Wielercultuur

Verjaardagskalender 24 juni: Robbie McEwen (1972)

Teleurstelling is vaak erger dan boosheid. Aan de vooravond van de slotetappe van de Tour de France van 1999 overheersen gevoelens van ontgoocheling in het hotel waar de Rabobank-ploeg overnacht. Het liefste zouden ze allemaal direct naar huis vertrekken. Renners, ploegleiding, verzorgers, de gehele entourage; niemand heeft zin in het plichtmatige defilé op de Champs-Élysées. De Franse ronde kan voor de oranje-witte brigade als mislukt worden beschouwd. Boos is niemand. Teleurgesteld zijn er des te meer.

Drie weken eerder had de bankiersploeg torenhoge ambities gekoesterd, maar van de plannen om zowel in het klassement een rol van betekenis te spelen als ritzeges te boeken, is helemaal niets terecht gekomen. Kopman Michael Boogerd, een jaar eerder nog verrassend vijfde geworden, was al na twee dagen op slag kansloos geraakt voor een hoge eindklassering. De doortocht over de spekgladde Passage du Gois in de tweede etappe mondt uit in een waar slagveld. Tientallen renners belanden op de grond, doordat het kort voordat het peloton de overstroombare weg tussen het eiland Noirmoutier en het vaste Franse land opdraait, nog vloed is geweest. Het lijkt alsof de 4,5 kilometer lange oversteek met groene zeep is ingesmeerd. Boogerd is een van de voornaamste slachtoffers. De Nederlander verliest door zijn val meer dan vijf minuten en kan een streep door zijn klassement zetten.

De druk binnen de Raboploeg komt volledig te liggen op het andere paard waar de boerenleenbank op wedt. Sprinter Robbie McEwen wordt geacht in vlakke ritten dagsuccessen te boeken, maar de Australiër heeft de gehele Tour lang de grootst mogelijke moeite om op te boksen tegen Mario Cipollini, Tom Steels en Jaan Kirsipuu, die de massasprints in hun voordeel beslissen. Nog een laatste kans heeft McEwen om de Tour voor Rabo te redden, maar dan zal hij in Parijs de snelste van het pak moeten zijn.

Een Touretappe winnen is al geen sinecure en dat op de Champs-Élysées doen is helemaal een lastige opgave. Tot overmaat van ramp is enkele dagen eerder de bom gebarsten tussen McEwen en zijn ploeg. In de straten van Bordeaux had de Australiër eindelijk, voor het eerst in de ronde van 1999, tot in de slotmeters mee gespurt om de overwinning. Niet meer dan een wiellengte was hij te kort gekomen om Steels van zijn derde dagsucces af te houden. Eerder teleurgesteld dan boos was McEwen niet veel later stevig van leer getrokken ten overstaan van het gretig notulerende journaille. De niet mis te verstane donderpreek, die hij indirect uitdeelt aan zijn ploeggenoten, wordt door de schrijvende pers de volgende dag nagenoeg letterlijk afgedrukt in de kranten.

McEwen steekt zijn eigen team niet één mes, maar een complete Khai Sun-set in de rug en beweert dat zijn nederlaag tegen Steels te wijten is aan het belabberde voorbereidende werk dat zijn helpers zouden hebben afgeleverd. Met die uitspraak zet de Australiër niet alleen de sfeer binnen Rabobank op scherp, maar ook zijn eigen positie binnen het team. Het contract van McEwen loopt af en de ploegleiding is door het langdurig uitblijven van een aansprekend resultaat niet van zins dat te verlengen. ‘Als hij zegt dat hij de sprinter van de ploeg is, moet hij dat laten zien en hier gewoon een keer winnen’, tekent het NRC op uit de mond van assistent-ploegleider Adri van Houwelingen. Het is een opmerking waar niet bepaald veel vertrouwen in doorklinkt.

De twee vorige Touroptredens van McEwen namens Rabobank waren ook al niet uitgemond in een groot succes. Beide keren had de sprinter echter een geldig excuus. In 1997 brak hij twee maanden voor de Franse ronde in de Vierdaagse van Duinkerke zijn rechtersleutelbeen, nadat hij op een geparkeerde auto was geklapt. Een jaar later stond hij ziekig en vermoeid aan de start en kwam opnieuw niet toe aan een dagsucces. Driemaal is scheepsrecht. McEwen lijkt er in 1999 beter voor te staan, maar komt er, als gezegd, drie weken lang niet echt aan te pas.

De wederzijdse teleurstelling ontaardt in een potje moddergooien tussen renner en ploeg. Van Houwelingen geeft tussen de regels door aan niet echt in zijn pupil te geloven, McEwen vindt op zijn beurt dat zijn knechten hem te vaak in de steek laten. Als beide partijen worden geconfronteerd met elkaars uitspraken, zijn ze allebei van mening verkeerd te zijn geciteerd. ‘De ploegleiding gelooft de pers en niet mij’, zegt een gefrustreerde McEwen tegen Ward op den Brouw van het NRC, waarmee hij aangeeft dat de haarscheuren in de onderlinge verstandhouding al niet meer te repareren zijn.

Desondanks willen beide partijen in Parijs hun eer proberen te redden en zich van hun beste kant laten zien. Op de Champs-Élysées bewijst de Rabobankploeg wel degelijk een goed geoliede sprinttrein te kunnen vormen. In de laatste honderden meters rondt McEwen het voorbereidende werk van zijn ploeggenoten feilloos af. Erik Zabel en Silvio Martinello worden naar de ereplaatsen verwezen. ‘Ik heb altijd gezegd dat ik het kon’, laat de ritwinnaar optekenen. De Tour van Rabobank is op de slotdag gered. Opluchting neemt de plaats van teleurstelling in als de renners de thuisreis aanvaarden.

De relatie tussen McEwen en zijn ploeg is echter niet meer te redden. De Australiër zal in de jaren die volgen in totaal nog elf Tourritten weten te winnen en driemaal de groene trui van het puntenklassement mee naar huis nemen. Niet namens de Raboploeg, maar in dienst van het Belgische Lotto.

Bekijk ook van Aan-Age Dijkstra

Verjaardagskalender 24 juni: Robbie McEwen (1972)

Wielercultuur

Uit ons archief: Zo vader, zo dochter…

Koersverhalen