigen tenue. Daags voor het WK is Tchmil een kledingzaak in gedoken om er hoogstpersoonlijk het witte shirt, waarin hij rijdt, aan te schaffen. Zodra Armstrong zich losmaakt van de kopgroep verzoekt Museeuw zijn ploeggenoot het gat dicht te rijden. De Belg behoort immers tot de snelsten van de twaalf en ruikt de wereldtitel. Tchmil weigert. Vandaag rijden de twee voor hun land, is zijn verweer. Er is even geen gemeenschappelijk belang. Museeuw vloekt een paar keer stevig om de weigering, net als Lefevere en heel wieler minnend Vlaanderen. Stuk voor stuk zien ze in Tchmil een verrader. Enkele minuten later is Armstrong wereldkampioen. Museeuw sprint achter Induráin en Ludwig naar een ondankbare vierde plek. Tchmil wordt zesde. ‘Judas!’, roepen de onthutste Vlamingen naar hun televisieschermen als de Moldaviër in beeld komt.
Zeven jaar later krijgt Andrei Tchmil nog een extra rekening gepresenteerd voor hetgeen zich in Oslo afspeelde. Opnieuw wordt een WK betwist, ditmaal in het Franse Plouay. Inmiddels is Tchmil genaturaliseerd tot Belg. Na zijn gedwongen vertrek bij de ploeg van Lefevere is hij overgestapt naar Lotto, waarvoor hij intussen Milaan-Sanremo, Parijs-Roubaix en de Ronde van Vlaanderen heeft gewonnen. Niet dat de Belgische fans stonden te juichen toen Tchmil namens hun land die zeges boekte (voor de boekhouding: toen Tchmil in 1994 Parijs-Roubaix won, had hij een Oekraïens paspoort. Vanaf 1998 is hij Belg). Nog altijd zien zij een verrader in hun inmiddels landgenoot. Net als Patrick Lefevere. Als Tchmil in de slotfase van de titelstrijd in Plouay in kansrijke positie rijdt, pleegt zijn vroegere ploegbaas hoogverraad. Met zijn instructies boort hij België een wereldtitel door de neus. Lefevere heeft voor het volgende seizoen Romāns Vainšteins binnen gehaald bij zijn Domo-Farm Frites-ploeg. De snelle Let heeft geen landgenoten om hem in de slotfase van het WK te helpen, maar Lefevere tipt zijn nieuwe pupil een combine te smeden met een andere eenling, de Litouwer Raimundas Rumšas. Die wil, in ruil voor een fraaie financiële vergoeding, best het gat naar Tchmil dichtrijden. Zo geschiedt. Vainšteins rondt het werk af en grijpt de titel. Lefevere lacht in zijn vuistje. Natuurlijk ziet hij graag een Belgische wereldkampioen, maar niet ‘Judas’ Tchmil.