Wielercultuur

Verjaardagskalender 22 juni: Thomas Voeckler (1979)

Er is niemand in het peloton die zo mooi – of lelijk, smaken verschillen – kan afzien als Thomas Voeckler. Of die het zo openlijk laat blijken als de Fransman. De renner uit de bescheiden Europcar-ploeg maakt er een ware voorstelling van. Voeckler trekt bekken alsof hij model heeft gestaan voor de gapers, die in vervlogen tijden het straatbeeld sierden. Voor de jongere of onwetende lezer: apotheken hadden tot enkele decennia geleden vaak een zogenaamde gaper aan de voorgevel hangen, een beeld van een hoofd, vaak met open mond en uitgestoken tong. Enerzijds om passanten op de aanwezigheid van de apotheek te attenderen, anderzijds bij wijze van kwaliteitskeurmerk. Voeckler laat, wanneer hij afziet, binnen enkele minuten een ruime variatie aan grimassen de revue passeren. Tong ver uit de mond, dan weer niet. Blik op oneindig. Of juist oogcontact makend met de cameralens en daarmee met het miljoenenpubliek dat thuis op de bank de lijdensweg van de verwoed voort ploeterende renner op de voet volgt.

Als strijdlust een land zou zijn, was Voeckler er koning. En keizer en admiraal. Het levert de Fransman, die gedurende zijn bijna achttien jaar durende carrière altijd uitkomt voor de ploegen die geleid worden door oud-renner Jean-René Bernaudeau, een fraaie erelijst op. Twee nationale titels, Brabantse Pijl, GP Ouest-France Plouay; het zijn stuk voor stuk zeges waarmee je thuis kunt komen. Het jaarlijkse hoogtepunt is echter Voecklers optreden in de Tour. De aanvalsdrift die de Fransman in de ronde van zijn thuisland aan de dag legt, op moeilijkere momenten vaak vergezeld van een potje bekkentrekken, levert hem evenveel ‘lovers’ als ‘haters’ op.

Die laatste groep vindt hem maar een aansteller. Een aandachtstrekker, die het er om doet. Maar gelukkig zijn er ook velen die vurig hopen dat Voeckler een op het oog minder enerverende overgangsetappe zal opleuken door ten aanval te trekken. Die tactiek levert de Fransman liefst vier ritzeges in de Tour op. Hij draagt, verdeeld over meerdere jaren, twintig dagen het geel – samengevoegd dus nagenoeg een hele ronde lang! – neemt in 2012 de bolletjestrui mee naar huis en is een jaar eerder zelfs dicht bij de eindzege. Bijna doet Voeckler een Walkowiakje.

Net als de gaper moet ook deze benaming misschien even worden uitgelegd. In 1956 wint de Poolse Fransman Roger Walkowiak totaal onverwacht de Tour, nadat de favorieten een monsterontsnapping, waarvan hij deel uitmaakt, alle vrijheid geven. Walkowiak verkrijgt zo een marge van een kleine twintig minuten op favorieten als Federico Bahamontes en Charly Gaul. Terwijl zijn metgezellen in die vlucht verderop in de Tour een voor een door het ijs zakken in het klassement, houdt Walkowiak als enige stand. Hij geeft in de bergen minder prijs dan in zijn stoutste dromen en staat tot ieders verbazing, niet in de laatste plaats die van hemzelf, in Parijs nog altijd in het geel.

Mart Smeets heeft die prestatie onlangs voor zijn nieuwste boek De Tour van ‘56 nog eens minutieus gereconstrueerd. 34 jaar later is Claudio Chiappucci dichtbij een soortgelijke prestatie – pas op de voorlaatste dag steekt Greg Lemond de Italiaan voorbij in het algemeen klassement – en doordat Floyd Landis in 2006 wordt gediskwalificeerd is de Tourzege van Óscar Pereiro dat jaar in zekere zin ook een Walkowiakje. Weer vijf jaar later is het dus Thomas Voeckler die dicht bij eenzelfde truc is. De favorieten vergissen zich lange tijd in de Franse geletruidrager, die zich, al grimassen trekkend, het hooggebergte door worstelt, telkens wat van zijn voorsprong verliest, maar de leiding in het klassement dagenlang weet te behouden. Het is niet voor het eerst dat het geel krachten losmaakt in het gedrongen lijf van de Fransman, die zelf ook niet wist over zoveel klimtalent te beschikken.

In 2004 had Voeckler het geel ook al eens, voor liefst tien dagen, om de schouders mogen hebben. De vijfde Touretappe, tussen Amiens en Chartres, had hem een riante bonus opgeleverd ten opzichte van Lance Armstrong en de andere klassementsrenners. De Pyreneeën wist Voeckler, ondanks dat zijn voorsprong zienderogen was geslonken, te overleven en pas na de tweede rustdag had hij in de Alpen het geel aan Armstrong moeten overdragen. Zeven jaar later herhaalt de Fransman zijn coup. Ditmaal reikt hij een stuk verder.

Bovendien is de voorsprong op de klassementsrenners nu vele malen kleiner dan in 2004. De lastige tiende etappe naar Super-Besse Sancy, vol verraderlijke klimmetjes van tweede, derde en vierde categorie, is waar Voeckler zijn slag slaat. Even een oh-ja’tje tussendoor: dit is de beruchte rit die Johnny Hoogerland en Juan Antonio Flecha in het prikkeldraad doet belanden, nadat ze door een volgauto van de weg worden gekegeld. Beiden maakten deel uit van een vijf man sterke kopgroep, waartoe dus ook Voeckler behoort.

Terwijl Luis Léon Sanchez namens Rabobank de etappe wint, mag de strijdlustige Fransman het geel aantrekken. Met slechts drie minuten voorsprong is zijn bonus op Cadel Evans, de broers Andy en Frank Schleck en Ivan Basso beperkt, maar Voeckler houdt lang stand. Hij zwoegt. Ploetert. Klampt aan. Trekt grimassen. Imiteert een hele stad vol gapers, maar sleept zich eerst weer die verdraaide Pyreneeënreuzen over en ook in de Alpen wil hij aanvankelijk nog niet van wijken weten. De achttiende etappe, met aankomst op de Galibier, beëindigt Voeckler knap als vijfde. Precies vijftien tellen houdt hij over op Andy Schleck, die een monsterontsnapping van zestig kilometer niet alleen beloont met de etappezege, maar ook een flinke slag slaat in de strijd om het geel.

Op weg naar L’Alpe d’Huez, twee dagen voor Parijs, moet Voeckler zich gewonnen geven. De grootste Alpencols zijn de kleine Fransman net iets te machtig. Een voorsprong van vijftien seconden is dan precies niets. Evans en de beide Schlecks smeren de gele truidrager twee en een halve minuut achterstand aan en passeren hem gedrieën in het klassement. In de tijdrit op de voorlaatste dag rijdt Voeckler zich nog een keer leeg. De 42,5 kilometer rond Grenoble geven hem de kans in een krap uurtje opnieuw een arsenaal aan gelaatstrekken tevoorschijn te toveren, als ware hij een volleerd mime-artiest. Zijn vierde plek in het klassement houdt hij knap vast.

Jaren later zal de Fransman toegeven nog altijd niet graag aan de Tour van 2011 terug te denken. Hij was te dicht bij een Walkowiakje om trots te kunnen zijn op zijn topklassering. Het voelt alsof een grote kans is gemist. Als iemand er naar vraagt, begint Voeckler spontaan weer grimassen en bekken te trekken alsof hij nog een keer die vermaledijde Pyreneeën en Alpen over moet.

Bekijk ook van Vincent de Lijser

Verjaardagskalender 22 juni: Thomas Voeckler (1979)

Wielercultuur

Verjaardagskalender 21 juni: Dylan Groenewegen (1993)

Wielercultuur